• No results found

Casestudy: Schotland en het nieuw regionalisme

Dit hoofdstuk vormt de casestudy naar het nieuw regionalisme in Schotland. In deze casestudy wordt in het eerste gedeelte een theoretisch patroon neergezet aan de hand van een aantal kenmerkende voorwaardes van het nieuw regionalisme. Dit is gebaseerd op de hoofdstukken 1.2 en 2.2, waarin het regionalisme in kaart is gebracht. Vervolgens wordt in het tweede gedeelte van de casestudy de regio Schotland getoetst aan de voorwaarden van de theorie.

In de casestudy is gekozen voor Schotland omdat dit een Europese regio is waarin het regionalisme al sinds 1853 sterk aanwezig is en tegenwoordig zowel het politieke als culturele aspect van het regionalisme zeer ver gevorderd is. In 1853 werd de National Association for

the Vindiciation of Scottish Rights opgericht, dat er op was gericht Scottish Home Rule

(gedeeltelijk zelfbestuur) en een Schots parlement te realiseren.174 De afgelopen vier jaar heeft de Schotse regio een grote ontwikkeling doorgemaakt in haar mate van zelfstandigheid. Dit heeft geleid tot het onafhankelijkheidsreferendum in september 2014 en de uitspraak van Brits premier David Cameron na de verkiezingen van mei 2015 dat Schotland ‘will be the strongest devolved government in the world’.175

Schotland is hiermee een regio waarin zowel het vroeg als het nieuw regionalisme zich sterk hebben ontwikkeld en is daarom een geschikte casestudy in dit onderzoek.

Bij deze casestudy is het belangrijk in gedachten te houden dat ook Schotland een regio is waarbinnen subregio’s bestaan. Zo is Schotland door de Schotse overheid opgedeeld in 32 bestuurlijke eenheden en heeft het Schotse toerismebureau een onderverdeling in vijftien streken.176 Zoals in hoofdstuk 1.2 is uitgelegd, wordt op dit subregionale niveau geen gedeeltelijke zelfstandigheid nagestreefd omdat het op dit niveau ontbreekt aan de combinatie van politieke vertegenwoordiging bij de nationale overheid, een zelfstandige economie en een sterke culturele identiteit. Op regionaal niveau is deze combinatie wel aanwezig, waardoor de regio Schotland wel gedeeltelijke zelfstandigheid van de Britse overheid en een sterkere positie in de EU nastreeft. Dit is dan ook de reden dat de regio Schotland, en niet bijvoorbeeld de subregio Greater Glasgow of Aberdeenshire onderwerp van de casestudy is.

174 T. Bültmann, Scottish Rights Vindicated: Identity and Nationalism in Mid-Nineteenth Century Scotland

(Bielefeld: Bielefeld University, 2005), 51-53.

175

BBC, ‘Elections 2015: David Cameron Speech in Full,’ http://www.bbc.com/news/uk-politics-32661073 (geraadpleegd 25 juni 2015).

176 Scottish Government, ‘Scottish Councils,’ http://www.gov.scot/About/Government/councils (geraadpleegd

25 juni 2015) en Scotland’s National Tourism Organisation, ‘Scotland’s Regions,’ http://www.visitscotland.com/destinations-maps/ (geraadpleegd 25 juni 2015).

55

3.1 Theorie en voorwaardes van het nieuw regionalisme

Zoals in hoofdstuk 1.2 en 2.2 is uitgelegd, bestaat het nieuw regionalisme uit drie aspecten: het politieke, economische en culturele. In de theorie van het nieuw regionalisme zijn per aspect twee voorwaardes, oftewel essentiële ontwikkelingen, te onderscheiden. Naarmate de regio meer aan deze voorwaardes voldoet, kan zij zich beter als een gedeeltelijk zelfstandige actor in de EU opstellen.

In het politieke aspect van het nieuw regionalisme zijn twee voorwaardes waar te nemen. Het eerste is dat de regio vanaf de jaren 1970 meer politieke bevoegdheden van de nationale overheid krijgt toegedeeld. Ten tijde van het nieuw regionalisme zet deze tendens zich voort: de nationale overheid draagt steeds meer politieke bevoegdheden over aan de regionale overheid en de regio wordt in groeiende mate bij de nationale politiek betrokken. Een tweede voorwaarde is dat de regio meer politieke invloed op Europees niveau verkrijgt. Deze groeiende invloed komt van bovenaf tot stand door middel het Comité van de Regio’s en het subsidiariteitsbeginsel van de EU. Tegelijkertijd probeert de regio zelf van onderaf meer Europese invloed te verkrijgen door te participeren in samenwerkingsverbanden met andere Europese regio’s en haar belangen in Brussel te laten vertegenwoordigen.

Ook het economisch aspect kent twee voorwaardes. De eerste is dat de regio zich gedeeltelijk losmaakt van de nationale economie en zelfstandig optreedt op de wereldmarkt. De regio maakt hierbij gebruik van haar regionale economische kenmerken en zoekt soms economische samenwerkingsverbanden met aangrenzende regio’s die dezelfde economische kenmerken hebben, in bijvoorbeeld het North Sea Region Programme. Een tweede voorwaarde is het gebruik van het Cohesiebeleid en de Structuurfondsen die de EU aanbiedt om de economische ontwikkeling en het zelfstandig optreden op de wereldmarkt te bevorderen. Net zoals in het politiek aspect is ook in het economisch aspect zichtbaar dat de regio zelf van onderaf naar regionale ontwikkeling en zelfstandigheid streeft, en de EU de regio hierbij van bovenaf ondersteunt.

Ook in het culturele aspect blijkt dat zowel de regio als de EU naar ontwikkeling op dit gebied streeft. De eerste voorwaarde in het culturele aspect is dan ook dat de regio haar identiteit benadrukt en teruggrijpt op haar historisch-culturele achtergrond. Juist door deze historische achtergrond ligt samenwerking met andere regio’s soms voor de hand, waardoor samenwerkingsverbanden tussen regio’s gemakkelijk ontstaan. Een tweede voorwaarde is dat de EU ook belang hecht aan de cultuur van de regio. Met de spreuk ‘eenheid in

56 verscheidenheid’ in gedachten benadrukt de EU in haar cultuurbeleid de culturele verschillen tussen de regio’s en geeft zij regio’s de kans hun culturele eigenheid aan heel Europa te tonen.

57

3.2 Schotland: regionalisme en het onafhankelijkheidsreferendum

In deze paragraaf wordt eerst de ontwikkeling van het vroeg regionalisme vergeleken met de ontwikkeling van Schotland in deze periode. Daarna wordt de regio Schotland getoetst aan de theorie en de bijbehorende voorwaardes van het nieuw regionalisme.

Schotland en het vroeg regionalisme

De ontwikkeling van Schotland tijdens de late 19e en vroege 20e eeuw komt sterk overeen met het vroeg regionalisme in deze periode. De Industriële Revolutie manifesteerde zich in Schotland in de aanleg van een grote textielindustrie, waardevolle kolen- en staalindustrie, uitgebreide transportennetwerken, overzeese handelscontacten en grootschalige scheepsbouwindustrie. Dit zorgde voor een enorme economische ontwikkeling in Schotland, waardoor de perifere regio plotseling van grote waarde voor de Britse nationale overheid was.177

De groeiende Schotse economie en het besef dat deze van grote waarde was, leidde tot de opkomst van arbeidersverengingen in de Schotse industriesteden en mijngebieden. Deze vakbonden streefden naar grotere vertegenwoordiging van hun belangen in de regionale en landelijke politiek. Zij behaalden hierbij echter weinig succes op het gebied van regionale politieke zelfstandigheid.178

Dankzij de tumultueuze geschiedenis van Schotland in het Verenigd Koninkrijk is het behouden en uitdragen van de Schotse cultuur altijd van groot belang voor Schotland geweest. Het culturele aspect van het vroeg regionalisme is dan ook duidelijk terug te zien in het Schotland van de vroege 20e eeuw. De centraliserende maatregelen van de nationale Britse overheid zette de Schotten aan tot het sterker uitdragen van hun regionale cultuur. Zo ontstonden in de vroege 20e eeuw de eerste Schotse voetbalclubs en waren in deze periode de verhalen van Sir Walter Scott over de Schotse historische cultuur en oude Schots-Gaelische poëzie erg populair.179

Ondanks de economische ontwikkeling in de 19e eeuw werd Schotland in de jaren 1930 hard geraakt door de wereldwijde economische crisis. Tijdens de crisisjaren en daaropvolgende Tweede Wereldoorlog waren de armoede en werkloosheid in Schotland groot. De crises

177 T. M. Devine, The Scottish Nation, A Modern History (Londen: Penguin Group, 2012), 250-255 en Keating,

23.

178

Keating, 24-25.

58 raakten Schotland aanzienlijk harder dan de rest van het Verenigd Koninkrijk: nadat de crisis de zware industrie hard geraakt had, lag het gemiddeld inkomen in Schotland elf procent lager dan het nationale gemiddelde, werd er minder geconsumeerd dan in de rest van het Verenigd Koninkrijk en was de werkloosheid groter.180 Van een meer zelfstandige Schotse economie was halverwege de 20e eeuw dan ook geen sprake. Ook op politiek gebied had Schotland in 1950 nog geen grotere zelfstandigheid verkregen, waardoor ook in Schotland het regionalisme tot de jaren 1970 grotendeels werd beperkt tot een sociaal-culturele stroming.181

Echter, zoals in hoofdstuk 1.3 is beschreven, werd ook in Schotland het politieke aspect van het regionalisme tijdens de tweede helft van de 20e eeuw steeds belangrijker. In Schotland begon dit met de Labour Party die zich in de jaren 1950en 1960 inzette voor de regionale belangen en ontwikkeling, waaronder die van Schotland. Over (gedeeltelijke) regionale autonomie werd echter nog niet gesproken: volgens de nationale Britse regering moest regionale ontwikkeling worden bevorderd door de juiste allocatie van overheidsmiddelen, en dus vanuit een centraal beleid.182 In 1975 stelde de Britse overheid voor het eerst een regionaal ontwikkelingsbeleid op dat speciaal gericht was op de Schotse economische ontwikkeling. Om dit beleid te realiseren kreeg het landelijke Regional

Economic Planning Council een Schotse onderafdeling en werden het Scottish Development Agency en het Scottish Council for Development and Industry opgericht.183 Via deze politiek- economische organen had Schotland groeiende politieke invloed op het regionale economisch beleid van de nationale overheid.

In de jaren 1970 vroeg Schotland, en met name de Scottish National Party (SNP) om meer politieke bevoegdheden. Dit leidde tot het overdragen van een aantal politieke en administratieve bevoegdheden van het nationale naar het regionale bestuursniveau.184 Deze overdracht leidde in 1979 tot het ‘Scottish Home Rule Referendum’ waarbij de Schotten mochten stemmen over verdere devolutie op gebied van de beleidsterreinen landbouw, visserij, gezondheidszorg, onderwijs en justitie, en het instellen van een Scottish Assembly, een Schots politiek orgaan dat deze bevoegdheden uitoefent.185 Een kleine meerderheid van

180

Devine, 271.

181 Ibidem, 555-556 en 565. 182 Keating, 45.

183 L. Robertson, ‘The Scottish Development Agency,’

http://www.scottishgovernmentyearbooks.ed.ac.uk/record/22762/1/1978_2_Scottishdevelopmentagency.pdf (geraadpleegd 27 mei 2015) en Keating, 53.

184 Keating, 72.

185 Gerry Mooney, ‘1979: The First Scottish Referendum on Devolution,’ Open University, 23 maart 2015,

http://www.open.edu/openlearn/people-politics-law/1979-the-first-scottish-referendum-on-devolution (geraadpleegd 20 juni 2015).

59 51,6 procent van de Schotse stemmers stemde voor de devolutie, maar door de te lage opkomst (64 procent) werd niet de benodigde 40 procent voorstanders in het totale Schotse electoraat behaalde. Hierdoor was het referendum niet bindend en werd de devolutie niet uitgevoerd.186 De voornaamste redenen voor de lage opkomst waren de interne verdeeldheid binnen de politieke partijen en de slecht georganiseerde campagnes, waardoor onder de Schotten te weinig animo was om te gaan stemmen. Ondanks de verwerping van het devolutievoorstel was het referendum wel een stimulans voor het Schots regionalisme in de jaren 1980 en de politieke betrokkenheid van burgers bij de positie van Schotland. In deze jaren groeiden de Schotse politieke partijen die streefden naar meer Schotse zelfstandigheid in populariteit, met name de SNP en de Scottish Labour Party.187 In de jaren 1980 bloeide het culturele aspect van het regionalisme in Schotland: ‘research into Scottish history, literature, politics and society expanded as never before (…), Scottish novelists as James Kelman, Alasdair Gray and Irvine Welsh enjoyed enormous international success with works grounded in the Scottish culture (…), Scottish rock bands like Deacon Blue and the Proclaimers were Scottish in style but nevertheless able to convey their music to a much wider overseas audience (…), and a younger generation of Scots was increasingly confident in their own Scottish identity’.188

Door de aanhoudende aandacht voor de Schotse cultuur bleef ook het politieke aspect van het regionalisme van belang voor de Schotten, wat nadrukkelijk tot uiting kwam in de jaren 1990.

Schotland en het nieuw regionalisme

Ook in Schotland worden de jaren 1990 gekenmerkt door het nieuw regionalisme. De regio vergaart een steeds onafhankelijkere positie van de Britse overheid en werkt tegelijkertijd meer samen met de Europese instanties.

Tussen 1979 en 1997 werd de Britse regering geleid door de Conservative Party. Aangezien deze regeringen onder leiding van respectievelijk Margaret Thatcher en John Major tegen devolutie waren, verdween de Schotse politieke zelfstandigheid in deze periode van de nationale politieke agenda. Diverse Schotse instanties, variërend van de Church of Scotland tot vakbonden en regionale overheden, werkten echter samen met politici van de

186 Maarten van Onckelen, ‘Een theoretische verkenning geïllustreerd aan de hand van het nationalisme in

Schotland,’ http://www.ethesis.net/schotland/schotland.htm#8 Schotland op weg naar zelfstandigheid (geraadpleegd 29 mei 2015).

187 Gerry Mooney, ‘1979: The First Scottish Referendum on Devolution,’ Open University, 23 maart 2015,

http://www.open.edu/openlearn/people-politics-law/1979-the-first-scottish-referendum-on-devolution (geraadpleegd 20 juni 2015).

60 SNP, de Labour Party en de Liberal Democrats aan concrete plannen voor een wetsvoorstel waarin Schotland aanzienlijk meer politieke bevoegdheden zou verkrijgen. In 1997 won de Labour Party de nationale verkiezingen, waarna zij het onderwerp terug bracht op de politieke agenda. In juli 1997 presenteerde de Labour regering de White Paper on Scotland’s Parliament. Opnieuw mocht de Schotse bevolking door middel van een referendum beslissen over de devolutie van politieke bevoegdheden en het instellen van een onafhankelijk Schots politiek orgaan. Anders dan in 1979 voerden de Schotse SNP, Labour en Liberal Democrats nu samen campagne voor de devolutie en was er onder de bevolking veel animo voor het referendum.189 Ditmaal stemden de Schotten hier met een meerderheid van 74 procent mee in, waarna in 1998 het Schotse parlement in Edinburgh werd geïnstalleerd. Hierbij werd de Schotse identiteit sterk benadrukt: bij de opening van het parlement werd niet het Britse volkslied ‘God Save the Queen’, maar een lied van de beroemde Schotse dichter Robert Burns, ‘A Man’s a Man for a’ That’, gespeeld.190

Het nieuwe Schotse parlement kreeg de bevoegdheid te beslissen over alle beleidsterreinen die niet expliciet aan de nationale overheid zijn toebedeeld, zoals agricultuur, onderwijs, gezondheidszorg, milieu en industrie.191 Beleidsterreinen als defensie, buitenlands beleid en nationale economie blijven dus in handen van de nationale overheid en ook blijft de Britse koningin staatshoofd van Schotland.192 Het Schotse parlement kent het eenkamerstelsel en bestaat uit 129 zetels. In 1999 en 2003 won Labour de verkiezingen en vormde de partij een coalitie met de Liberal Democrats. In 2007 won de SNP de verkiezingen nipt en vormde de partij een minderheidsregering met gedoogsteun van de Scottish Green Party. In 2011 behaalde de SNP een absolute meerderheid, waarna Alex Salmon opnieuw de regering leidde. In 2014 trad Salmond af, en sindsdien is Nicola Sturgean leider van de SNP en premier van Schotland.193

Met het oprichten van een Schots parlement verkreeg Schotland in één klap een grote mate van politieke zelfstandigheid. Deze tendens heeft zich in de 21e eeuw doorgezet: het

189 Maarten van Onckelen, ‘Een theoretische verkenning geïllustreerd aan de hand van het nationalisme in

Schotland,’ http://www.ethesis.net/schotland/schotland.htm#8 Schotland op weg naar zelfstandigheid (geraadpleegd 20 juni 2015).

190

Mark Calney en Mark Burdman, ‘Robert Burns Song to Open the New Scottish Parliament,’ in Executive

Intelligence Review, vol. 16, no. 24 (11 juni 1999): 48.

191 Elisa Roller en Amanda Sloat, ‘Devolution in the European Union: The Role of Subnational Authorities in

Scotland and Catalonia’ in Regional Institutions and Governance in the European Union, ed. José M. Magone (Westport: Praeger Publishers, 2003), 76-77.

192

Bryan Taylor, ‘Scottish Devolution,’ BBC

http://www.bbc.co.uk/news/special/politics97/devolution/scotland/briefing/scotbrief1.shtml (geraadpleegd 20 juni 2015).

193

Scottish Parliament, ‘Election Results,’ http://www.scottish.parliament.uk/msps/election-results.aspx (geraadpleegd 20 juni 2015).

61 Schotse parlement verkrijgt zeggenschap over steeds meer beleidsterreinen en dus meer politieke bevoegdheden, met als hoogtepunt het onafhankelijkheidsreferendum in 2014. In deze ontwikkeling is de eerste politieke voorwaarde waar te nemen: Schotland verkrijgt meer politieke bevoegdheden en is hierdoor politiek deels onafhankelijk van de nationale overheid. Onder invloed van het nieuw regionalisme veranderde ook de relatie tussen Schotland en de EU. Schotland profileert zich steeds meer als sterke regio in de EU. De realisatie van de tweede politieke voorwaarde, een sterkere positie in de EU en samenwerking met Europese instanties, blijkt duidelijk uit de nieuwe relatie tussen Schotland en de EU. De SNP voerde in de jaren 1990 de slogan ‘Independence in Europe’ en al in de vroege jaren 1990 toonde Schotland zich zelfstandig genoeg om in Brussel een regionale lobby van bedrijven, vakbonden, lokale overheden en religieuze leiders te organiseren, Scotland Europe genaamd.194 In 1998 werd deze lobby uitgebreid: Schotland zag met haar eigen parlement de kans om Schotland nog sterker in de EU te profileren en de relatie met de EU te verbeteren. De Schotse lobby in Brussel, vanaf 1998 Scotland House geheten, is een combinatie van de

Scotland Europe lobby en de Scottish Executive European Office, dat de politieke standpunten

van de Schotse overheid vertegenwoordigt.195 Naast deze lobby in Brussel wordt Schotland ook in het Comité van de Regio’s vertegenwoordigd en neemt de regio deel aan een aantal regionale samenwerkingsverbanden die het Europees beleid proberen te beïnvloeden.196 Voorbeelden hiervan zijn de samenwerkingsverbanden Nordic-Scottish Cooperation en het

Northern Periphery Programme.197

Op economisch gebied werd Schotland tijdens het nieuw regionalisme minder zelfstandig dan op politiek gebied. In de eerste helft van de 20e eeuw draaide de Schotse economie op haar kolen- en staalindustrie en mijn- en scheepsbouw. In de jaren 1960 veroorzaakten de exploitatie van aardgas en -olie een opleving van de Schotse economie en sterke groei van de dienstensector. Sinds de jaren 1990 wordt de Schotse economie voornamelijk gekenmerkt door de olie- en gasexploitatie in de Noordzee, de nieuw ontwikkelde elektrotechnische

194 Maarten van Onckelen, ‘Een theoretische verkenning geïllustreerd aan de hand van het nationalisme in

Schotland,’ http://www.ethesis.net/schotland/schotland.htm#8 Schotland op weg naar zelfstandigheid (geraadpleegd 20 juni 2015).

195 Allan McConnell, Scottish Local Government (Edinburgh: Edinburgh University Press, 2004), 226 en

Elisa Roller en Amanda Sloat, 88-89.

196 Comité van de Regio’s, ‘Members,’ Europese Unie, http://cor.europa.eu/en/about/Pages/members.aspx

(geraadpleegd 25 juni 2015).

197 Nordic Scottish Cooperation, ‘Objectives of Nordic-Scottish Cooperation,’

http://www.eprc.strath.ac.uk/nordic/objectives.htm (geraadpleegd 29 mei 2015) en Northern Periphery Programme, ‘Programme Info,’ http://www.northernperiphery.eu/en/content/show/&tid=177 (geraadpleegd 29 mei 2015).

62 industrie en de financiële dienstverlening. Hoewel deze economische sectoren, met name de olie- en gasindustrie, enorme inkomsten genereren, heeft Schotland hierin geen zelfstandigheid van de Britse economie en overheid. De regio profileert zich wel zelfstandig op de wereldmarkt met de export van typische Schotse producten als Schotse whisky en textielproducten.198 Schotland voldoet dus niet volledig aan de eerste economische voorwaarde van de theorie, het zelfstandig optreden op de wereldmarkt. Hoewel de regio zich op gebied van typisch Schotse producten wel zelfstandig profileert, doet ze dit niet bij haar meest winstgevende economische kenmerken van financiële diensten en gas- en olie- exploitatie.

De tweede economische voorwaarde, het gebruik van Europese fondsen en participatie in economische samenwerkingsverbanden tussen regio’s, is wel terug te zien in Schotland. Om haar economische ontwikkeling te bevorderen, richt Schotland zich niet zozeer op de Britse overheid maar vooral op het Europees Cohesiebeleid en de Structuurfondsen. De Schotse overheid heeft namelijk zelf de bevoegdheid toe te zien op de allocatie van Structuurfondsen in Schotland en het verloop van de projecten die hiermee worden gefinancierd.199 De fondsen waar Schotland in de Europese beleidsperiode 2014-2020 het meest gebruik van maakt zijn het EFRO, het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en de Interreg-programma’s voor regionale samenwerking.200 Daarnaast is Schotland betrokken in meerdere economische samenwerkingsverbanden tussen regio’s, bijvoorbeeld de European North Sea Energy Alliance. De EU beschouwt de offshore energiesector aan de Schotse kust namelijk als een belangrijk ontwikkelingsgebied voor duurzame energie en wil deze sector door middel van regionale samenwerkingsverbanden optimaal ontwikkelen.201 Hieruit blijkt dat Schotland bij het gebruik van de Europese fondsen haar sterke economische kanten benadrukt en zo een belangrijke economische actor binnen de