• No results found

Politie in tijden van Corona over haar maatschappelijke opdracht in buitengewone omstandigheden

-22

het uitgangspunt van uitleggen van regels en overtuigen van burgers vermoedelijk regelmatig op grenzen zal stuiten. Daar komt bij dat naarmate de coronacrisis voortduurt, de boodschap die de overheid verkondigt over het te volgen gedrag steeds minder eenduidig wordt. Dit blijkt onder meer uit de onenigheid en discussies binnen de overheid en in de Tweede Kamer over het wel of niet dragen van een mondkapje op straat of het al dan niet opleggen van een verplichting tot quarantaine na contact met een besmet persoon of een verblijf in een gebied met oranje code. Ook de na verloop van tijd ontstane verschillen in regels tussen de regio’s verhogen de duidelijkheid niet.

In de derde plaats komt de politie op verschillende momenten tijdens de coronacrisis onder sterke druk te staan. In meerdere opzichten lijkt de politie (overigens samen met de Boa’s) de kop van jut te worden voor de soms begrijpelijke onvrede van burgers over het overheidsoptreden, de opgelegde regels en de gevolgen die deze voor hen hebben:

jongeren die elkaar niet meer mogen treffen en niet meer samen mogen sporten; ondernemers die hun bedrijf waar zij jaren voor gewerkt hebben, onder hun ogen onderuit zien gaan; kinderen waarvan de bejaarde ouders wegkwijnen in eenzaamheid of die hun ernstig zieke vader of moeder in hun laatste dagen niet mogen bezoeken in het verpleeghuis. De onvrede, het verdriet en de machteloosheid richten zich deels op wat het gezicht is van dat regime: de politie. Daar komen nog vele berichten in de media bovenop over willekeur in optreden, als onterecht ervaren bekeuringen, kritiek van juristen op de als massaal voorgestelde hoeveelheid bekeuringen (terwijl Nederland internationaal bezien op dit punt laag scoort) (Terpstra et al., 2020), om nog maar te zwijgen van een Tweedekamerlid die meent dat politiemensen in burger zelf de rellen bij een demonstratie op het Haagse Malieveld hebben uitgelokt.

De druk wordt nog groter omdat juist in deze periode, mede onder invloed van gebeur tenissen in de V.S., er ook in Nederland protesten en demonstraties ontstaan tegen geweld en ‘etnisch profileren’ door de politie. Hoewel de situatie met betrekking tot politiegeweld in Nederland geheel anders is dan in de V.S. en deze thematiek inhoudelijk los staat van de coronapandemie, hebben deze protesten mogelijk wel gevolgen voor de relatie politie- burgers en daarmee voor het

politieoptreden in deze periode. Veel Nederlandse politiemensen voelen zich in deze situatie bovendien ongemakkelijk en kwetsbaar.

Tegenstrijdige gevoelens en loyaliteiten maken dat zij vaak niet goed weten hoe hiermee om te gaan.

Het zet hun werk op straat extra onder druk en geeft een gevoel van onzekerheid en kwetsbaarheid, mogelijk soms ook van miskenning (zie ook: Shiner, 2010). Het feit dat deze protesten zich voordoen tijdens de coronapandemie, draagt vermoedelijk bij aan de complexiteit en druk waar de politie mee te maken heeft.

Ten vierde, handhaving in tijden van corona is voor de politie ook een complexe opgave vanwege enkele al langer lopende maatschappelijke ontwikkelingen die hier bij elkaar komen en daarop grote invloed hebben. De politie kan in de cultureel gefragmenteerde samenleving die de afgelopen decennia is ontstaan, in de handhaving nauwelijks voortbouwen op duidelijke en onweersproken normen. De hoogste waarde is immers voor velen de eigen individuele keuze. De politie kan in haar optreden vaak niet meer steunen op een traditioneel gezag dat zij in het verleden in brede kringen van de bevolking genoot. Weliswaar scoort de Nederlandse politie internationaal bezien de laatste jaren hoog in het vertrouwen onder de bevolking (Schaap, 2018), maar dat vertrouwen is wel wankel en afhankelijk van de situatie. Bij elk incident dat zich voordoet, kan dat vertrouwen gemakkelijk omslaan in kritiek en ongenoegen.

De legitimiteit van de anticoronaregels en de handhaving daarvan is voor een belangrijk deel gebaseerd op voor leken moeilijk te beoordelen informatie en adviezen aangeleverd door biologische en medische experts. Het vertrouwen in de kennis en het oordeel van wetenschappelijk deskundigen is echter sterk onder druk komen te staan. Juist in deze tijden van corona ontstaan de meest wilde opvattingen die haaks staan op wat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond.

Demonstraties tegen de anticoronaregels zijn deels ook een aanklacht tegen wetenschappelijke kennis die ingeruild wordt voor de mysterieuze opvattingen van de president van de VS, op internet en in sociale media circulerende complottheorieën, opvattingen die de oorzaak van de pandemie zien in de opkomst van 5G of die simpelweg de dodelijke werking van het SARS-CoV-2 virus ontkennen. Gepoogd wordt zo niet alleen om wetenschappelijke kennis weg

23

te zetten als ‘ook maar een mening’, maar ook het anticoronaregime te ondergraven. De politie die probeert haar optreden te legitimeren, dreigt zo in een ondoorzichtige en heilloze kluwen van meningen en van maatschappelijke en persoonlijk ongenoegen te belanden.

De snelheid waarmee informatie vooral op de sociale media opduikt, de daarbij optredende onduidelijkheid van bronnen en het gebrek aan verantwoording hebben niet alleen gevolgen voor hoe velen de pandemie ervaren, maar slaan ook terug op het politieoptreden. Er is sprake van een

‘nieuwe zichtbaarheid’ van de politie (Thompson, 2005). Er moet permanent rekening mee worden gehouden dat politieoptreden wordt gefilmd, waarbij beelden eventueel worden aangepast of uit hun context gelicht. Opnamen zijn soms real time op internet te vinden, creëren hun eigen werkelijkheid en zijn nauwelijks te corrigeren of bij te sturen. De handhaving roept daarmee voortdurend onbedoelde reacties op die elders kunnen doorwerken en nauwelijks in de hand zijn te houden (Ericson, 1989; Goldsmith, 2015). Deze ontwikkelingen geven veel politiemensen een gevoel van kwetsbaarheid (Brown, 2016; Terpstra, 2013; Deuchar, Chrichlow & Fallik, 2020).

De coronacrisis maakt ook duidelijk hoe belangrijk voor veel Nederlanders evenementen, bezoeken aan de horeca en regelmatige vakanties zijn geworden. Het verbod op evenementen, de sluiting van horeca en de onmogelijkheid van stedentrips lijken opmerkelijk veel mensen direct te raken in de zin van hun bestaan, misschien wel juist omdat mensen in onze verregaand geïndividualiseerde samenleving vaak in hun werk en woning zijn teruggetrokken. Het leven in het ‘publieke’ domein staat steeds meer in het teken van shoppen, consumeren en entertainment. Die bezigheden vallen tijdens de coronacrisis echter grotendeels weg. In een dergelijke context kunnen pogingen tot handhaving van anticoronaregels als pijnlijke aantasting van de eigen vrijheid, individuele leefstijl en zelfbeeld worden ervaren, soms naar het lijkt zelfs als ingrijpender gevoeld dan de gezondheidsdreiging van het virus.

De maatschappelijke