• No results found

Zoals in de inleiding de onderzoeksvraag wordt beschreven, kijkt dit onderzoek naar kenmerken van een protest en de media, welke ervoor kunnen zorgen dat een protest meer aandacht genereert en sneller geciteerd wordt. Een probleem voor veel SMO’s is nu namelijk dat het ze niet lukt om die aandacht te krijgen (McCarthy, Titarenko, McPhail, Rafail &

Augustyn, 2008). Dat maakt dit onderzoek voor hen erg relevant. Media-aandacht wordt in deze studie dus door twee factoren gemeten welke beïnvloed worden door twee onafhankelijke variabelen.

2.A. Afhankelijke Variabelen

Er zijn twee afhankelijke variabelen in dit onderzoek te onderscheiden die media-aandacht meten. Dat zijn namelijk de lengte van een artikel en de aanwezigheid van de protestkant (standing). Met de lengte wordt de werkelijke grootte van een artikel bedoeld. Het gaat dus om het absoluut aantal woorden. De variabele lengte kent een ratio-meetniveau. Van een variabele die op dat niveau gemeten wordt, kunnen we heel makkelijk de gemiddelden van verschillende groepen vergelijken. De artikelen die meegenomen worden in dit onderzoek zijn

de artikelen die daadwerkelijk over een protest schrijven en waarbij niet het woord ‘protest’

enkel genoemd wordt. Door te kijken naar de lengte van een artikel kan er gekeken worden welke protesten uitvoerig beschreven worden en welke niet.

De tweede factor die media-aandacht meet, is de aanwezigheid van de protestkant in een artikel. Dit is een dichotome variabele aangezien voor elk artikel alleen aangegeven kan worden of de protestkant wel of niet wordt geciteerd. De categorieën binnen deze variabele zijn dan ook ‘ja’ en ‘nee’. Van deze variabele worden de frequenties binnen de verschillende groepen met elkaar vergeleken. Door deze variabele in dit onderzoek mee te nemen, kan er gekeken worden welk soort nieuwsorganisatie vaker een protestkant citeert en welke protesten er vaker geciteerd worden.

2.B. Onafhankelijke Variabelen

Er is een onafhankelijke variabele die in deze studie meegenomen wordt en waarbij er gekeken wordt of het van invloed is op de media-aandacht. Dat is het type nieuwsorganisatie.

Met het type nieuwsorganisatie wordt het politiek-georiënteerde karakter van de organisatie bedoeld. De organisaties die hier meegenomen worden, zijn het linkse MSNBC en het rechtse FOX News. Belang van deze factor is om te kijken of een verschil in aandacht kan liggen aan de politieke voorkeur die een mediaorganisatie heeft. Eerdere studies toonden aan dat MSNBC vaker de protestkant citeert dan FOX News dat doet (Weaver & Scacco, 2013 &

Feldman et al., 2012). Dit was echter in het kader van enkel de Tea Party Movement en klimaatverandering. Tevens werden hier transcripten en nieuwsuitzendingen onderzocht en is dat niet hetzelfde als wat er in deze studie gedaan wordt.

Dit onderzoek kent naast de onafhankelijke variabele ook een moderator. Dat is namelijk het type protest waarbij tevens onderscheid gemaakt wordt tussen linkse en rechtse protesten. De linkse sociale bewegingen die met hun protesten in deze studie worden onderzocht zijn: Black lives Matter (BLM) en Occupy Wall Street (OWS). De rechtse partijen die worden onderzocht zijn: March for Life (MFL) en Tea Party Movement (TPM). BLM en OWS worden aan het linkerkant van het politieke spectrum geplaatst omdat ze overwegend progressief zijn. MFL en TPM zijn overwegend conservatief en worden daarom rechts geplaatst. Black Lives Matter is een beweging die zich inzet tegen politiegeweld gericht op Afro-Amerikanen. Daarbij komt het op voor gelijkheid van de Afro-Amerikaanse gemeenschap. March for Life zet zich in voor het recht op leven. Hun grootste speerpunt is dan ook het protest tegen abortus. Daarom houdt de groepering hun protest altijd op de dag dat abortus door het Hooggerechtshof is goedgekeurd. Occupy Wall Street ontstond in

Amerika en verspreidde zich wereldwijd. De protestanten keren zich tegen de hebzucht van Wall Street en de financiële instellingen daar. Ze stellen dat die hebzucht de oorzaak is van de crisis die in 2008 uitbrak. Tot slot is daar de Tea Party die zich vooral afzette tegen de hoge overheidsuitgaven en belastingpraktijken.

2.C. Hypothesen

Voor dit onderzoek is er dus een onderzoeksvraag opgesteld welke in de inleiding reeds genoemd is. Om die onderzoeksvraag te testen, zijn er een aantal hypothesen opgesteld die hierop antwoord geven. De onderzoeksvraag zelf luidt nogmaals:

RQ: Wat voor een invloed heeft het type nieuwsorganisatie op de media-aandacht die een protest krijgt en wat is de rol van het soort protest daarbij?

Allereerst wordt er gekeken naar het verband tussen het soort nieuwsorganisatie en de media-aandacht. Deze hypothese houdt in eerste instantie het type protest constant en dus zal er alleen gekeken worden naar de lengte van de artikelen in de twee verschillende organisaties over protesten. Franzosi (1987) is een van de eerste onderzoekers die naar dit fenomeen heeft gekeken. Vergelijkingen tussen verschillende nieuwsorganisaties van hem laten zien dat het beleid van kranten voor het opstellen van een hoofdartikel, bepaald wordt door de gebeurtenissen die in de nieuwssectie aan bod komen. Nieuwsredacteuren reageren namelijk anders op protesten afhankelijk van het onderwerp en de link met politieke processen.

Specifiek komt hier naar voren dat linksgeoriënteerde kranten meer protestnieuws onder de aandacht brengen dan rechtse kranten. Ook Kriesi, Hanspeter, Koopmans, Duyvendak &

Giugni (1995), Oliver & Myers (1999) en Oliver & Maney (2000) vinden deze resultaten in hun onderzoek. Deze studie neemt alleen geen kranten op als onderzoeksitems, maar online nieuwsorganisaties. Ondanks dat dit niet hetzelfde is, vormen deze bevindingen wel het uitgangspunt voor de eerste hypothese.

H1: Linkse nieuwsorganisaties publiceren langere artikelen over protesten dan rechtse nieuwsorganisaties.

De tweede hypothese gaat over het hoofdeffect dat het soort nieuwsorganisatie heeft op het wel of niet citeren van de protestkant van een protest. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat linkse nieuwsorganisaties meer standing kennen dan rechtse nieuwsorganisaties (Amenta,

Elliot, Gardner, Tierney & Yerena, 2012). Ook Hertog & McLeod (1995) sluiten zich aan bij deze bevindingen. Zij vonden bewijs dat linkse nieuwsorganisaties vaker de protestkant citeren en dat rechtse nieuwsorganisaties vaker de kant van de macht ondersteunen. Weaver &

Scacco (2013) sluiten zich aan bij deze resultaten. Net als Feldman et al. (2012) hebben zij een onderzoek uitgevoerd waarbij al eerder een vergelijking is gemaakt tussen MSNBC en FOX News. Beide onderzoeken vonden het significante resultaat dat MSNBC vaker de protestkant citeert dan FOX News dat doet. Dit verschil zou goed mogelijk zijn doordat MSNBC progressief is en FOX News conservatief. MSNBC staat eerder open voor verandering. Daarom luidt de tweede hypothese:

H2: In artikelen van linkse nieuwsorganisaties over protesten wordt sneller de protestkant geciteerd dan bij een rechtse nieuwsorganisatie.

De derde hypothese neemt het type protest mee als modererende factor. Zowel Andrews &

Caren (2010) als McCarthy et al. (2008) vonden namelijk bewijs dat de visie van de nieuwsorganisatie in lijn moet zijn met de visie en gedachtes van het protest. Hoe minder de organisatie het eens is met de principes en visie van een sociale beweging, hoe minder zij erover zullen schrijven. Weaver & Scacco (2013) vinden zelfs bewijs dat een nieuwsorganisatie sneller geneigd is om negatief over een protest te spreken wanneer het tegengesteld is aan hun politieke voorkeur. Dit bewijs maakt het aannemelijk om te zeggen dat linkse organisaties sneller over linkse protesten zouden spreken en rechtse organisaties sneller over rechtse protesten. Daarom luidt de derde hypothese:

H3: Linkse nieuwsorganisaties publiceren langere artikelen over protesten dan rechtse nieuwsorganisaties, en dit effect is sterker bij een links protest dan een rechts protest.

Een aantal onderzoekers stellen dat het effect onder hypothese twee, een moderator kent in de vorm van het type protest waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen linkse en rechtse protesten. Het belangrijkste argument hiervoor is reeds beschreven onder de derde hypothese:

de visie van de nieuwsorganisatie moet in lijn zijn met de visie en gedachten van het protest.

Althans, dat argument heeft betrekking op de variabele lengte. Geldt dit dan echter ook gelijk voor de variabele standing? Amenta et al. (2012) denken van wel. Zij tonen in hun onderzoek aan dat linkse organisaties vaker de protestkant citeren dan rechtse organisaties en dat

standing vaker voorkomt, indien de nieuwsorganisatie aan het evenement gerelateerd is. Dat maakt het aannemelijk om de vierde hypothese als volgt op te stellen.

H4: In artikelen van linkse nieuwsorganisaties over protesten wordt sneller de protestkant geciteerd dan bij een rechtse nieuwsorganisatie, en dit effect is sterker bij een links protest dan bij een rechts protest.

In model 1 hieronder staan de hypothesen samen met de variabelen schematisch weergegeven.

Model 1

3. Methode & Analyseplan

3.A. Onderzoeksmethode

In deze studie is er gebruik gemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Er is voor deze methode gekozen, omdat het verschil van media-aandacht voor protestgroepen wordt vergeleken tussen een linkse en een rechtse nieuwsorganisatie. Het gebruik van een inhoudsanalyse maakt het mogelijk om media-aandacht op een systematische wijze te meten

Type

Nieuwsorganisatie Type Protest

Lengte

Standing H1

H3

H2

H4

en hierbij vooral manifeste kenmerken van nieuwsartikelen in kaart te brengen (Berelson, 1952).

Een bijkomend voordeel van deze onderzoeksmethode waarbij manifeste nieuwsinhoud als onderzoekseenheden onderzocht worden, is dat de betrouwbaarheid vaak hoger ligt. De betrouwbaarheid bij inhoudsanalytisch onderzoek is onlosmakelijk verbonden aan de repliceerbaarheid van de resultaten. De vraag of een andere onderzoeker met hetzelfde materiaal op dezelfde werkwijze, dezelfde resultaten krijgt, staat daarbij centraal. In inhoudsanalytisch onderzoek wordt er namelijk aan de hand van de reproduceerbaarheid van de resultaten gecontroleerd op de betrouwbaarheid. Een belangrijk controlemiddel is bijvoorbeeld het zorgvuldig trainen van codeurs zodat de intercodeursbetrouwbaarheid niet lager dan 0,67 Kalpha is (Krippendorff, 2004). Dit soort maatregelen moeten ervoor zorgen dat het onderzoek reproduceerbaar is en dus betrouwbaarder.

Een factor die van invloed kan zijn op de betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid van een onderzoek is de repliceerbaarheid van het onderzoek. Dit houdt in dat de studie zodoende geformuleerd is dat het nauwkeurig en duidelijk omschreven is. Is de studie repliceerbaar, dan is de kans op herhaalbaarheid en navolgbaarheid van het onderzoek groter. Om die reden speelt repliceerbaarheid een belangrijke factor in het betrouwbaarheidsproces (Van Selm &

Wester, 2006).

3.B. Populatie

In dit onderzoek vormen nieuwsberichten van nieuwswebsites de sampling-eenheden. Voor deze onderzoekseenheden is gekozen, omdat kranten en nieuwssites over het algemeen sneller en meer media-aandacht schenken aan protesten dan bijvoorbeeld tv-programma’s (Barakso

& Schaffner, 2006). Dit is volgens de auteurs toe te schrijven aan het feit dat kranten en nieuwssites een bredere newshole hebben dan tv-programma’s. De newshole van een nieuwsorganisatie is de beschikbare ruimte die het heeft om nieuws uit te brengen.

Binnen elk artikel kan natuurlijk weer gekeken worden naar verschillende zaken. In deze studie zijn er een drietal zaken die geregistreerd worden. Dat zijn de lengte van het artikel in woorden, het wel of niet citeren van personen en wie er geciteerd wordt. Op die drie manifeste kenmerken focust deze studie zich.

De onafhankelijke variabele in dit onderzoek is de variabele type nieuwsorganisatie waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen een linkse en rechtse organisatie. Daarom worden in deze studie MSNBC en FOX News meegenomen als geselecteerde nieuwssites. MSNBC bevindt zich namelijk aan de linkerkant van het spectrum en FOX News aan de rechterkant

(Mitchell, Gottfried, Kiley & Matsa, 2014). Uiteraard hadden er ook twee organisaties gekozen kunnen worden uit een ander land, maar in deze studie is expliciet gekozen om Amerika te bestuderen.

Volgens Hallin & Mancini (2004) zijn er in de Westerse wereld namelijk drie mediasystemen te herkennen; Polarized Pluralist Model, Democratic Corporatist Model en Liberal Model. Amerika valt volgens de onderzoekers in een liberaal mediasysteem. Een belangrijk kenmerk van dit systeem is dat er, in tegenstelling tot de andere twee modellen, haast geen interventie plaatsvindt vanuit de overheid. Nieuwsorganisaties zijn dus helemaal onderdanig aan marktwerking. Dat betekent dat overheden dus géén invloed kunnen uitoefenen op wat er in de media geschreven wordt over protesten en sociale bewegingen, welke vaak wél schadelijk kunnen zijn voor de overheid. Daarnaast kent Amerika een duidelijk onderscheid tussen linkse en rechtse partijen met hun tweepartijenstelsel. Dit vormt in deze studie een belangrijk argument om te kiezen voor twee Amerikaanse nieuwssites.

3.C. Selectie- en Steekproefprocedure

Om ervoor te zorgen dat de juiste artikelen geselecteerd worden, zijn er een aantal maatregelen genomen. De eerste maatregel is de simpelste van de drie. Elk protest heeft een specifieke zoekterm toegekend gekregen waarmee er gezocht is naar de juiste artikelen.

Artikelen die geen link met het protest hebben, worden nu automatisch al buiten beschouwing gelaten. Dit is van belang voor de interne validiteit van het onderzoek. De zoektermen bestaan steeds uit de namen van de protesten en worden ingevuld in de zoekfunctie op de nieuwssite.

De zoektermen staan hieronder in tabel 1 weergegeven.

Ten tweede zijn de zoekresultaten, na het invullen van de zoektermen, gesorteerd op tijd.

Door te selecteren op tijd, kan er systematisch gezocht worden naar artikelen die aan de voorwaarden voldoen. Zo is de kans groot dat er geen artikelen overgeslagen worden.

De eerste twee maatregelen zijn helaas nog niet 100% waterdicht en het is goed mogelijk dat er nog steeds artikelen gevonden worden die niet relevant zijn voor de studie. Daarom is er als derde maatregel met de codeurs afgesproken dat er gekeken wordt naar de inhoud van de artikelen. Hierbij is het kernwoord fysiek. Artikelen die het plaatsvinden van een fysiek protest, een gebeurtenis rondom een fysiek protest, handelingen tijdens een fysiek protest of andere activiteiten die fysiek plaatsvinden rondom protesten beschrijven, worden meegenomen in de selectie. Artikelen die bestaan uit informatie die geen directe link hebben met een fysiek protest, worden uitgesloten van selectie.

Zoals in tabel 1 af te lezen is, komen er in totaal meer dan 3000 zoekresultaten uit de zoekacties. Zoveel artikelen zijn niet nodig en niet bruikbaar voor dit onderzoek. Er zijn twee nieuwssites en vier protesten wat betekent dat er acht (2 x 4) subpopulaties zijn. Binnen elke populatie wordt gestreefd om een quotasteekproef van 40 artikelen te nemen. In totaal zouden er dus 320 (8 x 40) artikelen bestudeerd moeten worden. Echter is tijdens de dataverzameling gebleken dat dit aantal niet altijd mogelijk is. In tabel 2 is weergegeven hoeveel artikelen er uiteindelijk per subpopulatie onderzocht zijn. Opvallend hier is vooral het lage aantal gevonden rechtse artikelen en het lage aantal van MSNBC.

3.D. Variabelen

In dit onderzoek zijn twee afhankelijke variabelen die media-aandacht meten. Dat zijn de lengte van een artikel en standing. De lengte van het artikel is de variabele die het makkelijkst te meten is. Om de variabele te meten is er een item opgesteld. Het item kijkt naar de totale lengte van het artikel in absolute woorden om een indicatie te krijgen van hoelang een artikel

over een protest gemiddeld is. Het item is op rationiveau gemeten en daarom wordt de variabele lengte in een gemiddelde uitgedrukt.

De tweede variabele meet de mate waarin een protestant/actievoerder aan het woord komt en waarbij er dus een directe bron vanuit het protest zelf aanwezig is in een artikel. Ook deze variabele bestaat uit twee items. Het eerste item kijkt of er citaten in de tekst aanwezig zijn. Dit item is een dummy-variabele waarbij de waarde 0 gelijk staat aan ‘nee’ en de waarde 1 gelijk staat aan ‘ja’. Het tweede item is een vervolgvraag op het eerste item en kijkt naar wie er precies geciteerd wordt. Dat kunnen uiteraard meerdere personen zijn. Ook deze variabele is een dummy-variabele. Uiteindelijk wordt voor de berekening van de tweede variabele alleen gekeken naar het laatste item: het wel of niet citeren van de protestkant.

De onafhankelijke variabele in dit onderzoek is het type nieuwsomroep waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen een linkse en een rechtse omroep. MSNBC representeert de linkerkant van deze variabele en FOX News vervult hier de rechterkant. Dit is een nominale variabele.

Eén variabele kent in dit onderzoek een modererende rol. Dat is de variabele type protest. Net zoals bij de nieuwsorganisaties wordt hier onderscheid gemaakt tussen een links en een rechts protest. Zoals in het conceptueel model uiteengezet worden de protesten Black Lives Matter, March for Life, Occupy Wall Street en Tea Party meegenomen. Er wordt verwacht dat het type protest een modererend effect heeft op het verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen. Dat houdt in dat het type nieuwsorganisatie van invloed is op de lengte van een artikel en de aanwezigheid van de protestkant, maar dat per protest verschilt hoe sterk dat verband is.

3.E. Analyses

Door de resultaten te analyseren, kan er gekeken worden of de hypothesen significant blijken te zijn. Voor elke hypothese zal er een andere toets uitgevoerd moeten worden, aangezien alle hypothesen iets anders willen bewijzen. Voordat de toetsen uitgevoerd zullen worden, zal er ten alle tijden eerst de data beschreven, bewerkt en beoordeeld worden. Zo ontstaat er een indruk van hoe de steekproef eruitziet, kunnen eventuele fouten als missing values aan worden gegeven, gehercodeerd worden, variabelen samengevoegd worden en gecheckt worden of de analysetechniek mag worden toegepast. Daarna kan er voor elk van de hypothese een andere toets worden uitgevoerd.

De eerste hypothese is de makkelijkste. Omdat er gekeken wordt naar een verband tussen een afhankelijke variabele op rationiveau en een onafhankelijke variabele die

dichotoom is, waarbij de gemiddelden van twee groepen worden vergeleken, wordt hier een T-toets voor het verschil tussen twee gemiddelden gebruikt. Deze toets kan worden uitgevoerd via Analyze – Compare Means – Independent Samples T-Test. Nu hoeven alleen de juiste variabelen onder Test Variable en Grouping Variable te worden geselecteerd en dan kan de toets worden uitgevoerd.

De tweede hypothese is ook niet al te lastig, omdat zowel de afhankelijke als de onafhankelijke variabele dichotomisch zijn. Omdat er gekeken wordt naar de twee gemiddelden wordt hier een Fisher-Exact toets uitgevoerd. De toets wordt uitgevoerd via Analyze – Descriptive Statistics – Crosstabs. Belangrijk is hier om naast het selecteren van de juiste variabelen onder Row en Column, een juiste associatiemaat te kiezen die het verband tussen de twee variabelen uitdrukt.

De derde hypothese wordt al iets lastiger omdat er een tweede onafhankelijke categorische variabele bij komt kijken. In het conceptueel model kent deze variabele een modererend effect. In de analyse is dus gekeken naar een interactie-effect en dat kan middels een tweewegs-variantieanalyse. Een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van deze toets is dat de groepen die vergeleken worden ongeveer even groot zijn óf de varianties aan elkaar gelijk zijn. Wanneer aan deze voorwaarde voldaan is, is het resultaat dat uit de analyse komt een stuk betrouwbaarder. De toets wordt uitgevoerd via Analyze – General Linear Model – Univariate.

Tot slot kent ook de laatste hypothese een tweede onafhankelijke variabele. Daarom wordt er hier gebruik gemaakt van tevens een tweewegs-variantieanalyse. Belangrijk argument om voor deze toets te kiezen is, omdat er gekeken wordt naar het interactie-effect tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele standing. De toets wordt uitgevoerd net zoals de toets bij de derde hypothese.

Tot slot kent ook de laatste hypothese een tweede onafhankelijke variabele. Daarom wordt er hier gebruik gemaakt van tevens een tweewegs-variantieanalyse. Belangrijk argument om voor deze toets te kiezen is, omdat er gekeken wordt naar het interactie-effect tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele standing. De toets wordt uitgevoerd net zoals de toets bij de derde hypothese.

GERELATEERDE DOCUMENTEN