• No results found

2.1 Gespecificeerde archeologische verwachting (KNA 3.2 LS05)

Uit het eerder door Transect uitgevoerde bureauonderzoek (Kerkhoven 2010, Transect-rapport 1) blijkt dat op twee niveaus sprake kan zijn van

archeologische waarden, te weten: Niveau 1 omvat de Zuiderzeeafzettingen, het Ramspolzand en de Almere-afzettingen waarin scheepsarcheologische vondsten kunnen worden verwacht. Niveau 2 omvat de top van het

pleistocene dekzand waarin nederzettingsresten en andersoortige complexen uit de prehistorie kunnen worden verwacht.

Niveau 1, scheepsarcheologische resten: In de omgeving van het plangebied zijn diverse scheepsarcheologische vondsten gedaan, waaronder scheepswrakken. Gezien het voorkomen van Zuiderzeeafzettingen,

Ramspolzand en Almere-afzettingen in het plangebied kunnen ook hier scheepsarcheologische resten worden verwacht.

Niveau 2, prehistorie: Het plangebied ligt op de overgang van het hoger gelegen pleistoceen gebied (Utrechts-Gelders zandgebied) naar het lager

gelegen holoceen gebied (Flevolands kleigebied). Dit uit zich ondermeer in een in zuidwestelijke richting hellend dekzandplateau dat doorsneden wordt door voormalige rivier- en kreekgeulen en waarin dekzandruggen, dekzandkoppen en, ter hoogte van Schokland en Swifterbant, rivierduinen en oeverwallen liggen. Een dergelijke landschappelijke gradiëntzone vormde een aantrekkelijk exploitatiegebied voor prehistorische jager-verzamelaars gemeenschappen en vanaf 4900 voor Chr. ook voor de proto-agrarische gemeenschappen van de Swifterbantcultuur (4900 – 3400 voor Chr.). Diverse prehistorische

vindplaatsen en nederzettingsterreinen op dekzandruggen, dekzandkoppen, rivierduinen en oeverwallen getuigen van de menselijke aanwezigheid in dit gebied ten tijde van de prehistorie, bijvoorbeeld P14 (Schokland), S3, S4 en de recent ontdekte mesolithische nederzetting bij Swifterbant en, dichter bij het plangebied, de mesolithische vindplaats aan de parallelweg van de Hanzeweg (N307).

Eventuele prehistorische vindplaatsen worden in de top van het dekzand verwacht. De top van het dekzand ligt in het plangebied tussen circa 4,0 en 6,0 meter –NAP, wat overeenkomt met circa 3,5 en 5,5 meter onder maaiveld. Dit betekent dat deze onder de bouwvoor en onder de gemiddeld laagste

grondwaterstand (GLG) liggen. Dit houdt in dat eventueel aanwezige prehistorische vindplaatsen intact en goed geconserveerd kunnen zijn,

behoudens lokaal voorkomende erosie van de top van het dekzand. Gezien de diepteligging van de top van het dekzand dateren eventuele vindplaatsen van vóór 3.000 voor Chr., dat wil zeggen uit het midden-neolithicum B (3400 - 2900 voor Chr.) en ouder

2

. Dergelijke prehistorische vindplaatsen bevinden

2 Op basis van de grondwatercurve van Schokland (Gotjé 1993).

4

zich stratigrafisch in de top van het dekzand.

Direct onder de top van het dekzand is mogelijk sprake van een bodem, dat wil zeggen een bodem die zich heeft gevormd in het Allerød-interstadiaal, een warmere fase aan het einde van de laatste ijstijd tussen circa 11.500 - 11.050 voor Chr. In deze bodem kunnen hypothetisch vindplaatsen voorkomen uit het laat-paleolithicum (12.500 - 9.700 voor Chr.). Specifiek vindplaatsen van de Federmesser Groep. In het noorden van Nederland (boven de grote rivieren) zijn enkele honderden vindplaatsen uit deze periode bekend (Stapert 2005). Dergelijke vindplaatsen zijn overigens in Flevoland nog niet eerder tijdens systematisch prospectief onderzoek aangetroffen.

Prehistorische vindplaatsen bestaan in de meeste gevallen uit

concentraties van vuurstenen artefacten, bewerkt en gebruikt natuursteen (onder andere kookstenen, klop- en percussiestenen), al dan niet verbrand bot (in de meeste gevallen gecalcineerd bot) en houtskool. Vaak komen binnen dergelijke vindplaatsen haardkuilen en andersoortige grondsporen voor, zoals grafkuilen en vanaf het neolithicum (4900 - 2000 voor Chr.) ook paalkuilen.

Verder kunnen op neolithische vindplaatsen ook aardewerk, maal- en slijpstenen en grafvelden worden verwacht.

Uit het archeologisch booronderzoek in het naastgelegen Roggebotstaete blijkt dat eventuele Oude Getijdenafzettingen uit de Calais II en Calais III transgressiefasen (circa 4300 - 2800 voor Chr.) uit onderwater afzettingen zoals detritus-gyttja, bestaan. Er worden binnen het plangebied dan ook geen

prehistorische vindplaatsen op deze afzettingen verwacht. Dit in tegenstelling tot de oeverwalvindplaatsen in het rivierduingebied Swifterbant en die in het stroomgebied van de Vecht tussen Urk en Schokland.

Tabel 2: Dronten, Landgoed Vossemeer: gespecificeerde archeologische verwachting.

datering: midden-neolithicum B en ouder middeleeuwen & nieuwe tijd complextype: bewoning, begraving, scheepswrakken

omvang: vanaf enkele meters doorsnede vanaf enkele meters doorsnede

diepteligging: top van het zand vanaf maaiveld

locatie: op zandkoppen hele terrein

prospectiekenmerken: vuursteen, houtskool, aardewerk keramiek, metaal, hout mogelijke verstoringen: verspoeling in meer en zee sloot, bomenrij

2.2 Conclusies uit het bureauonderzoek

Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied op twee niveaus archeologische waarden kunnen worden verwacht, te weten: niveau 1, scheepsarcheologische vondsten c.q. scheepswrakken in de

Zuiderzee-afzettingen, het Ramspolzand en Almere-afzettingen. Niveau 2, prehistorische vindplaatsen in de top van het dekzand.

5

Voor wat betreft Niveau 1 is er sprake van een middelhoge verwachting op scheepsarcheologische vondsten. Deze verwachting is niet hoger of lager dan in andere delen van Flevoland in dit geval het voormalig Flevomeer, Aelmere en Zuiderzeegebied.

Voor wat betreft Niveau 2 is er een reële kans dat in het plangebied in de top van het dekzand prehistorische vindplaatsen voorkomen. Gezien de overwegend intacte top van het dekzand in het aangrenzende Roggebotstaete en gezien de overgroeiing van het dekzand met vastwortelend in dit geval autochtoon veen, is de verwachting dat eventueel in het plangebied aanwezige prehistorische vindplaatsen goed geconserveerd zullen zijn. Gezien de

diepteligging van de top van het dekzand op minimaal 3,5 meter beneden maaiveld en de geconstateerde bodemverstoringen, zijn eventuele vindplaatsen in de top van het dekzand niet aangetast door recente bodemingrepen.

2.3 Advies op basis van het bureauonderzoek

Op basis van het archeologisch bureauonderzoek werd geadviseerd om daar waar bodemingrepen dieper dan 3,5 meter onder maaiveld zijn voorzien, verkennend booronderzoek uit te voeren.

Voor wat betreft Niveau 1 zijn scheepsarcheologische vondsten met de gangbare prospectiemethoden en technieken nauwelijks systematisch op te sporen, dan wel tegen zeer hoge kosten of met grote onzekerheidsmarges (bijvoorbeeld remote sensing). Vrijwel alle scheepsarcheologische vondsten in Flevoland zijn ‘toevalsvondsten’. Daarom wordt geadviseerd om deze categorie buiten de kaders van het verkennend booronderzoek te houden.

6