• No results found

Tekstkader Samenvatting van de gedeelde provinciale strategie

3 Kenmerken van de landbouw in relatie tot het Natuurnetwerk

3.3.4 Concentratiegebieden verbrede landbouw

Landelijk is 1 op de 5 landbouwbedrijven in Nederland als verbreed aan te geven. In tabel 3.6 wordt aangegeven hoe dit per provincie zit. We zijn dan dat dit varieert tussen de 11% in Flevoland en 34% in Friesland, waarbij Utrecht en Zuid-Holland ook provincies zijn met relatief veel verbrede

landbouwbedrijven. In bijlage 5 wordt dit per verbredingstak weergegeven (exclusief agrarisch natuurbeheer).

Tabel 3.7 Totaal verbreed. Aantal bedrijven Aandeel Groningen 534 21% Friesland 1496 34% Drenthe 391 14% Flevoland 180 11% Overijssel 1058 15% Gelderland 1584 18% Utrecht 707 32% Noord-Holland 891 27% Zuid-Holland 1081 30% Zeeland 622 22% Noord-Brabant 1293 14% Limburg 770 21% Nederland 10607 20%

Als we de bovenstaande informatie ruimtelijk weergeven, dan ontstaat het beeld dat in figuur 3.7 wordt geschetst. Dit zijn nog niet de bedrijven die al iets met natuur doen. Die zitten er wel in, maar het kan ook om bedrijven gaan die alleen een camping of caravan stalling hebben naast het

landbouwbedrijf. In figuur 3.8 zijn de bedrijven weergegeven die en aan agrarisch natuurbeheer doen en minimaal nog een andere verbredingstak uitoefenen. Dit zijn bedrijven die enigszins als

multifunctioneel te zien zijn en die agrarisch natuurbeheer met meerdere verdienmodellen hebben weten te verknopen. Dan wordt het ruimtelijk beeld plotseling heel anders. Ten eerste vallen de gebieden weg die geen of nauwelijks agrarisch natuurbeheer kennen omdat hier geen leefgebieden zijn aangewezen in het kader van stelsel agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dat is ook een beperking van deze kaart. We hebben waarschijnlijk wat onderschat wat er hierbuiten plaatsvindt. Bovendien zien we nu een beeld van clustering rondom de grote steden en een aantal toeristische hotspots, zoals Texel, de IJsselvallei en Zuid-Limburg. Met deze kaart ontstaat een indicatie voor de regio’s waar meer kansen voor het betrekken van landbouw bij natuur zich bevinden. Ook ontstaat een beeld van wat de echte productiegebieden zijn met weinig verbreding, zoals Noord-Holland Noord, Flevoland, Veenkoloniën, Zuidwest Nederland, oost-Brabant en midden- en noord-Limburg. Het is niet gezegd dat hier geen kansen voor natuur liggen, maar die zijn in ieder geval wel anders dan bij de verbrede of multifunctionele landbouw.

Figuur 3.8 Aandeel bedrijven met agrarisch natuurbeheer plus minimaal een andere verbredingstak (bron: GIAB, 2016).

De informatie in paragraaf 4.2 is nog niet gerelateerd aan het Natuurnetwerk. Dat is het onderwerp van de volgende paragraaf.

3.4

De landbouw rondom het Natuurnetwerk Nederland

(NNN)

3.4.1 Inleiding

In de vorige paragraaf is een beeld geschetst van de verbrede landbouw. Dit is niet speciaal

Natuurnetwerk een andere landbouw aanwezig is dan gemiddeld in Nederland het geval is. Hiermee krijgen we een beeld van of daar waar maatregelen voor het Natuurnetwerk gewenst zijn ook bedrijven zitten die hier relatief eenvoudig invulling aan kunnen geven. Om een beeld te krijgen van de landbouw rondom het Natuurnetwerk is met behulp van de GIAB-database een analyse gedaan naar specifieke kenmerken die een goed beeld geven van de landbouwstructuur:

1. Type agrarische bedrijvigheid: akkerbouw, graasdierhouderij, intensieve veehouderij en tuinbouw;

2. Intensiteit van het agrarisch grondgebruik en bedrijfsomvang 3. Dieraantallen;

4. Grondbezit: eigendom of pacht;

5. Leeftijd bedrijfshoofd als indicatie voor de bedrijfsopvolging; en 6. Aandeel biologische landbouw.

Van het bestand met agrarische bedrijven uit GIAB is een ‘overlay’ gemaakt met de kaart van het Natuurnetwerk en is op basis van de locatie van het bedrijf de afstand bepaald tot de grens van het Natuurnetwerk. In de analyse is er impliciet van uitgegaan dat de landbouwgronden zich direct rondom het bedrijf bevinden, aangezien de bedrijfsinformatie gekoppeld is aan de locatie van de bedrijfsgebouwen. De bedrijven zijn in het bestand vervolgens ingedeeld naar ‘afstandsklassen’ waarmee voorliggende analyse is uitgevoerd. Naast het landelijk beeld is van de specifieke kenmerken van de landbouwstructuur een differentiatie gemaakt naar provincies, dit mede omdat de huidige beleidsontwikkeling vooral op het provinciale niveau plaats vindt. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de meest recente informatie (2016), maar voor sommige onderdelen moest gebruik gemaakt worden van gegevens uit 2015, omdat deze niet in het 2016-bestand opgenomen zijn. Paragraaf 4.3.2 geeft een overzicht van het aantal bedrijven op verschillende afstanden van het Natuurnetwerk. Voor de provincies wordt de gemiddelde afstand van de agrarische bedrijven gerelateerd aan de oppervlakte van het Natuurnetwerk en wordt de ‘mate van verweving’ tussen de landbouw en het Natuurnetwerk nader getypeerd. Paragraaf 4.3.3 gaat in op de intensiteit van het agrarisch grondgebruik en de bedrijfsomvang in de afzonderlijk zones rond het Natuurnetwerk. Daarbij wordt ingezoomd op de afzonderlijke bedrijfstypen van uit de vraagstelling of er een relatie is tussen de aanwezigheid van het bedrijfstype en de afstand tot het natuur netwerk, is dicht bij het

Natuurnetwerk bijvoorbeeld meer intensieve veehouderij gesitueerd dan ver weg? Paragraaf 4.3.4 geeft een overzicht van de dieraantallen in de afzonderlijke zones rond het Natuurnetwerk. Per diercategorie wordt de frequentieverdeling per zone en provincie gegeven. Paragraaf 4.3.5 geeft de verhouding tussen eigendom en pacht van de landbouwgrond vanuit de vraag of er tussen de zones verschillen zijn in de mate waarin agrariërs de grond in eigendom hebben dan wel pachten. Paragraaf 4.3.6 behandelt de gemiddelde leeftijd van de agrariërs om na te gaan of hier in verschillen bestaan tussen de afzonderlijke zones. Een gemiddeld lage leeftijd duidt in dit verband op een vitale landbouw met een goede opvolgingssituatie, een relatief hoge leeftijd op het omgekeerde. Paragraaf 4.3.7 gaat in op de mate waarin biologische landbouw aanwezig is in de verschillende zones rond het

Natuurnetwerk. Een hoog aandeel biologische landbouw duidt in dit verband op bereidwilligheid van ondernemers voor natuurinclusieve landbouw. Paragraaf 4.3.8 sluit het hoofdstuk af met de belangrijkste bevindingen van de analyse.