• No results found

c Enquêtes onder gedetineerden die deelnemen aan de cursussen (beantwoording van

onderzoeksvraag 9, 11 en 12).

Design en deelnemers

Het laatste deel van de procesevaluatie bestaat uit de rapportage van de resultaten van een enquête die onder gedetineerden die aan een van de drie cursussen hebben deelgenomen. Het doel van de enquêtes is om onder deelnemen aan de cursussen te achterhalen of de ervaringen van deelnemers overeenkomen met de werkzame mechanismen en uitkomsten zoals die uit de planevaluatie naar voren zijn gekomen.

Deelnemers werd gevraagd om op drie momenten enquêtes in te vullen: T0: Bij aanvang van de cursus Puinruimen, SOS of DAPPER

T1: Direct na afloop van de laatste bijeenkomst van de cursus

T2: Drie tot vier weken na afloop van de laatste bijeenkomst (indien mogelijk met detentieduur) De enquetes konden bij een beperkt aantal cursussen (10 bij cursussen) worden uitgezet. Uiteindelijk hebben er 75 cursusdeelnemers meegedaan aan dit deel van het onderzoek (zie Tabel IV.2 voor de aantallen per cursus en per moment; het aantal deelnemers op T0 is kleiner dan het totaal aantal deelnemers doordat een aantal deelnemers T0 niet heeft ingevuld).

Tabel IV.2. Aantallen deelnemers per cursus per moment

Cursus T0 T1 T2 Puinruimen 32 24 13 SOS 28 25 15 Dapper 9 6 2 Totaal 69 55 30

70

Opzet vragenlijsten

De vragenlijsten bestonden uit zeven onderdelen. Hieronder geven we een korte beschrijving van de vragenlijsten. Het merendeel van de vragen bestonden uit stellingen die beantwoord werden op een 5-punten schaal variërend van 1 (Helemaal oneens) tot 5 (Helemaal eens).

1. Werving en motivatie (T0). Deelnemers werd gevraagd om met behulp van een multiple choice vraag aan te geven hoe ze kennis hebben genomen van de cursus. Er waren vijf opties en de mogelijkheid om deze aan te vullen met een antwoord wat nog niet genoemd was. Daarnaast hebben we een aantal vragen gesteld om de redenen van deelnemers om deel te nemen te achterhalen. Deze vragen zijn ingedeeld in drie sub-schalen: externe motivatie (1 item: “mij werd gevraagd om deel te nemen”), interne motivatie voor zelfreflectie (3 items: “omdat ik aan mezelf wil werken”, α = .79), en interne motivatie om te leren (3 items: “omdat ik mee wil leren over de gevolgen van criminaliteit”, α = .72) als reden voor deelname. De analyses lieten zien dat de overige items niet betrouwbaar binnen deze schalen vielen en zijn daarom achterwege gelaten.

2. Verantwoordelijkheid nemen (locus of control) (T0 – T2). Dit onderdeel betrof acht stellingen waarop deelnemers aangaven in welke mate ze eigen verantwoordelijkheid nemen voor de gebeurtenissen in hun leven—dit wordt in de literatuur ook wel de locus of control genoemd. Deze vragen zijn gebaseerd op bestaande instrumenten voor het meten van externe locus of control (Tangney et al., 2012) en interne locus of control (Craig, Franklin & Andrews, 1984; Levenson, 1973). Vier stellingen maten de mate waarin deelnemers een externe locus of control hebben (bijvoorbeeld “Ik heb het gevoel dat wat er gebeurt in mijn leven wordt bepaald door anderen mensen”) en vier stellingen maten de mate van een interne locus of control (bijvoorbeeld: “Ik heb de toekomst zelf in de hand”). Uit analyses van de schalen bleken twee items echter niet betrouwbaar onderdeel te zijn van deze schalen. We hebben daarom een interne locus of control schaal gevormd gebaseerd op 3 items (αs: T0 = .71; T1 = .79; T2 = .56) en een externe locus of control schaal (αs: T0 = .59; T1 = .63; T2 = .51). Op T0 waren de interne en externe locus of control schalen niet significant met elkaar gecorreleerd (r(68) = -.14, p = .251, terwijl op T1 en T2 dit verband wel significant was (T1: r(54) = -.36, p = .006; T2: r(35) = -.36, p = .032).

3. Denkfouten (T0 – T2). Met zes vragen werd gemeten hoe deelnemers tegen het begaan van delicten aankijken. Deze vragen waren gebaseerd op de How I Think Questionnaire van Barriga & Gibbs (1996). Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de subschalen met elk twee stellingen: goedpraten/bagatelliseren (bijvoorbeeld: “Iedereen overtreedt weleens de wet, zo erg is het dus niet); anderen de schuld geven (bijvoorbeeld: “Iemand die zijn auto niet op slot doet vraagt erom dat die gestolen wordt); en uitgaan van het ergste (bijvoorbeeld: “Ik kom altijd in de problemen, hoe hard ik ook probeer ze uit de weg te gaan).

4. Bewustwording gevolgen delict (T0 – T2) werd gemeten met vier schalen. De eerste drie stellingen gingen over de bewustwording van de impact en reikwijdte van criminaliteit in het algemeen (bijvoorbeeld: “Diefstal is oké, zolang het slachtoffer niet lichamelijk gewond raakt”; α: T0 = .54; T1 = .69; T2 = .84). Daarna volgde er vier stellingen die empathie voor slachtoffers maten (bijvoorbeeld: “Ik kan me voorstellen hoe een slachtoffer zich voelt”; cronbach’s alpha T0 = .67; T1 = .74; T2 = .90). De laatste schaalen richtte zich op de slachtoffers van de deelnemer zelf: empathie voor slachtoffers van het eigen delict

71 (bijvoorbeeld: “Ik begrijp dat wat ik heb gedaan erg kan zijn voor mijn slachtoffer(s)”; α: T0 = .75; T1 = .83; T2 = .82).

5. Houding ten opzichte van herstelbemiddeling (T0 – T2) hebben we gemeten met drie schalen. Ten eerste hebben we motivatie tot reparatie gemeten met drie stellingen (bijvoorbeeld: “Richting de slachtoffer(s) van het feit waarvoor ik zit zou ik willen goedmaken wat er is gebeurd”; α: T0 = .94 ; T1 = .95; T2 = .92). Daarnaast hebben we met vijf items de verwachtingen ten opzichte van herstelbemiddelingen in het algemeen gemeten (bijvoorbeeld: “Herstelbemiddeling is belangrijk”; α: T0 = .94 ; T1 = .90; T2 = .93). Als derde hebben we de persoonlijke verwachtingen ten opzichte van herstelbemiddeling gemeten, met vier items (bijvoorbeeld: “Herstelbemiddeling is nuttig voor mij”; α: T0 = .69 ; T1 = .73; T2 = .67).

6. Extra vragen. Aan het einde van elke vragenlijst hebben we een aantal extra vragen gesteld die verschilden per moment van de vragenlijst. In de T0 meting hebben we met een open vraag naar de verwachtingen van de deelnemers ten aanzien van de cursus gevraagd. In de T1 meting hebben we met verschillende stellingen gevraagd naar de evaluatie van de cursus (bijvoorbeeld: “De cursus was nuttig voor mij”). Daarnaast hebben we deelnemers gevraagd om de cursus een cijfer te geven, en in een viertal open vragen naar de ervaringen met de cursus en de plannen voor herstel gevraagd. In de T2 meting hebben we met een open vraag gevraagd of en hoe deelnemers nog met herstel bezig zijn.

Procedure afname vragenlijsten

Wanneer de start van een nieuwe cursus Puinruimen, SOS of DAPPER binnen de looptijd en planning van de procesevaluatie van het huidige onderzoek viel, zijn de cursusleiders van die cursussen benaderd voor de afname van vragenlijsten. Uiteindelijk hebben de cursusleiders van 11 nieuwe cursussen (4 x Puinruimen, 4 x SOS cursus, 1 x SOS individueel, 2 x DAPPER; op 10 verschillende locaties) deelnemers aan hun cursus gevraagd of ze bereid waren om deel te nemen aan dit deel van het onderzoek. In totaal is aan 84 gedetineerden in deze cursussen gevraagd of ze wilden deelnemen, waarvan 75 (response rate 89%) uiteindelijk één of meerdere vragenlijsten hebben ingevuld.

Cursusleiders die bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek hebben de vragenlijsten per post ontvangen. De cursusleiders hebben de lijsten vervolgens onder de deelnemers verspreid en deelnemers konden de lijst dan tijdens de cursus of in hun eigen tijd op de cel invullen. De vragenlijsten werden voor de onderzoekers anoniem afgenomen. Om de T0, T1 en T2 metingen met elkaar te kunnen vergelijken hebben de cursusleiders elke vragenlijst met een anonieme code die voor elke deelnemer uniek was gemarkeerd. Nadat de vragenlijsten ingevuld waren, stuurde de cursusleiders deze per post weer terug naar de onderzoekers.

72

V

Verkennende procesevaluatie: bevindingen en discussie