Hoofdstuk 5 De ontwikkeling van een bewuste binding 1994-2002
5.3 De Commissie-Nijpels
EZ was met name geïnteresseerd in de ontwikkeling van een nieuw script voor de
fruitauto-maat waarmee de verslavende werking van de huidige fruitautofruitauto-maat kon worden
tegenge-gaan. Deze gedachte was al in een eerder voornemen opgenomen ter voorkoming van het
doorgokken, maar EZ wilde andere mogelijkheden graag nader onderzoeken. Hiervoor werd
door middel van een instellingsbeschikking op 24 maart 1994 de commissie
kansspelauto-maten (verder te noemen als de Commissie-Nijpels) geïnstalleerd. In dit verslag focussen we
verder in op deze rol van de commissie voor het sociaal-technisch netwerk de fruitautomaat
en z’n speler. Hiervoor wordt eerst het doel en de samenstelling van de commissie
beschre-ven. Vervolgens komt de werking en de aanwezige kennis van de commissie aan bod. Met
deze beschrijving kan al een beeld gevormd worden in welke richting de commissie naar
op-lossingen zal gaan zoeken.
Doel van de commissie
De commissie kreeg van EZ de taak om een advies uit te brengen waarmee de volgende
doelen zouden worden bereikt:
a. een zodanige aanscherping van de huidige, in het Speelautomatenbesluit
neergeleg-de normen voor kansspelautomaten, dat daardoor het risico dat zulke automaten tot
problematisch speelgedrag kunnen leiden tot een maatschappelijk aanvaardbaar
ni-veau wordt beperkt;
17b. de formulering van een modelconvenant dat een bijdrage kan leveren aan het voeren
van een samenhangend en optimaal op de lokale situatie toegesneden beleid ten
aanzien van kansspelautomaten.
18/
19De minister benadrukte bij deze doelen dat de kans op illegaliteit moest worden voorkomen
en dat de cumulatie van alle tijdens de commissie naar voren gebrachte maatregelen niet
mocht leiden tot een ‘overkill’. Deze opmerking toont aan dat de argumenten van de VAN
se-rieus waren genomen.
Commissieleden
Aan deze commissie namen veel van de sociale actanten uit het sociaal-technisch netwerk
van de fruitautomaat deel. Het aanstellen van een onafhankelijk voorzitter en de deelname
van bijna alle sociale leden duidde er op dat EZ inzette op een consensus tussen de
betrok-ken sociale actanten over de te nemen maatregelen.
Leden van de Commissie
Drs. E.H.T.M. Nijpels Onafhankelijk voorzitter
Mr. R.J.M. Stillebroer Bedrijfschap Horeca x
Ing. D. Lindenberg MBA VAN Speelautomaten Branche (Errel holding) x
Drs. P. Remmers Jellinek Concultancy x
J. Püper Koninklijke Horeca Nederland x
Mw. Mr. N.J.A. van der
Arend
Ministerie van Binnenlandse Zaken x
Drs. A.J.L. van Bohemen Ministerie van Economische Zaken x
Mr E. A. van Vondelen Ministerie van Justitie x
M.J. van Iwaarden Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Mr. M.Charite Nederlands Meetinstituut x
Drs. A. de Vos Nederlandse Vereniging van Instellingen voor
Ver-slavingszorg
Drs. C.J.A. van den Broek Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Mr. J.J.H. Middeldorp Secretaris
Naast deze vaste leden hebben ten behoeve van technische ondersteuning bij het
formule-ren van een aantal voorstellen de volgende mensen deelgenomen:
Ing. R. Jeltes Nederlands Meetinstituut
Ir. J. van Dongen VAN Speelautomaten Branche (Eurocoin) x
Velen onder hen hadden overigens al deelgenomen aan de workshops van de SMO (leden
met een x achter hun naam) en waren zodoende bekend met bedoelde aanpassingen van
het script voor de fruitautomaat. De commissieleden zouden eigenlijk veel moeite moeten
hebben om de doelstellingen tot concrete maatregelen om te zetten. Bij navraag bij de VAN
blijkt dat nooit iemand het maatschappelijk aanvaardbaar niveau heeft gedefinieerd. ‘Er was
nog nooit een concreet getal genoemd.’ [Jutte 2002]
17
Fruitautomaten opgesteld in automaathallen of amusementshallen en Holland Casino vallen dus niet onder de-ze nieuwe bepalingen. Er zullen dus afhankelijk van de locatie twee soorten automaten op de markt worden aan-geboden.
18
Stcrt 1994, nr. 60 19
Op deze doelstelling zal niet worden ingegaan omdat deze convenanten nooit een wettelijke status hebben verkregen. Hiermee hebben ze maar beperkte invloed gehad op verdere ontwikkelingen rond de fruitautomaat.
Het bepalen van de ‘overkill’ delegeerde de commissie aan de VAN. De VAN kon zelf het
beste deze grens van ‘overkill’ bepalen, zo oordeelde de leden van de Commissie-Nijpels.
Ondanks de afwezigheid van een concreet maatschappelijk aanvaardbaar niveau wisten de
commissieleden gezamenlijk tot een viertal uitgangspunten te komen dat bij het aanpassen
van de bestaande normen gehanteerd konden worden.
Deze uitgangspunten zijn:
1. De nieuwe normen moeten aansluiten bij de mate waarin kansspelautomaten door de
maatschappij worden geaccepteerd als vorm van kansspel. Daartoe is het
terugdrin-gen van een aan kansspelautomaten gerelateerde verslaving essentieel;
2. De nieuwe voorschriften moeten effectief zijn met betrekking tot het terugdringen van
gokverslaving;
3. Voldoen aan de bestaande vraag naar recreatief spel;
4. De rentabiliteit van efficiënt geleide exploitatiebedrijven in deze sector moet positief
blijven. De elementen die de attractiviteit van een automaat bepalen, zonder
versla-ving in de hand te werken, dienen zo veel mogelijk buiten schot te blijven.
De eisen aan de ‘nieuwe automaat’ waren niet mis. Was dit wel uitvoerbaar? Waarschijnlijk
doordat veel termen niet gedefinieerd werden, leek het de leden van de commissie wel
uit-voerbaar. De niet uitgewerkte termen waren:
Door de maatschappij geaccepteerd: nergens maakte de gevormde commissie duidelijk hoe
dit niveau van maatschappelijke acceptatie bepaald kon worden.
Effectief terugdringen van gokverslaving: nergens was toegelicht wanneer de gokverslaving
effectief zou zijn teruggedrongen. Wordt dit achteraf bepaald?
Bestaande vraag naar recreatief spel: zoals we zagen in het voorgaande hoofdstuk hangt dit
nauw samen met het aanbod (meer aanbod: meer vraag).
Rentabiliteit voor efficiënt geleide exploitatie bedrijven moet positief blijven: wordt hiermee de
laagdrempelige horeca als belanghebbende sector uitgesloten? En wanneer is er sprake van
een efficiënt geleid bedrijf?
Maar de grootste uitdaging voor de commissie: de attractiviteit van de automaat te
handha-ven, maar dan wel zonder een verslavingsrisico.
Ondanks de bovenstaande onduidelijkheden had dit dus geen invloed op de voortgang van
de commissie. Kennelijk bestond er bij alle Commissieleden wel een beeld van de
genoem-de termen en vertoongenoem-den genoem-deze zoveel overeenkomsten dat een nagenoem-dere invulling van:
maat-schappelijke acceptatie, effectief terugdringen, bestaande vraag naar een recreatief spel en
een efficiënt geleid bedrijf achterwege konden blijven. Laten we daarom maar overgaan op
de werkwijze van de commissie.
Vertegenwoordiging
Was op papier de commissiesamenstelling evenwichtig verdeeld, de heer Dessel lid van de
werkgroep van de VAN zag het als een groot gemis dat zij (samen met de verslavingszorg)
maar door één persoon werden vertegenwoordigd. Dit betreurde de heer Dessel omdat er zo
maar weinig leden met echte praktijkervaring aan de commissie deelnamen. Het aantal van
2 personen uit de praktijk stond in schril contrast met de ministeries die soms wel drie
perso-nen tegelijk afvaardigden om hun belangen te vertegenwoordigen. [Dessel 2002]
Deze grote vertegenwoordiging van de zijde van de overheid was noodzakelijk omdat er een
groot aantal ministeries bij de fruitautomaat betrokken waren. Er zouden ongetwijfeld
pro-blemen zijn ontstaan bij de uitvoering van de toekomstige bepalingen wanneer een ministerie
zou zijn overgeslagen. Het gaf naar het idee van de heer Dessel wel een situatie waarbij de
ideeën voorgesteld door de VAN soms wel heel snel van tafel verdwenen. [Dessel 2002]
In document
De fruitautomaat : een onderzoek naar de binding tussen mens en techniek
(pagina 46-49)