• No results found

Tekstkader Nieuwe ketenconcepten gebaseerd op scheiding grondgebruik en grondbezit

4.4.4 Aanpak Stikstof

Met het afwijzen van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in 2019 is de vergunningverlening van uitbreidingen van agrarische bedrijven, en de bouw van nieuwe woningen en infrastructuur grotendeels tot stilstand gekomen, aangezien er nu geen systeem is om vergunningen te verstrekken bij de slechte staat van instandhouding van veel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Er wordt in diverse rapporten en in de media gesuggereerd om de veestapel te doen kringen, tot 50% van het huidige niveau. Daar bestaat ook veel weerstand tegen uit de sector en de politiek. Om op korte termijn deze patstelling te doorbreken. Het kabinet neemt nu drie maatregelen (Kamerbrief 13 november 2019; Kamerstuk 35 334, nr. 25). Ten eerste voert het kabinet een snelheidsverlaging overdag op autosnelwegen in. Ten tweede wordt ingezet op ammoniakreductie via voermaatregelen En tot slot wordt de reductie van stikstofdepositie door de bestaande warme saneringsregel ing voor de varkenshouderij ingezet. Het uitgangspunt daarbij is, nu en bij volgende stappen, dat ten minste 30% van de verminderde depositieruimte ten goede komt aan de natuur. De overige 70% kan gebiedsgericht gebruikt worden om ontwikkelingen we er mogelijk te maken. Hiertoe zet het kabinet een register op. In dit register wordt bijgehouden hoeveel stikstofruimte er is, hoeveel er wordt uitgegeven en hoeveel er dus nog beschikbaar is voor andere activiteiten in de regio. Deze wet is vooral bedoeld voor de korte termijn. Later zouden nog allerlei andere en meer vergaande

maatregelen kunnen volgen. In de Kamerbrief Kamerstuk 35 334, nr. 25 (7 februari 2020) zijn ook al een aantal vervolgmaatregelen benoemd:

- Er komt € 350 miljoen beschikbaar vanuit het Rijk voor gerichte opkoop van veehouderijen, voor boeren die dat zelf willen en als onderdeel van het gebiedsproces.

- Er is € 172 miljoen beschikbaar voor innovatie en brongerichte verduurzaming van stallen. - Er komt een omschakelfonds voor boeren die willen omschakelen naar kringlooplandbouw. - Extensivering van veehouderijbedrijven rondom natuurgebieden wordt gefaciliteerd. - Er komen coaches om boeren persoonlijk te helpen op hun bedrijf stikstof reducerende

maatregelen te nemen en/of te begeleiden naar de diverse innovatie- en uitkoopregelingen. Er komen samen met provincies bijeenkomsten om met boeren in gesprek te gaan over de mogelijkheden.

- Er komt een netwerk van proefbedrijven in de melkveehouderij voor onderzoek en kennisdeling om uitstoot van methaan en ammoniak te verminderen.

- De Minister kijkt samen met provincies hoe ongecontroleerde opkoop van veehouderijbedrijven kan worden voorkomen. Afspraken daarover zijn randvoorwaardelijk om extern salderen met veehouderijbedrijven open te stellen.

- Het is de inzet van de Minister dat (duurzame) projecten met een tijdelijke depositie van stikstof gebruik kunnen maken van het zogenoemde instrument verleasen. Hierover maken Rijke en provincies afspraken.

- Er is met provincies afgesproken om beweiden en bemesten niet vergunningplichtig te maken. Nog recenter is de Structurele aanpak stikstof, waarin het kabinet besluit 5 miljard te investeren voor een aanpak van de stikstofproblematiek (Ministerie van LNV, 2020). Het Rijk investeert de komende tien jaar zo’n 200 miljoen euro per jaar in (bron)maatregelen om de neerslag van stikstof in natuur terug te dringen en circa 300 miljoen euro per jaar om de natuur te versterken en te herstellen. De investeringen zullen in belangrijke mate gebiedsspecifiek gedaan worden zodat in elk gebied de meest effectieve (herstel)maatregelen worden genomen. De gebiedsspecifieke plannen zullen nader worden uitgewerkt in een gezamenlijk programma natuur van het Rijk en provincies.

Dit stikstofbeleid heeft natuurlijk een effect op de ontwikkeling van zowel de landbouw als van het Natuurnetwerk. Zo wordt er nu volop gesproken over een overgangszone om het Natuurnetwerk en een natuurinclusieve ruimtelijke inrichting.

4.4.5 Klimaatakkoord

20

Het Klimaatakkoord is een onderdeel van het Nederlandse klimaatbeleid. Het is een overeenkomst tussen veel organisaties en bedrijven in Nederland om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Het doel: de CO2-uitstoot in 2030 met 49% verminderen. Door het samen te doen ontstaat draagvlak: we hebben elkaar nodig om het doel te halen en daarom moeten zoveel mogelijk mensen en partijen achter het akkoord staan. Het centrale doel van het Klimaatakkoord is om de nationale

broeikasgasuitstoot in 2030 met 49% terug te dringen ten opzichte van 1990. Het Klimaatakkoord bevat een pakket aan maatregelen met een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak, dat de actieve steun heeft van zoveel mogelijk bijdragende partijen en waarmee het politieke reductiedoel van 49% in 2030 wordt gerealiseerd. Om deze doelstelling te behalen hebben overheden,

bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties samen afspraken gemaakt over welke maatregelen we de komende 10 jaar gaan nemen om de klimaatdoelen te halen. Elke sector heeft een eigen

doelstelling en bijbehorende maatregelen om samen te komen tot 49% minder uitstoot. De sectoren zijn elektriciteit, industrie, mobiliteit, gebouwde omgeving, landbouw en landgebruik. De landbouw heeft ook haar opgaven en die zullen een rol gaan spelen bij de ontwikkeling van de verbinding tussen natuur en landbouw. De sectortafel landbouw en landgebruik heeft in het ontwerp-Klimaatakkoord de verwachting uitgesproken een emissiereductie van 6 Mton in plaats van de in het

Regeerakkoord opgedragen 3,5 Mton te kunnen realiseren. Deze opgave is nadrukkelijk gekoppeld aan de ontwikkeling van kringlooplandbouw.

4.5

Resumerend

In dit hoofdstuk hebben we behandeld wat de dominante ontwikkelingen in de landbouw, in de keten en in het overheidsbeleid zijn. We hebben vastgesteld dat de landbouw opmerkelijk koersvast is in haar ontwikkeling en dat er ondanks berichten over allerhande initiatieven en veranderingen in beleid en keten er geen aanwijzingen zijn dat dit anders wordt. De landbouw wijkt dus (nog) niet af van het ontwikkelpad van schaalvergroting, intensivering en internationalisering en ondanks ontwikkelingen in de keten rondom duurzaamheid en natuurinclusiviteit lijkt er geen sprake te zijn van een brede landelijk of provinciaal waarneembare beweging naar een veranderend agrosysteem waarbij natuur en landbouw meer met elkaar verbonden zijn. Er zijn wel ontwikkelingen rondom nieuwe ketens die dit in zich kunnen dragen, maar dit zijn nog relatief kleinschalige initiatieven en bieden voor slechts een beperkt aantal bedrijven perspectief. Gezien het uitblijven van een substantiële en blijvende

vergoeding of meerprijs voor natuurmaatregelen ziet het er nog niet naar uit dat er een verdienmodel rondom natuur aan het ontstaan is. Wel zijn er kansen om dit te realiseren via een meer algemene beweging naar onderscheidend vermogen, een directe relatie met de consument, beleefbaar voedsel, etc. Ook vanuit het overheidsbeleid zijn er ontwikkelingen die bij kunnen dragen aan meer

natuurinclusiviteit, maar de mate waarin dit zal gebeuren is nog onbekend en het is niet gezegd dat nieuw beleid natuurinclusiviteit consequent ondersteunt. Een streven naar kringlooplandbouw hoeft bijvoorbeeld niet per definitie rekening te houden met biodiversiteit en ook de activiteiten rondom stikstof en klimaat zouden door de eigen focus wel eens kansen kunnen missen om natuurwinst hierin echt mee te nemen. Dat heeft te maken met de nadruk op korte termijn resultaten en het grote bestuurlijke en maatschappelijke belang dat ermee samenhangt.

De hier gepresenteerde informatie maakt het aannemelijk dat de aan het eind van hoofdstuk geschetste conclusie dat het moeilijk is om voorloper-ondernemers in de nabijheid van het

Natuurnetwerk te vinden. Dat blijkt ook uit de ervaringen tot nu toe met zelfrealisatie van natuur (zie hoofdstuk 2 en Kuindersma et al., 2020). Het stikstofdossier maakt de urgentie wel groter en er is zelfs sprake van het herzien van het Natuurpact (PBL & WUR, 2020). Ook dan blijft de situatie dat veel ondernemers grote moeite zullen hebben om de geschetste omschakeling door te voeren in hun bedrijfsvoering.