• No results found

C HLOOR - EN ZUURDOSEERINST ALLA TIE

In document Antwerpen Spoor Noord (pagina 79-0)

Het controlepaneel IDEGIS PR-100 is ontworpen en gefabriceerd rekening houdende met de bestaande noden bij het behandelen van zwembadwater. De belangrijkste kenmerken van het RPH-100 meet- en doseertoestel zijn de eenvoudige werkwijze en de gemakkelijke installatie, samen met de perfecte controle van de pH- en de chloorwaarde in het water en het geringe onderhoud.

Het PR-100 controlepaneel omvat een RPH-101 pH-controlesysteem, met een ingebouwde peristaltische pomp met een maximum debiet van 4 l/u bij een druk van 1,5 bar. Een belangrijk kenmerk van het RPH-101 controlesysteem is een dubbele automatisch calibratiesysteem, die de ijking ervan zelfs mogelijk maakt zonder het verwijderen uit de installatie van de elektroden en zonder het gebruik maken van de ijkoplossingen.

Het PR-100 controlepaneel omvat eveneens een RMV -101 chloor controlesysteem, met een ingebouwde peristaltische pomp met een maximum debiet van 7 l/u bij een druk van 1,5 bar, dit toestel heeft een automatisch calibratiesysteem gebruik makende van de ijkoplossing die met de unit wordt meegeleverd.

Werking

De chloordosering gebeurt altijd aan de hand van een poolmanager (meet-, regel-, en doseerinstallatie). Het toegevoegde chloor is natriumhypochloriet (NaOCl). Dit is een niet-gestabiliseerde vorm van vrij chloor, dat in water dissocieert tot vrije Na-ionen en ClO-ionen.

Deze laatste reageren met water tot het hypochlorietzuur (HClO), dat een actieve desinfecterend werking heeft.

Er wordt dus bij de chloordosiring ClO--ionen toegevoegd, onder de vorm van natriumhypochloriet, terwijl het actieve bestanddeel HClO is, dat enkel na reactie met water wordt gevormd. Bovendien is de reactie functie van de zuurtegraad (de pH) van het water: hoe zuurder het water, des te meer actieve bestanddelen (HClO) er gevormd worden.

ClO- + H2O <==> HClO + OH

-W at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Fontein Antwerpen Spoor Noord As builtdossier P a g i n a | 80

De zuurtegraad van het water wordt beschreven aan de hand van de pH: hoe lager de pH, des te zuurder het milieu: pH 0 = uiterst zuur, pH 7 = neutraal, pH 14 = uiterst basisch. De pH-afhankelijkheid van het voorkomen van ClO- en HClO (actieve werking) wordt getoond op de volgende grafiek:

voorkomen van vrij chloor ifv pH

0

OCl-Hoewel een lage pH (<7, licht zuur water) een positief effect heeft op de desinfecterende werking van het vrij chloor (meer HClO in licht zuur milieu, dus meer desinfecterende werking), heeft dergelijke zure omgeving een negatieve invloed op het materiaal van zowel de elektromechanische onderdelen (pompen, PE- en rvs-buizen, kranen, kleppen, filtermateriaal,…) als op de betonnen wanden van het reservoir, het waterbassin. Bovendien is (licht) zuur water schadelijk voor de mens vanwege de corrosieve en irriterende eigenschappen. Een te zure omgeving induceert ook de reactie van het vrij chloor met organische moleculen ter vorming van het zogenaamde 'gebonden chloor' (polychlooramines). De reacties zijn naast de pH ook afhankelijk van de temperatuur, de contacttijd, de initiële chloor/ammoniakverhouding en de types organische moleculen. De typische 'chloorgeur' is eigenlijk de geur van het gebonden chloor. Deze geur is dan ook vaak een indicatie voor slechte scheikundige parameters van het water. Een te hoge pH heeft dan weer een negatieve invloed op de speciatie van het vrij chloor. Des te hoger de pH, des te meer vrij chloor er zich in de vorm van ClO- bevindt, wat dus geen desinfecterende werking heeft. Bovenstaande maakt duidelijk dat de pH een heel belangrijke parameter is van het fonteinwater, zowel voor de kwaliteit als voor de werking van het desinfectans. Om de pH en de chloorconcentratie automatisch te handhaven, wordt door Aquafontal de poolmanager in gebruik genomen. De poolmanager meet de hoeveelheid vrij chloor aanwezig in het water op aan de hand van een redoxmeting. V oor een voldoende hoge concentratie vrij chloor, is een redox vereist van 750 mV . Deze redox is echter functie van het aandeel HClO in het water. Dit aandeel kan berekend worden uit de pH van het water (zie grafiek) maar dit aandeel is ook functie van de pH.

at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

De poolmanager meet de pH van het water en regelt die indien nodig bij met pH-minus (aanzuren van het watervolume). Simultaan wordt de redox gemeten en indien een lagere waarde bereikt wordt dan de ingestelde waarde (standaard 750 mV), wordt vrij chloor bijgevoegd. Zowel pH-minus als het vrij chloor worden dan met behulp van peristaltische pompen gedoseerd, tot er opnieuw een evenwicht is bereikt. De pH en de chloorconcentratie dienen continu te worden bijgeregeld. Het actieve bestanddeel van vrij chloor (HClO) wordt namelijk constant verbruikt voor desinfectie EN door blootstelling aan de open lucht/zon. Deze laatste kan tot een reductie van 90% per 24uur evolueren. Om een goede desinfectie te bewerkstelligen is constant een concentratie van 3-5 ppm vrij chloor noodzakelijk. Dit komt overeen met een redox van 750 mV .

W at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Fontein Antwerpen Spoor Noord As builtdossier P a g i n a | 82

5.9 Legionellabeheersplan

5.9.1 Risicoanalyse

Door hun aërosolvorming dient steeds grote aandacht geschonken te worden aan fonteinen. Het grote nadeel bij fonteinen, zowel binnen- als buitenhuis, is de lange verblijftijd van het water. Het water in buitenvijvers wordt normaal gezien zelden of niet ververst.

Het bijvullen van fonteinen dient steeds te gebeuren met vers water dat afkomstig is uit goed doorstroomde leidingen.

Het water dient te allen tijde onder de 25°C te blijven.

Er dienen wekelijks en in warme periodes dagelijks temperatuurmetingen uitgevoerd te worden om na te gaan of de 25°C niet wordt overschreden.

Het aangroeien van biofilm in de fontein en leidingen dient onder controle te worden gehouden, een degelijk onderhoud en een regelmatige reiniging van de fontein zijn dan ook een noodzaak.

Het gezondsheidsrisico omvat de ontwikkeling en groei van de Legionella-bacterie (Legionella pneumophila) die bron is van de veteranenziekte. Deze bacterie floreert in water tussen 25°C en 55°C. Het risico bij de fontein omvat het opwarmen van het fonteinwater tot temperaturen boven 25°C.

5.9.2 Temperatuursaflezing

Om de watertemperatuur te monitoren wordt gebruik gemaakt van een temperatuurmeting met behulp van de DIXELL XR10C NTC thermostaat.

5.9.3 Maatregelen

Bij overschrijding van de watertemperatuur boven de 24,8°C gaat de fontein in veiligheid. Een heropstart van de fontein gebeurt niet automatisch. Er dient een staal van het fonteinwater afgenomen te worden. Daalt de watertemperatuur onder de grenstemperatuur en is het staal negatief, dan kan de fontein zonder bijkomende maatregelen terug opgestart worden.

5.9.4 Procedure “POSITIEF ST AAL”

De opdrachtgever/beheerder van de fontein dient een procedure ‘positief staal’ op te stellen voor het geval hem een hoog koloniegetal van legionella wordt gemeld. V olgende aspecten dienen beschreven te worden door de opdrachtgever/beheerder :

• Te nemen maatregelen na een positief staal : de fontein leegpompen, en uitkuisen van de fontein met een oplossing van chloor in water (in normale verhoudingen), leidingen en pompen op dezelfde manier reinigen, opvullen met vers koel drinkwater.

• Na reiniging van de fontein dient men opnieuw een staal te nemen vóór de indienstname én een tweede staal 14 dagen later. Zijn deze stalen in orde ga dan over naar de gangbare staalname-procedure.

• Hoe wordt dit gecommuniceerd en door wie ?

• Wie moet worden gewaarschuwd ?

• Waar en door wie worden corrigerende maatregelen vastgelegd?

at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

6 Elektrische schakelkast

De elektrische schakelkast bestaat in hoofdzaak uit volgende componenten:

- 4 kunststof kasten L750xH1250xD310 (mm) vervaardigd uit glasvezel versterkt polyester:

respectievelijk kast 1 (uiterst rechtse kast), kast 2, kast 3 en kast 4 (uiterst linkse kast).

- Één hoofdschakelaar 160A, hoofd- en hulpdifferentieelschakelaars - Één driestandenschakelaar per fonteinpomp

- Één thermische beveiliging en frequentieomvormer per fonteinpomp - Aansluitklemmen voor netspanning, pompen en externe toestellen - Wartels polyamide IP68

- DMX512

- PLC VIP A met aanraakscherm in kleur

- Interne communicatie via MODBUS- en DMX-protocollen

W at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Fontein Antwerpen Spoor Noord As builtdossier P a g i n a | 84

7 Fonteinsturing

7.1 Sturingsfilosofie

De watertuinen bestaan uit meerdere onderdelen waarvan er vijf via de bediening op de kastdeur in te stellen zijn:

A. Fontein 1: ‘VERNEVELAAR’ (kleine watertuin): 21 volkegelsproeiers (vernevelaars), van water voorzien door één pomp;

B. Fontein 2: ‘GORDIJN’ (kleine watertuin): 8 watergordijnen met telkens één pomp per gordijn;

C. Fontein 3: ‘SPUITER’ (grote watertuin): 24 sproeiers in watervlak, gevoed door één pomp;

D. Fontein 4: ‘W A TERFILM’ (grote watertuin): 1 waterval, gevoed door drie pompen;

E. 1 waterbehandelingssysteem, voorzien van twee pompen.

V erder is er 1 bijvulsysteem, voorzien van één pomp, aanwezig, een dompelpomp in de droge ruimte en een dompelpomp in de cisterne. Deze pompsystemen werken volledig autonoom.

Het aansturen van de fonteinen wordt georkestreerd door een PLC-sturing. Deze sturing verwerkt (een combinatie van) diverse meetsignalen (Input-signalen) en stuurt bij door middel van outputsignalen, in functie van de ingestelde parameters (klokken, timers, comparatoren, tellers,…).

Zo worden foutmeldingen (vb. te laag waterniveau in de waterbuffer) door deze PLC eenvoudig verwerkt met een snelle en correct reactie naar de pompen toe (vb. het stilleggen van de pompen).

De fonteinonderdelen A, B, C, D en E worden via de bediening op de kastdeur apart ingesteld. Dit betekent dat elk onderdeel onder meer aparte inschakelklokken heeft, een aparte programmering kent, aparte windsnelheidsinstellingen heeft en zo meer. Een te hoge windsnelheid waarbij de watergordijnen (met hun spuithoogte van 2m) tijdelijk automatisch stilgelegd dienen te worden, zal hierdoor niet noodzakelijk leiden tot het stilleggen van de minder windgevoelige waterfilm.

Bovendien kan elke fonteinpomp via de bedieningsknoppen apart worden af-/aangelegd. Dit laat onderhoud aan één van een groep fonteinpompen toe, zonder dat de volledige groep stilgelegd dient te worden.

7.2 Sturing fonteinpompen

De motoren van de fonteinpompen worden aangestuurd via een frequentieomvormer. Deze omvormer zelf wordt gestuurd door de PLC-sturing en eventueel een tweede type sturing: via DMXà0/10V -analoog signaal of MODBUS.

Fonteingroep Enable

at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Via het MODBUS-protocol wordt de frequentie van de fonteinpompen VERNEVELAAR en SPUITER uitgestuurd vanuit de PLC-sturing naar de respectievelijke frequentieomvormers. Het programmeren van de spuithoogtes van de deze pompen gebeurt via rechtstreeks vanuit de PLC (in te stellen via het aanraakscherm).

Naast dit uitsturen van signalen, wordt er voortdurend informatie via het MODBUS-protocol opgevraagd uit de frequentieomvormers. Deze informatie kan worden weergegeven op het scherm.

Deze informatie omvat de netfrequentie uitgestuurd naar de pompen en de stroomafname van de pompen.

7.2.2 DMX

De programmering van de gordijnpompen gebeurt via het DMX-protocol. DMX-programma’ s zijn opgeslagen in de Sweetlight Stand Alone Controller (E17). De keuze van de programma’s verloopt manueel of automatisch in functie van de instellingen op het aanraakscherm. Dit protocol wordt continu omgezet tot een 0-10V -analoog signaal (door module E18) dat ingelezen wordt door de frequentieomvormers.

7.3 Sturing autonome fonteinonderdelen

7.3.1.1 Bijvulsysteem

De fonteininstallatie heeft een eigen bijvulsysteem zoals beschreven in het hoofdstuk technische ruimte.

De bijvulling wordt enkel geactiveerd op momenten waarop de fonteinen buiten bedrijf zijn. Op deze manier wordt water enkel bijgevuld wanneer alle fonteinwater terug is in de waterbuffer (en niet onderweg is in pers- of retourleidingen). Dit vermijdt het circuleren van een volume water dat groter is dan de inhoud van de cisterne.

7.3.2 Dompelpomp droge ruimte

Zoals beschreven in het hoofdstuk technische ruimte functioneert de sturing van de dompelpomp in de technische ruimte volledig autonoom in functie van het waterniveau in deze ruimte.

W at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Fontein Antwerpen Spoor Noord As builtdossier P a g i n a | 86 7.3.3 Dompelpomp waterbuffer

Zoals beschreven in het hoofdstuk technische ruimte functioneert de sturing van de dompelpomp in de waterbuffer volledig autonoom in functie van het waterniveau in deze ruimte.

7.3.4 Aflaatkraan waterfilm

Naast het geforceerd openen en sluiten van de aflaatkraan via bedieningsknop S6 op de kastdeur, kan de kraan in automatische modus gezet worden. In deze modus wordt de niveaudetectie in de toevoergoot van de waterfilm geactiveerd wanneer de waterfilmpompen stilgelegd worden. Deze niveaudetectie activeert het openen / sluiten van de aflaatkraan in functie van het niveau in de toevoergoot: bij te hoge waterstand (watervlak vol water) wordt de kraan geopend. De kraan wordt afgesloten op het moment dat het watervlak afgelaten is.

7.4 Bediening van de fontein.

7.4.1 Algemeen

Het bedienen van de fontein gebeurt in hoofdzaak door middel van de bedieningsknoppen en het aanraakscherm op de kastdeuren. Één knop (RESET-knop, S2) is terug te vinden IN de schakelkast.

Bij de opbouw van de kastdeur werden de bedieningsknoppen van de verschillende fonteinen per fontein gegroepeerd. Deze logische opbouw is ook terug te vinden op het aanraakscherm.

7.4.2 Veilige modus

Een te lage waterstand in de waterbuffer, een te hoge temperatuur in de stuurkast en een te hoge temperatuur van het fonteinwater brengen risico’s met zich mee: respectievelijk het droog draaien van de pompen, het verbranden van de stuurelektronica / elektrische componenten en het floreren van bacteriën (o.a. Legionellabacterie). Deze risico’s dienen te allen tijde vermeden te worden.

Bij het overschrijden van een drempelwaarde van één van deze parameters treedt de fonteingroep in veiligheid: de veilige modus wordt actief.

Om de veilige modus te ontgrendelen, dient de oorzaak van de foutmelding te worden onderzocht. Het voorliggende probleem dient opgelost te worden en maatregelen moeten getroffen worden om dit in de toekomst te vermijden. V ervolgens wordt op de RESET -knop gedrukt (knop S2 in kast 2): de veilige modus wordt ontgrendeld.

7.4.3 Bedieningsknoppen op de kastdeur

7.4.3.1 Nomenclatuur

In bijlage een lijst van alle bedieningsknoppen met hun nummer (zie elektrisch schema), hun fonteingroep, hun functie en het aantal standen, en een lijst van de verklikkerlampjes op de kastdeur.

at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Via de bedieningsknoppen op kastdeur 2 kan elke pomp apart in- of uitgeschakeld worden, zonder hiervoor de rest van de fonteingroep stil te moeten leggen (vb. in geval van onderhoudswerken aan één pomp).

7.4.4 Aanraakscherm

7.4.4.1 Hoofdmenu

In het hoofdmenu van het scherm zijn zes velden te onderscheiden:

- 4 velden voor de verschillende fonteinen, met links de fonteinen van de kleine watertuin en rechts de fonteinen van de grote watertuin.

- Onderaan links een veld ‘FONTEINSTA TUS’. Eventuele foutmeldingen verschijnen in dit veld.

- Onderaan rechts een veld ‘INSTELLINGEN’, verwijzend naar de algemene instellingen van de technische installatie en ook naar de instellingen van het waterbehandelingssysteem. V erder is hier ook een uitlezing van de verschillende opgemeten temperaturen (temperatuur fonteinwater in de buffer, temperatuur droge ruimte en temperatuur binnen de stuurkast).

Door één van de velden zachtjes aan te tikken wordt overgegaan naar de respectievelijke instellingenschermen. V anuit deze schermen is er steeds een mogelijkheid terug te keren naar het hoofdmenu (zie overzichtschema).

7.4.4.1.1 V elden VERNEVELAAR, GORDIJN, SPUITER, WATERFILM

Deze velden verwijzen naar de respectievelijke fonteinen. Wanneer een fontein niet in bedrijf is, wordt dit samen met de oorzaak van buiten bedrijfstelling gemeld op het veld.

T abel 1: Mogelijke oorzaken van uitschakeling van de fonteinen, met meldingen op het hoofdmenu.

OORZAAK ZIE

Melding: Uitgeschakeld V ernevelaar Aan / Uit, Gordijn Aan / Uit, Spuiter Aan / Uit, Waterfilm Aan / Uit

Melding: Uit volgens Klok Klok V ernevelaar, Klok Gordijn, Klok Spuiter, Klok Waterfilm Melding: Uit: te veel wind Windmenu V ernevelaar, Windmenu Gordijnen, Windmenu Spuiter,

Windmenu Waterfilm

7.4.4.1.2 V eld FONTEINSTATUS

De status van de fontein wordt summier weergegeven in dit veld. Eventuele problemen kunnen snel ingeschat worden.

T abel 2: Mogelijke statusmeldingen op het hoofdmenuscherm.

MELDING Annex Uitleg

OK Geen noemenswaardige problemen

STANDBY Fontein ligt af op kast Bedieningsknop S3 ligt af

W at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Fontein Antwerpen Spoor Noord As builtdossier P a g i n a | 88 FOUT

Laag niveau watertank Zie V eilige modus

°C Watertank Zie V eilige modus

°C Stuurkast Zie V eilige modus

7.4.4.1.3 V eld INSTELLINGEN

Dit veld verwijst naar de algemene instellingen van de technische installatie en de instellingen van het waterbehandelingssysteem. Ook worden de opgemeten temperaturen van fonteinwater (in buffertank), stuurkast en kelder weergegeven.

7.4.4.2 Instellingen Vernevelaar

7.4.4.2.1 Klok V ernevelaar ■1

Elke klok is opgesteld als een tabel. Elke rij staat voor één dag, elke kolom voor één uur. Bij het aantikken van een kolom of rij, wordt de volledige kolom, respectievelijk rij geselecteerd. Bij het aantikken van een cel, wordt enkel deze cel geselecteerd. Een cel meermaals aantikken laat een opdeling per kwartier toe (mogelijkheid tot selectie met een nauwkeurigheid van 15 minuten).

Na selectie van de inbedrijfstelling wordt op opslaan gedrukt om de instellingen te bewaren. Via terug wordt teruggekeerd naar instellingen V ernevelaar.

7.4.4.2.2 V ernevelaar Aan / Uit

De fontein VERNEVELAAR kan algemeen in- en uitgeschakeld worden via deze toets.

7.4.4.2.3 Werktijd / rusttijd / timer

Werktijd Is in te stellen Tijd van in bedrijf stelling vernevelaar

Rusttijd Is in te stellen Rusttijd vernevelaar (periode tussen twee werkcycli) Timer Automatische aftelling Geeft aan hoelang de respectievelijke cyclus nog duurt.

7.4.4.2.4 Windmenu V ernevelaar ■

Bij een windsnelheid van Setpoint, gemeten gedurende een periode van wachttijd, zal de vernevelaar stil liggen gedurende een termijn van Stoptijd.

Setpoint, wachttijd en stoptijd zijn alle in te stellen.

7.4.4.3 Instellingen Gordijn

7.4.4.3.1 Klok Gordijn Idem als Klok V ernevelaar.

7.4.4.3.2 Klok lage spuithoogte ■

De functie laat toe om de watergordijnen op een laag spuitregime te laten draaien in functie van deze klok. Tijdens de ingestelde tijd zullen de watergordijnen geforceerd in de windmodus draaien (lage spuithoogte).

1 ■ Dit symbool geeft aan dat de besproken druktoets verwijst naar een nieuwe pagina.

at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

V oorwaarde is dat de Klok Gordijn ingesteld staat tijdens deze momenten.

De instellingswijze is dezelfde als bij de Klok V ernevelaar.

7.4.4.3.3 Gordijn Aan / Uit

De fontein GORDIJN kan algemeen in- en uitgeschakeld worden via deze toets.

7.4.4.3.4 Handmatige programmakeuze ■

In de fonteinsturing zijn 10 verschillende programma’s opgenomen. Via de handmatige programmakeuze kan elk van de programma’s apart opgeroepen worden.

7.4.4.3.5 Automatische programmakeuze ■

In de fonteinsturing zijn 10 verschillende programma’s opgenomen. Via de automatische programmakeuze kunnen deze programma’s volgens een terugkerend patroon geprogrammeerd worden.

Het volstaat een resem programmanummers achtereenvolgens te selecteren (tussen 1 en 10 keuzes) en daarna op Start te drukken. De looptijd per programma wordt weergegeven in het veld Resttijd. Stop doet de cyclus eindigen. Om de voorgeselecteerde cyclus te wissen, druk op Wis.

7.4.4.3.5.1 Tijden ■

Via de pagina tijden kan de looptijd voor elk van de 10 programma’s geprogrammeerd worden.

Elk programma kan een individuele looptijd krijgen.

7.4.4.3.6 Windmenu Gordijnen ■

Dit menu is zeer gelijkend aan het Windmenu vernevelaar. Er zijn nu echter twee instelbare snelheden: Laag en Hoog.

Setpoint Laag is de in te stellen windsnelheid, met respectievelijke wachttijd en stoptijd, waarbij de spuithoogte verlaagd wordt.

Setpoint Hoog is de in te stellen windsnelheid, met respectievelijke wachttijd en stoptijd, waarbij de gordijnen worden afgelegd.

Setpoint Laag < Setpoint Hoog.

7.4.4.4 Instellingen Spuiter

7.4.4.4.1 Klok Spuiter Idem als Klok V ernevelaar.

7.4.4.4.2 Spuiter Aan / Uit

De fontein SPUITER kan algemeen in- en uitgeschakeld worden via deze toets.

7.4.4.4.3 Programma ■

Deze drukknop verwijst naar een pagina met tabel. De tabel bevat 10 cellen met telkens een in te stellen frequentie (Hz) per cel. De in te stellen Cyclustijd geeft de staptijd aan. Onder de tekst

W at er wo rdt k unst Q ua nd l’ ea u d evi en t art

Fontein Antwerpen Spoor Noord As builtdossier P a g i n a | 90

Huidig is aangegeven in welke stap er gedraaid wordt. De timer geeft aan hoelang de huidige stap doorgaat.

7.4.4.4.4 Windmenu Spuiter ■

Het Windmenu Spuiter is volledig analoog aan Windmenu Gordijnen.

7.4.4.5 Instellingen Waterfilm

7.4.4.5.1 Klok Waterfilm Idem als Klok V ernevelaar.

7.4.4.5.2 Waterfilm Aan / Uit

De fontein W A TERFILM kan algemeen in- en uitgeschakeld worden via deze toets.

7.4.4.5.3 Windmenu Waterfilm ■

V olledig analoog met Windmenu vernevelaar . 7.4.4.6 Menu Instellingen

7.4.4.6.1 Klok filter

De klok filter behartigt de draaiuren van de pomp van de zandfilterinstallatie.

De instellingswijze is dezelfde als bij de Klok V ernevelaar.

7.4.4.6.2 Klok chloorpomp

De klok chloorpomp behartigt de draaiuren van de pomp van de chloordoseerinstallatie.

De instellingswijze is dezelfde als bij de Klok V ernevelaar.

7.4.4.6.3 T emperatuur watertank

Onder de toets verschijnt een melding over de status van het klimaat in de waterbuffer. Deze toets verwijst naar een nieuwe pagina.

De gemeten temperaturen in waterbuffer, kelder en stuurkast worden weergegeven op deze nieuwe pagina. Bovendien kunnen grenstemperaturen waterbuffer ingesteld worden (zie ook Legionella beheersplan).

T abel 3: In te stellen temperaturen fonteininstallatie.

T abel 3: In te stellen temperaturen fonteininstallatie.

In document Antwerpen Spoor Noord (pagina 79-0)