• No results found

Paragraaf 4.1 Inleiding

De digitalisering van het burgerlijk procesrecht is volkomen begrijpelijk vanuit het oogpunt van een steeds verder moderniserende samenleving. Het digitaliseren van de civiele

procedures is een juiste en logische stap. Echter, de praktische en juridische uitwerkingen voor zover op dit moment kenbaar zijn, kunnen nog verbeterd worden. Of de toegang tot de rechter voldoende gewaarborgd is met de invoering van project KEI, wordt beantwoord aan de hand van dit onderzoek maar hangt ook nog deels af van de uitwerking van project KEI in de praktijk. Naar aanleiding van de verschillende aspecten, die volgens artikel 6 EVRM voortvloeien uit het recht op toegang tot de rechter, zal een definitief antwoord worden gegeven op de in deze scriptie behandelde vraag.

Paragraaf 4.2 De rol van de rechter onder project KEI

De rechter zal in de kern dezelfde werkzaamheden blijven uitvoeren en de eigen

onafhankelijkheid en onpartijdigheid in ogenschouw houden. Ernstige problemen voorzie ik in dit kader niet, bij de invulling van de bevoegdheden van de rechter door de versterkte regie- en regisseursrol heb ik wel de nodige kritiekpunten. De rol van de rechter verandert in dit opzicht. De belangrijke (actieve en flexibele) functie die van de rechter wordt verwacht met betrekking tot het verloop van de procedure en zijn/haar invloed op het proces moet goed worden ingevuld. De rechter dient zich bewust te zijn van het feit dat het belang van partijen voorop moet staan in plaats van zijn/haar eigen zin/bereidheid/wil (hieronder valt

bijvoorbeeld afwijking van de basisprocedure, maatwerk leveren, het verzamelen van informatie en de kwaliteit van de rechtspraak). Dit levert mogelijk onzekerheid en onvoorspelbaarheid van de procedure op.

Er is in het algemeen weinig aandacht geschonken aan wat een rechter in project KEI nodig heeft om goed te kunnen voldoen aan de taken die project KEI oplegt. De rechter dient namelijk rekening te houden met een andere tijdsindeling en moet zich een nieuwe manier van werken eigen maken (digitale systemen, een digitaal dossier, digitale zittingen, etc). Nergens blijkt uit dat rechters hier goed op zijn voorbereid. De werkdruk van medewerkers van de gerechten zal tevens verhoogd worden, voornamelijk de griffie krijgt veel (nieuw) werk toebedeeld. Ook deze medewerkers dienen zich aan de vereisten van artikel 6 EVRM te houden. De verschuiving van deze werkzaamheden is niet geheel wenselijk aangezien deze

38

medewerkers via landelijke reglementen dienen te werken terwijl zij minder zicht hebben op de procedure van partijen dan rechters. Dit zou nadelige gevolgen kunnen hebben voor partijen.

Paragraaf 4.3 De toegang tot de civiele procedure onder project KEI

De procedures zullen eenvoudiger en sneller worden door de nieuwe basisprocedure. Deze zorgt voor een laagdrempelige toegang tot de rechter via de webportalen en het gebruik van webformulieren. Belangrijk in deze is wel dat de snelheid en efficiëntie niet ten koste mag gaan van de kwaliteit. De rechtzoekende moet alsnog zelf (althans met behulp van een rechtsbijstandverlener) de stap nemen naar de rechter. De toegang tot de rechter blijft gewaarborgd aangezien de mogelijkheid om te procederen op papier behouden blijft (en de komende jaren mogelijk zou moeten blijven) voor natuurlijke personen en informele

verenigingen. Immers, er bestaat nog steeds een gedeelte van de bevolking met minimale of geen digitale kennis. Of de toegang tot de digitale systemen daadwerkelijk informeel,

begrijpelijk en eenvoudig zijn, zal in de toekomst blijken en hangt af van de uitwerking in de praktijk. In de voorgaande hoofdstukken is uitgegaan van beschrijvingen van

‘MijnRechtspraak’ en de system-to-system koppelingen. Er is echter (nog) geen compleet inzicht mogelijk in de uiteindelijke inrichting en het uiterlijk van deze digitale systemen. De verwachtingen zijn wel positief.

De digitale systemen zouden naar mijn mening een beperking van de toegang tot de civiele procedure op kunnen leveren. De afhankelijkheid van de systemen van het gebruik van een DigID kan de toegang tot de rechter daadwerkelijk versperren en dient echt opgelost te worden. Ondanks de beloftes en geruststellingen blijft het onduidelijk of de systemen veilig genoeg zijn, goed aansluiten op andere systemen en of er adequaat wordt omgegaan met bijvoorbeeld storingen. Daarnaast bevatten de digitale systemen enkele beperkingen. De implementatie van de nieuwe wetgeving zal niet doorgaan als de systemen niet voldoende functioneren, de Eerste Kamer meent terecht dat er geen risico’s kunnen worden genomen in het kader van het recht op toegang tot de rechter. Door deze afspraak wordt het recht op toegang tot de rechter gewaarborgd en lopen rechtzoekenden en ketenpartners niet het gevaar om te moeten werken met een systeem dat onvoldoende functioneert.

De nieuwe terminologie waarmee onder andere een procedure wordt ingeleid zou de toegang tot de rechter en de civiele procedures mijns inziens kunnen beperken. Naast dat men zal moeten wennen aan de terminologie is het geheel onnodig en enkel verwarrend voor

39

rechtzoekenden, ketenpartners en rechters. De regelgeving omtrent de civiele procedures is niet ingrijpend veranderd. De procedures zijn wel gedigitaliseerd en er geldt een uniforme procesinleiding maar de vordering- en verzoekprocedures zijn helaas niet nader

samengebracht. Het enkele argument van de overheid dat het minder werk was om één werkproces te creëren in plaats van twee is zwak. Dat de materiële wetgeving niet wordt aangepakt maar doorgeschoven wordt naar de toekomst is een gemiste kans. De

basisprocedure met de nadruk op de mondelinge behandeling is wel een nieuw fenomeen maar heeft veel van dezelfde mogelijkheden die het huidige systeem nu al biedt.

Ook is er over bepaalde onderwerpen niet (goed) nagedacht, enkele voorbeelden hiervan zijn het schrappen van wetsartikelen die niet geschrapt mochten worden en uiteindelijk ook behouden zijn en het niet nadenken over situaties die kunnen voorkomen waar project KEI nog steeds geen oplossing in biedt (verval van rechtswege bij conservatoir beslag, het invullen van persoonlijke gegevens terwijl dit onwenselijk is en het niet mogelijk maken van het observeren van andere zaken dan enkel de eigen zaak). Deze onderwerpen zouden de toegang tot de rechter impliciet kunnen beperken.

Paragraaf 4.4 Minimalisatie van feitelijke (financiële) en wettelijke belemmeringen onder project KEI

Het griffierechtenstelsel leverde en leveren geen breuk op met het recht op toegang tot de rechter en wordt slechts gemoderniseerd, dit is mijns inziens gunstig. Het griffierechtenstelsel is aldus een toegestane beperking op artikel 6 EVRM. Gefinancierde rechtsbijstand blijft tevens gewaarborgd onder project KEI aangezien het systeem van gesubsieerde rechtsbijstand blijft bestaan.

De aanscherping van termijnen en vastlegging van deze termijnen in de wet is op zich een positieve ontwikkeling. Het is wel van groot belang dat de termijnen en het verlenen van uitstel afhankelijk blijven van de omstandigheden van een zaak, zoals het EHRM heeft bepaald en dat de termijnen niet te strikt worden gehandhaafd. De uitwerking van een landelijk procesreglement waar deze termijnen en mogelijkheden tot uitstel zijn uitgewerkt zou wel voor onzekerheid en verwarring kunnen zorgen en zou een beperking op het recht op toegang tot de rechter kunnen opleveren. Rechters zijn gebonden aan het landelijk

procesreglement, maar partijen zijn dat niet. Het concept procesreglement bindt partijen wel en bevat voorschriften voor partijen. Ook is het van groot belang dat dit landelijk

40

zodat er geen ‘eigen’ regelingen gaan circuleren, dit is negatief voor de uniformering van het beleid en kan wederom zorgen voor onzekerheid en verwarring bij partijen.

Paragraaf 4.5 Hoor en wederhoor onder project KEI

Hoor en wederhoor blijft gewaarborgd als men er in de mondelinge behandeling van uitgaat van de omstandigheden en dat partijen voldoende gelegenheid krijgen om hun standpunten aan de rechter uit te leggen. Bovendien moet de ‘equality of arms’ in ogenschouw worden gehouden, dit betekent concreet dat de faciliteiten in de rechtszaal onder project KEI gelijkwaardig dienen te zijn.

Paragraaf 4.6 Conclusie

De toegang tot de rechter blijft gewaarborgd onder project KEI, de aspecten die een beperking tot de toegang tot de rechter zouden kunnen vormen, lijken mij op dit moment niet ernstig genoeg om te spreken van een inbreuk op het recht op toegang tot de rechter afgeleid uit artikel 6 EVRM.

Paragraaf 4.7 Aanbevelingen

- de huidige terminologie (zo veel mogelijk) aanhouden;

- een analyse maken voor rechters, denk aan het niveau van rechters, jonge rechters kunnen veel beter met digitalisering omgaan dan de wat oudere rechters en adequate cursussen vanuit de gerechten aanbieden;

- toezicht en verduidelijking van de procesreglementen of een andere inrichting van deze voorschriften realiseren (gedeeltelijk in de wet opnemen en enkel binding voor rechters in een landelijk procesreglement);

- digitale systemen niet volledig onafhankelijk maken van een DigID en in aanvulling op deze mogelijkheid een account creëren die gekoppeld kan worden aan een geldig bewijs van identiteit of verblijf;

- een leidraad creëren voor de bevoegdheden en flexibiliteit die wordt verwacht van rechters in de procedures, ofwel verduidelijking van de strekking van de regierol van de rechter.

- een mogelijkheid in het digitale systeem om persoonsgegevens af te schermen of de mogelijkheid om de woonplaats te kiezen van het adres van bijvoorbeeld een advocatenkantoor.

41

Literatuurlijst

Literatuur

1. Ahsmann 2015

Ahsmann, M, KEI: steengoed of drijfzand?, DJ 2015/1526 [online via Legal Intelligence]

2. Aarde & Prins 2016

Aarde, C.M., Prins, J.E.J., ‘Digitalisering binnen de rechtspraak: van KEI naar Big

Data’, THEMIS 2016-2 [online via Legal Intelligence]

3. Boeder 2014

Boeder, O.J., De procesinleiding volgens KEI ontleed, Tijdschrift voor de procespraktijk 2014-4 [online via Legal Intelligence]

4. Bolt 2015

Bolt, H, Mendlik, J., ‘Kwaliteit van rechtspraak. De K van KEI, NJB 2015/1592 [online via Rechtsorde]

5. Bovend’Eert 2016

Bovend’Eert, P., ‘Het rechtskarakter van procesreglementen en andere

rechtersregelingen’, NJB 2016/257

6. Eshuis 2007

Eshuis, R.J.J., ‘Het recht in betere tijden: over de versnelling van civiele procedures’, Boom 2007 [online via wodc]

7. Giesen 2016

Giesen, I. ‘Asser procesrecht 1 beginselen van burgerlijk procesrecht’ Wolters Kluwer Nederland 2016 [online via Rechtsorde]

8. Helm, van der 1996

Van der Helm, I, Wesseling-Van Gent, E.M., ‘De redelijke termijnen in civiele procedures’ Trema 1996 [online via www.rechtspraak.nl]

42 9. Dammingh 2015

Dammingh, J.J., van den Berg, L.M., ’Enkele inhoudelijke aspecten van KEI: waar

gaat en waar moet het naartoe?’, TCR 2016/01 [online via Rechtsorde]

10. Jansen 2000

Jansen, A.M.L., ‘De redelijke termijn’, diss. Tilburg 2000. 11. Klaassen 2015

Klaassen, C, ‘De rechter gaat digitaal… nou en?’, AA 2015/6 (opinie) [online via Legal Intelligence]

12. Klaassen 2016

Klaassen, C.J.M., ’Het recht op pleidooi, mede in het licht en zicht van ‘KEI’: een

terug- en vooruitblik’, AA 2016/03 [online via Rechtsorde]

13. Klaassen 2016

Klaassen, C.J.M., ‘De civiele procedure volgens KEI’, THEMIS 2016-2 [online via Legal Intelligence]

14. Mierlo, van 2015

Mierlo van, A.I.M., Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht; procederen

in nieuwe jas na KEI, WPNR 2015/7065 [online via Legal Intelligence]

15. Nederlands Juristenblad 2016

Nederlands Juristenblad, ‘Pijnpunten Rechtspraak’, NJB 2016/632 [online via Rechtsorde]

16. Ros 2016

Ros, A.W.J., KEI: Kans of Keurslijf?, NJB 2016/260 [online via Rechtsorde]

17. Smits 2008

43 18. Teuben 2012

Teuben, K., Griffierecht en het recht op de toegang tot de rechter, CB 2012-15 [online via cassatieblog]

19. Teuben 2015

Teuben, K., Jansen, K.J.O., ‘Het Wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering

procesrecht: kanttekeningen vanuit de procespraktijk’, TCR 2015/02 [online via

Rechtsorde]

20. Den Tonkelaar 2016

Den Tonkelaar, J.D.A., ‘De regisserende zaaksrechter: de regierol van de rechter

volgens KEI’, TCR 2015/4.2 [online via Rechtsorde]

21. Valk

Valk, W.L.,‘De mondelinge behandeling in het civiele hoger beroep, in: Hoger beroep en innovatie [online via Rechtsorde]

Kamerstukken

1. Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. 1 (wetsvoorstel) [online via Overheid]

2. Kamerstukken II 2014/15, 34 138, nr. 1 (wetsvoorstel) [online via Overheid]

3. Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. 3 (memorie van toelichting) [online via Overheid]

4. Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. 2 (voorstel van wet) [online via Overheid]

5. Kamerstukken II 2014/15, 34 059, nr. A (gewijzigd voorstel van wet) [online via Overheid]

6. Kamerstukken II 2014/15, 34 138, nr. 2 (voorstel van wet) [online via Overheid]

7. Kamerstukken I 2015/16, 34 059/34 138, nr. D (memorie van antwoord) [online via Eerste Kamer]

44

8. Kamerstukken II 2015/16, 34 059, nr. F, (nadere memorie van antwoord) [online via Overheid]

9. Kamerstukken I 2015/16, 34 059/34 138, nr. C (brief inzake voortgangsrapportage KEI) [online via Eerste Kamer]

10. Kamerstukken I 2015/16, 34 059, nr. G (brief inzake voortgangsrapportgage KEI) [online via Eerste Kamer]

11. Kamerstukken I 2015/16, nr. 37, item 3 (verslag van de vergadering van 5 juli 2016) [online via Eerste Kamer]

12. Kamerstukken I 2015/16, nr. 37, item 12 (verslag van de vergadering van 5 juli 2016) [online via Eerste Kamer]

Overig

1. Teuben 2004

Teuben, K., ‘Rechtsregelingen in het burgerlijk procesrecht’, Proefschrift, Kluwer Deventer 2004 [online via open acces leidenuiv.nl]

2. Rapport 2009

Barkhuysen, T., van Emmerik, M.L., Gerards, J.H., ‘De toegang tot de rechter en een eerlijk proces in de Grondwet? Behoeft de Nederlandse Grondwet aanvulling met een recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces?’, Kluwer, Alphen aan den Rijn 2009 [online via Rijksoverheid]

3. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2010

NVvr, ‘Toegang tot de rechter Spanningen tussen waarborgen en efficiency’, Boom Juridische uitgevers Den Haag 2010 [geleend]

4. Rapport significant 2014

Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak Impactanalyse ketenpartners, Barneveld mei 2014 [online via Legal Intelligence]

45 5. KEI 2015

KEI- congres ‘de rechtspraak van morgen, 29 januari 2015, Rotterdam [online via Legal Intelligence]

6. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2014

NVvR, ‘Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak’, januari 2014 [online via www.rechtspraak.nl]

7. Nederlandse Orde van Advocaten 2015

NOvA, Brief rechtspraak inzake KEI-voorwaarden, 9 december 2015 [online via Legal Intelligence]

8. Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak 2015

NVvr, ‘Procesinnovatie: KEIgoede ideeën’ Boom Juridische uitgevers Den Haag 2015 [geleend]

9. Rueb & Gras 2015

Rueb, A.S., Gras, E., Compendium, ‘Compendium van het burgerlijk procesrecht’, Wolters Kluwer 2015 [in persoonlijk bezit]

10. Wolters Kluwer 2016

Webinar, ‘Lunchbreak: Digitalisering rechtspraak (KEI): bent u hier al op voorbereid?’, 13 juni 2016 Wolters Kluwer [online bekeken]

11. Eerste Kamer 2016

‘KEI’, Eerste Kamer, eerstekamer.nl (zoek op KEI) 12. Eerste Kamer 2016

‘Tijdljin KEI’, Rechtspraak 2016, rechtspraak.nl (zoek op tijdlijn KEI) 13. Overheid 2016

‘Toelichting op consultatiestukken’, overheid 24 oktober 2013 p. 1, overheid.nl (zoek op internetconsultatie KEI)

14. Rechtspraak 2016

46

Jurisprudentie EHRM [online via HUDOC]

1. EHRM 17 januari 1970, ECLI:CE:ECHR:1970:0117JUD000268965 (Delcourt/België) 2. EHRM 07 mei 1974, ECLI:CE:ECHR:1974:0507JUD000193663

(Neumeister/Oostenrijk)

3. EHRM 21 februari 1975, nr. A 18 ECLI:CE:ECHR:1975:0221JUD000445170 (Golder/Engeland)

4. EHRM 9 oktober 1979, ECLI:CE:ECHR:1979:1009JUD000628973 (Airey/Ierland), 5. EHRM 27 februari 1980, ECLI:CE:ECHR:1980:0227JUD000690375 (Deweer/België) 6. EHRM 10 februari 1983, ECLI:CE:ECHR:1983:0210JUD000729975;

ECLI:CE:ECHR:1983:0210JUD007496/76 (Albert & Le Compte/België)

7. EHRM 25 juni 1987, ECLI:CE:ECHR:1987:0625JUD000938181 (Capuano/Italië) 8. EHRM 24 mei 1989, ECLI:CE:ECHR:1989:0524JUD001048683

(Hauschildt/Denemarken)

9. EHRM 21 september 1991, ECLI:CE:ECHR:1991:0921JUD001710190 (Fayed/Engeland)

10. EHRM 16 december 1992, ECLI:CE:ECHR:1992:1216JUD001212986 (Hennings/Duitsland)

11. EHRM 22 oktober 1996, ECLI:CE:ECHR:1996:1022JUD002208393 (Stubbings/Verenigd Koninkrijk)

12. EHRM 1 april 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0401JUD0018357911835791 (Hornsby/Griekenland)

13. EHRM 26 oktober 2000, ECLI:CE:ECHR:2000:1026JUD003021096 (Kudla vs. Polen) 14. EHRM 19 juni 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:0619JUD002824995 (Kreuz/Polen)

15. EHRM 6 december 2001, ECLI:CE:ECHR:2001:1206JUD004172798 (Yagtzilar e.a./Griekenland)

16. EHRM 16 juli 2002, ECLI:CE:ECHR:2002:0716JUD005654700 (P., C. en S./ Verenigd Koninkrijk)

17. EHRM 9 november 2004, ECLI:CE:ECHR:2004:1109JUD004630099 (Marpa Zeeland/Nederland)

47

18. EHRM 15 februari 2005, ECLI:CE:ECHR:2005:0215JUD006841601 (Steel & Morris/het Verenigd Koninkrijk)

19. EHRM 08 juni 2006, ECLI:CE:ECHR:2006:0608JUD007552901 (Sürmeli vs. Duitsland)

20. EHRM 23 november 2006, ECLI:CE:ECHR:2006:1123JUD007305301 (Jussila vs. Finland)

21. EHRM 24 februari 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:0224JUD004923007 (L’Erablière A.S.B.L./België)

22. EHRM 22 februari 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0222JUD002603608 (Lalmahomed/Nederland)

23. EHRM 21-06-2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0621JUD004657509 (Belizzi/Malta) 24. EHRM 09 oktober 2012, ECLI:CE:ECHR:2012:1009JUD nr. 38245/08 (R.P. e.a. vs.

Verenigd Koninkrijk)

25. EHRM 7 juli 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:0707JUD001849908 (Shamoyan/Armenië)

Nationale jurisprudentie Gerechtshoven

1. Hof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:HR:2015:1064 2. Hof Amsterdam, ECLI:NL:HR:2015:1075

Hoge Raad 1. HR 26 november 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4485 2. HR 29 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1829 3. HR 15 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2013 4. HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0860 5. HR 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5634 6. HR 28 april 2000, ECLI:NL:GHSGR:2000:AD3156 7. HR 30 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4497 8. HR 27 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS7054

48 9. HR 10 maart 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU8172 10. HR 28 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0655 11. HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB9669 12. HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2255 13. HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7311 14. HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BQ6079 15. HR 4 november 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BQ7045 16. HR 27 januari 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV2020 17. HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:413 18. HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736 19. HR 5 september 2014, ECLI:NL:PHR:2014:372 20. HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2813 21. HR 26 september 2014, ECLI:NL:2014:2798 22. HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2894 23. HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3076

24. HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1064 en ECLI:NL:HR:2015:1075 25. HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1684

26. HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3614 27. HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:607

49

Bijlage I

Hoogte van de vordering of het verzoek Griffierecht niet-natuurlijke personen

Griffierecht voor natuurlijke personen

Griffierecht voor onvermogenden

Griffierechten bij de rechtbank voor kantonzaken

- onbepaalde waarde

- niet meer dan € 500

€ 117 € 79 € 79

- meer dan € 500

- niet meer dan € 12.500

€ 471 € 223 € 79

- meer dan € 12.500 € 941 € 471 € 79

Griffierechten bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken

- onbepaalde waarde € 619 € 288 € 79

- niet meer dan € 100.000 € 1.929 € 885 € 79

- meer dan € 100.000 € 3.903 € 1.548 € 79

Griffierechten bij Gerechtshoven

- onbepaalde waarde

- niet meer dan € 12.500

€ 718 € 314 € 314

- meer dan € 12.500

- niet meer dan € 100.000

€ 1.957 € 718 € 314

- meer dan € 100.00 € 5.213 € 1.631 € 314

Griffierechten bij de Hoge Raad

- onbepaalde waarde

- niet meer dan € 12.500

€ 785 € 325 € 325

- meer dan € 12.500

- niet meer dan € 100.000

€ 2.607 € 785 € 325

50

Bijlage II

Dit is een overzicht van de opiniegevers die hebben gereageerd in het kader van de internetconsultatie KEI. Het overzicht is bedoeld als verwijzingsmiddel. De volledige internetconsultaties zijn te raadplegen via de volgende weblink:

51

Universiteit van Amsterdam

Abstract

29-07-2016

Naar aanleiding van de digitalisering van de Nederlandse maatschappij zal ook het burgerlijk procesrecht gewijzigd en gedigitaliseerd worden door project KEI. De KEI-wetsvoorstellen zijn 12 juli jl. aangenomen door de Eerste Kamer. Het doel van deze scriptie is het

onderzoeken of de toegang tot de rechter, afgeleid uit artikel 6 EVRM onder KEI nog voldoende gewaarborgd is. De onderzoeksmethoden die voor deze scriptie zijn gebruikt bestaan uit literatuuronderzoek, jurisprudentieonderzoek, een analyse van de reacties op de internetconsultaties, een analyse van de kamerstukken en het bijwonen van een Webinar. De onderzoeksresultaten richten zich in het eerste hoofdstuk op de aspecten die voortvloeien uit de toegang tot de rechter, zoals toegang tot de eenvoudige en informele inrichting van de civiele procedures, de minimalisatie van feitelijke (financiële) en wettelijke belemmeringen (griffierecht, gefinancierde rechtsbijstand en het recht op een uitspraak binnen een redelijke termijn) en het recht op hoor en wederhoor. Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de huidige civiele procedures en de verhouding tot de toegang tot de rechter besproken. In hoofdstuk 3 zijn de veranderingen die project KEI met zich meebrengt getoetst aan artikel 6 EVRM. In hoofdstuk 4 is uiteindelijk een antwoord gegeven op de centrale vraag en zijn een aantal aanbevelingen geformuleerd.

De conclusie van dit onderzoek is dat de toegang tot de rechter gewaarborgd blijft onder project KEI. Er zijn echter wel aspecten die een beperking op zouden kunnen leveren. Deze zijn op dit moment niet ernstig genoeg om te spreken van een inbreuk op artikel 6 EVRM. De regie- en regisseursrol van de rechter in project KEI levert wel de nodige kritiek op in het kader van werkdruk, tijdsinvestering, invloed op het proces, belangen van partijen,

bevoegdheden en het procesverloop. Dit zorgt voor onzekerheid en onvoorspelbaarheid voor partijen. De toegang tot de civiele procedure middels de digitale systemen kan ook

problematisch zijn voor de toegang tot de rechter. De systemen kennen beperkingen, de systemen brengen risico’s met zich mee en bepaalde punten zijn onvoldoende doordacht. De afhankelijkheid van een DigID levert een belemmering op en de nieuwe terminologie zorgt voor verwarring. De inrichting en het uiterlijk van deze systemen hangen nog gedeeltelijk af van de toekomst. Het griffierechtenstelsel en de gefinancierde bijstand leveren geen breuk op met het recht op toegang tot de rechter en worden slechts gemoderniseerd. De aanscherping en vastlegging van termijnen levert geen inbreuk op van artikel 6 EVRM maar dient

52

uitwerking en de toepassing van een landelijk procesreglement. Ook hoor en wederhoor blijft gewaarborgd als men rekening blijft houden van de omstandigheden en de ‘equality of arms’.

(437 woorden)

Naam : K.E. Kuyt

Studentnummer : 10490175

Mastertrack : Privaatrechtelijke Rechtspraktijk Begeleider: : R.G. Hendrikse

GERELATEERDE DOCUMENTEN