• No results found

Hoofdstuk 4. Het proportionaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel

4.3 Commentaar op de belangenafweging in het wetsvoorstel

De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken wijdt in haar advies een paragraaf aan de beoordeling in individuele zaken. Blijkens het advies acht de Adviescommissie dat het criterium om het Nederlanderschap in te trekken niet voldoende duidelijk is. Het criterium dat volgt uit het wetsvoorstel blijkt te vaag en houdt onvoldoende rekening met het Unierecht en het arrest Janko Rottmann. Daarom stelt de Adviescommissie het volgende criterium voor:

“dat intrekking van het Nederlanderschap niet proportioneel is voor een persoon die met zijn persoonlijke gedragingen in het buitenland geen geweld pleegt of voorbereidingen treft om geweld te plegen, niet in aanraking is gekomen met wapens of explosieven en niet persoonlijk aanzet tot geweld tegen de landen van het Koninkrijk en haar belangen.”95 De adviescommissie wijst er op dat slechts aansluiting bij een op de lijst geplaatste organisatie op zichzelf niet voldoende grond is om te stellen dat een persoon een gevaar voor de nationale veiligheid is en dus zijn Nederlanderschap ingetrokken mag worden. Wanneer iemand dus niet als doel heeft de Nederlandse samenleving met geweld te beschadigen en hier ook niet direct of indirect een bijdrage aan heeft geleverd, is het volgens de Adviescommissie niet proportioneel om het Nederlanderschap in te trekken.96 Zij raadt dus aan het wetsvoorstel op deze punten toe te lichten en daarbij rekening te houden met het Unierecht.97 Het NJCM heeft een soortgelijke beredenering, maar geven ook aan dat bij de belangenoverweging ook rekening moet worden gehouden met rechten uit het EVRM

94 Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap

in het belang van de nationale veiligheid p. 8

95 Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, Advies voorstel wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap

i.v.m. intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid, 16 februari 2015 p. 6

96 Idem, p. 5-6 97 Idem, p. 8

31

bijvoorbeeld, het recht op familieleven.98 Overigens, zoals hiervoor besproken, heeft het Hof van Justitie in haar afwegingen ook gezegd dat er rekening dient te worden gehouden met de belangen van de familieleden. Te denken valt bijvoorbeeld aan hen die een afgeleide verblijfsstatus hebben.99 Dit laatste kan ook worden terug gevonden in de ILEC Guidelines. Er moet dus altijd rekening worden gehouden met de familieleden van de persoon die zijn of haar nationaliteit verliest. De evenredigheid en proportionaliteit moet worden getoetst bij “iedere” individuele persoon die wordt getroffen door het intrekkingsbesluit.100 Groenendijk lijkt twijfels te hebben bij de interpretatie van het Rottmann arrest van het Hof door de minister. Hij stelt dat het noemen van een belangenafweging in de memorie van toelichting op zichzelf niet genoeg is om aan de vereisten van het voornoemde arrest te voldoen. Hij raadt aan om het evenredigheidsbeginsel expliciet op te nemen in artikel 14 lid 4 Rijkswet op het Nederlanderschap aangezien dit een verplichting vanuit het Unierechtelijk rechtszekerheidsbeginsel is. Ik haal deze verplichting niet uit het Rottmann arrest, hoewel het geen slecht idee lijkt om verduidelijking op dit punt te scheppen. Van belang lijkt mij eerder dat het wetsvoorstel de proportionaliteitsafweging uit het arrest volgt. Dit wil zeggen dat wanneer de maatregel verlies van het Unieburgerschap als gevolg heeft, er naast een belangenafweging op basis van het wetsvoorstel er aansluitend een belangenafweging met betrekking tot het Unieburgerschap moet worden gemaakt. Deze is uitgebreider aangezien hier ook moet worden gekeken naar de evenredigheid van de maatregel ten aanzien van familieleden en naar de periode waarin iemand in het bezit is geweest van de Nederlandse nationaliteit en het Unieburgerschap. In het wetsvoorstel wordt weinig aandacht gegeven aan de Europese dimensie van de nationaliteit, terwijl, zoals door het Hof van Justitie bevestigd in het Rottmann arrest, dit een fundamentele status is.

Een interessante passage vond ik in een essay d’Oliveira, waarin hij toenmalig staatssecretaris van Justitie Cohen citeert, die in een brief uiteenzette waarom hij niet overging tot het instellen van een verliesgrond van het Nederlanderschap voor deelname aan guerrilla of paramilitaire strijdkrachten.101

98 Mr. J.E. van Essen, Consultatie wetsvoorstel wijziging rijkswet op het nederlanderschap, 15 februari 2015 <

http://www.internetconsultatie.nl/rwn/reactie/bf3f0edd-4f5e-4730-bf67-b99a58396b7c> p. 2

99 J. d’Oliveira, G. de Groot en A. Seling (2011). HvJ EU, 2 maart 2010, C 315/08 Janko Rottman v. Freistaat

Bayern, Case Note 1 Decoupling nationality and Union Citizenship Case Note 2 the Consequences of the Rottmann judgement on Member State autonomy- The European Court of justice Avant-Gardism in Nationality Matters, ECLR, 7 p. 144

100 ILEC Guidelines on involuntary loss of European Citizenship, 20 april 2015

<http://www.ilecproject.eu/sites/default/files/GUIDELINES%20INVOLUNTARY%20LOSS%20OF%20EUROPEAN %20CITIZENSHIP%20.pdf> p. 4

32

“Aan een dergelijke bepaling kleven ernstige problemen. Met name zullen aan het bewijs hoge eisen gesteld moeten worden gelet op de vergaande gevolgen van ontneming van de nationaliteit; slechts indien onomstotelijk vaststaat dat betrokkenen door zijn gedrag de essentiële belangen van het land heeft geschaad, zal tot intrekking van de nationaliteit mogen worden overgegaan. Betrokkene zal zelf niet snel de benodigde informatie verschaffen en ook langs andere weg zal het veelal moeilijk zijn om het benodigde bewijs te verzamelen.”102

Dit is het bewijs waar de minister zich op zal baseren bij de afweging van de belangen in het kader van het evenredigheidsbeginsel.103 Het is mij evenwel niet duidelijk waarom het bewijs dat wordt gebruikt om de ernst van de dreiging voor de nationale veiligheid in te schatten nu wel afdoende zal zijn om deze belangenafweging te maken. Cohen zag 15 jaar geleden ernstige problemen met het verzamelen van bewijs voor deelname aan guerilla of paramilitaire groeperingen. De huidige wetgever deelt deze opvatting niet. Betekent dit dat de kwaliteit van de inlichtingendiensten verbeterd is? Of wordt informatie van de inlichtingendiensten, in het huidige politieke klimaat, eerder als betrouwbaar aangemerkt? Dit zijn relevante vragen aangezien op basis van dit bewijs een zwaarwegend besluit genomen wordt.

Tussenconclusie

Ik concludeer uit het voorgaande dat in het wetsvoorstel het proportionaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel onvoldoende is uitgewerkt. De enkele vermelding van het Rottmann arrest doet geen recht aan de tweeledige proportionaliteitstest die door het Hof van Justitie werd geformuleerd. In het wetsvoorstel is amper sprake van een individuele afweging van de belangen. Er wordt gekeken naar de bewijzen die er bestaan om aan te nemen dat iemand een gevaar voor de nationale veiligheid vormt, maar er wordt niet gekeken naar zaken als familieomstandigheden, individuele betrokkenheid, hoe lang iemand in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en andere omstandigheden die allesbepalend kunnen zijn om te kunnen oordelen over de evenredigheid van de maatregel. Opvallend vind ik ook dat de bewijzen die voor de afweging worden gebruikt vijftien jaar geleden nog werden gekwalificeerd als moeilijk verifieerbaar, de minister geeft in de memorie van toelichting niet aan waarom nu de informatie die hij ontvangt wél betrouwbaar is. Het Janko Rottmann arrest geeft aan welke belangen er moeten worden beoordeeld alvorens de nationaliteit van een lidstaat en het Unieburgerschap te verliezen. Deze belangenafweging komt niet naar voren uit het wetsvoorstel. Het arrest wordt een keer genoemd in de memorie van

102 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 25 891 nr. 37 103 Wetsvoorstel: zie toelichting p. 7-8

33

toelichting, maar er wordt niet in uiteengezet hoe de minister uiting gaat geven aan deze evenredigheidstoets. Het huidige wetsvoorstel voldoet naar mijn mening niet aan de vereisten die volgen uit het proportionaliteits- en evenredigheidsbeginsel. De belangenafweging moet recht doen aan de zwaarte van de maatregel. De belangenafweging moet in ieder geval individueel zijn en met alle betrokken belangen rekening houden. Zolang dat niet de stand van zaken is kan dit wetsvoorstel niet voldoen aan de voorwaarden die volgen uit het Janko Rottmann arrest.

34