• No results found

Hoofdstuk 8 Werk, zorg en vrije tijd

8.3 Buitenshuis actief: hulpbronnen en hindernissen

De interviewers vroegen in de gesprekken die zij voerden over het al dan niet verrichten van betaalde arbeid naar factoren die een rol hebben gespeeld bij het realiseren van de wensen van de respondenten. Het gaat om mensen en factoren die het de respondenten mogelijk maken om te werken, of die het hen juist mogelijk maken om dat niet te doen en een oplei-ding te volgen en/of werkzaam te zijn in het gezin. Om de respondenten te attenderen op de verschillende personen en omstandigheden waaraan in dat verband kan worden gedacht ge-bruikten de interviewers bij deze vragen opnieuw het schema in bijlage III.

Hulp en hinder bij het realiseren van de (arbeids)positie

De meest genoemde belemmering door Marokkaanse en Turkse respondenten bij het realise-ren van de eigen wensen is de aanwezigheid van kinderealise-ren. Zoals ook later in deze paragraaf zal blijken zetten deze respondenten de kinderen voorop en velen constateren dat hun eigen ambities hierdoor in het gedrang komen. Kinderen vereisen immers veel aandacht en tijd. Deze belemmering is het vaakst genoemd door niet-werkende vrouwen.

Een tweede belemmering voor Marokkaansen en Turksen is de opstelling van de werkgever en/of de arbeidsmarkt. Een slechte werksfeer, het niet verlengen van het arbeidscontract, of het negeren van werkervaring ten gunste van formele diploma’s vallen hieronder. Een aantal respondenten noemt discriminatie bij het solliciteren of op de eigen werkvloer als belemme-rende factor. In alle gevallen is sprake van een beschrijving van een situatie uit het arbeids-verleden, dat wil zeggen dat deze respondenten op dit moment niet (meer) werkzaam zijn in de setting waarin de problemen zich voordeden.

Op de derde plaats komt de eigen persoon van de vrouw zelf. Ook deze belemmering is het vaakst door niet-werkende Marokkaanse en Turkse vrouwen genoemd. Het gaat dan om ge-brek aan zelfvertrouwen of discipline (‘Ik dacht dat ik dat niet aankon’), maar in ongeveer de helft van de gevallen vormen ziekte of onvoldoende welbevinden eveneens een obstakel. Ouders en/of schoonouders nemen een vierde plaats in als het gaat om belemmeringen van Marokkaanse en Turkse vrouwen bij het realiseren van de wensen die het (niet-)werken be-treffen. Het vaakst is sprake van een afkeurende houding van de (schoon)ouders tegenover de wensen van de respondent om buitenshuis te werken, maar één Turkse vrouw meldt juist het

ongenoegen van haar ouders toen zij besloot te stóppen met werken. Een klein aantal vrou-wen zit tussen twee vuren: de ouders denken er anders over dan de schoonouders.

‘De ene groep wilt dat je door blijft werken, doordrammen, doordrammen, geld verdienen, geld verdienen en doorgroeien, doorgroeien. Dat zijn mijn eigen ouders. En de andere groep heeft weer zoiets van “voor je gezin, voor je kinderen zijn”. Dat zijn mijn schoonouders. En ik wil niet de hele dag thuis zijn en voor mijn kinderen zorgen, maar ik wil ook niet zo zijn dat ik doordram, doorwerken, dat ik geen tijd heb voor mijn kinderen.’ (Turkse, 1 kind, laagopgeleid, niet-werkend)

Het ontbreken van kinderopvang, de slechte kwaliteit van de opvang of de kosten van de op-vang vormen een vijfde belemmering voor het realiseren van wensen rondom werk.

Een klein aantal Marokkaanse en Turkse vrouwen noemt de eigen gemeenschap als belemme-rende factor. Een Turkse vrouw vertelt dat er negatief wordt gereageerd op het feit dat zij in het weekend werkt, wanneer zij ‘bij haar familie zou moeten zijn’. Een andere Turkse deed haar kind niet naar de crèche omdat niemand in haar omgeving dat deed, en een Marokkaanse vrouw kreeg negatief commentaar toen zij besloot niet meer buitenshuis te werken.

Ook de hoofddoek vormt in sommige gevallen een belemmering om te werken. Het dragen van de hoofddoek leidde bij twee vrouwen tot het niet verlengen van het arbeidscontract. Tot slot merkt een Turkse moeder op last te hebben van beeldvorming over de rol van vrou-wen in de Nederlandse samenleving: haar omgeving verwachtte dat haar succesvolle carrière op het tweede plan zou komen na de geboorte van haar kind.

‘Ook als je zwanger bent bijvoorbeeld, hoor je: “Na je zwangerschap ga je heel anders pra-ten”. Hoezo? Wat is er dan met een zwangerschap dat je zo anders wordt? Voor mij geldt dat niet, ik ben alleen maar vechtlustiger geworden. Ik heb nu nog meer om voor te vechten dan voor mijn bevalling.’ (Turkse, 1 kind, hoogopgeleid, werkend)

De partner is opvallend genoeg door slechts één (Turkse) respondent genoemd als belemme-ring bij het realiseren van het buitenshuis werken. In het volgende hoofdstuk, waarin we in-gaan op de toekomstambities van de onderzochten, zal blijken dat partners naast een bron van steun wel degelijk een belemmering kunnen vormen voor vrouwen die zouden willen gaan werken.

De partner wordt juist het vaakst genoemd als de Marokkaanse en Turkse respondenten ver-tellen wie of welke factoren een positieve invloed hebben op het realiseren van hun wensen die het al dan niet werken betreffen. Morele steun is het belangrijkst, ‘wij staan klaar voor elkaar’, maar ook noemde een aantal vrouwen praktische steun, bijvoorbeeld doordat de partner zijn werksituatie aanpast om haar gelegenheid te geven een baan te accepteren: ‘Toen heeft hij ervoor gekozen om 's avonds te werken, zodat ik kon werken en hij overdag op mijn zoon kon passen’. Enkele hoogopgeleide professionals ondervinden ook steun van hun partner omdat deze in hetzelfde beroep werkzaam is. Hierdoor fungeert de echtgenoot als een voorbeeld of sparring partner.

Ouders en schoonouders staan bij Marokkaansen en Turksen op de tweede plaats van bevorde-rende invloeden vanwege hun morele of praktische steun en op de derde plaats komt de eigen persoon van de vrouw: werklust, discipline, maar vooral ambitie worden genoemd als belang-rijke factoren bij het realiseren van de eigen wensen op het gebied van werken: ‘Ik wilde laten zien dat ik het kon’. Daarbij noemen enkele vrouwen dat zij zich ‘niets van anderen aantrekken’.

‘Om te beginnen met mezelf, als ik echt iets wil, dan zet ik dat door. Zeker als ik daar he-lemaal achter sta en ik vind dat ik datgene gewoon moet doen, dan doe ik dat. Ongeacht wie daar wat van mag vinden, dus er zijn bepaalde zaken waarvan ik vind dat dat niemand wat aangaat en als ik dat op een bepaalde manier wil doen, dan doe ik dat gewoon.’ (Marokkaan-se, 1 kind, hoogopgeleid, werkend)

Stimulerende, gezellige of inspirerende collega’s en leidinggevenden zijn door Marokkaanse en Turkse respondenten als vierde steunbron genoemd, gevolgd door een flexibele of interes-sante werkgever. Broers en zussen en vrienden komen hier vlak achteraan. Hun steun is meestal van morele aard (‘ze geloven dat ik mijn eigen zaak kan beginnen’), maar soms ook praktisch. In enkele gevallen passen zussen op de kinderen van de respondent en met vrien-den wordt gepraat over ambities voor de toekomst. Slecht één Marokkaanse noemt kinderop-vang als factor bij het realiseren van wensen rondom werk. Twee Turkse vrouwen tot slot noemen de hulp van arbeidsbemiddeling als een hulpbron bij het realiseren van hun wens om te werken.

Hulp en hinder bij het realiseren van andere activiteiten

Op de vraag wat respondenten in de weg staat bij het realiseren van hun wensen die vrijwilli-gerswerk en activiteiten buitenshuis betreffen, antwoordt ruim de helft van de Marokkaanse en Turkse respondenten dat zij hier op dit moment ‘geen tijd’ voor hebben. Zowel buitens-huis werkende als niet buitensbuitens-huis werkende respondenten noemen dit argument. Het vaakst wordt het gebrek aan tijd verklaard uit het feit dat er (kleine) kinderen in het spel zijn, maar de werkende vrouwen verwijzen soms ook naar hun werk als reden dat de gewenste activitei-ten niet gerealiseerd worden: ‘Als ik niet werkte, zou ik overdag kunnen sporactivitei-ten’. Andere hindernissen, die ieder een enkele maal genoemd zijn: gebrek aan opvang bij de gewenste activiteit, luiheid, de kanalen niet kennen, slechte ervaringen in het verleden en gezond-heidsproblemen.

Aan de respondenten is voorts gevraagd of, en zo ja wat zij al hebben ondernomen om hun wensen te realiseren. De grote meerderheid van de Marokkaanse en Turkse vrouwen vertelt nog niets te hebben ondernomen en sommigen melden waarom dit het geval is: zij zien ge-woonweg geen mogelijkheden om hun wensen in deze fase van hun leven te realiseren. Het eerder genoemde tijdgebrek is hét grote obstakel:

‘Wat denk je zelf meid, ik ben geen robot… hahaha. Nee, ik ben al blij als ik een bad neem ‘s avonds….’ (Marokkaanse, 1 kind, middenopgeleid, werkend)

Vooral vrouwen met kleine kinderen zetten – soms heel bewust – hun eigen ambities en wen-sen op een tweede plan. ‘Het is nu echt kindertijd. Later kom ik wel weer aan de beurt’. Een enkele respondent vertelt dat het niet realiseren van eigen ambities op het terrein van vrij-willigerswerk en activiteiten buitenshuis ook een kwestie van prioriteiten is.

‘Maar ik doe er eerlijk gezegd ook geen moeite voor. Ik heb zoiets van: ik ga naar mijn werk, doe mijn dingetjes, kom thuis, doe weer mijn dingetjes, zo meer.’ (Turkse, 1 kind, midden-opgeleid, werkend)

De grote meerderheid van de Marokkaanse en Turkse vrouwen die vanwege tijdgebrek geen mogelijkheden zien om op dit moment wensen te realiseren, presenteert dit als een fact of life en slechts een enkeling lijkt het sterk aan het hart te gaan. Desgevraagd weet de meer-derheid van de vrouwen dan ook geen hulpbronnen te noemen: personen of zaken die con-creet zouden helpen bij het realiseren van de wensen. Een enkeling noemt de crèche of

(schoon)ouders, maar voor het overige geldt: ‘Als de kinderen groter zijn’.

Diversiteit

De Marokkaanse en Turkse respondenten noemen goeddeels dezelfde hulpbronnen en hinder-nissen als het gaat om het buitenshuis actief zijn. Bij deze groepen is het hebben van kinde-ren de belangrijkste hindernis. Ook de Nederlandse respondenten wijken hier nauwelijks van af. Marokkaanse en Turkse vrouwen noemen vaker ouders en schoonouders, zowel als hulp-bron als hindernis, wat lijkt te duiden op een prominentere rol van deze personen in het da-gelijks leven van de allochtone respondenten. De partner wordt door veel Marokkaanse, Turk-se en NederlandTurk-se respondenten genoemd als hulpbron. De hoofddoek als hindernis wordt uitsluitend door Marokkaanse en Turkse respondenten genoemd.

Gezien de grote eensgezindheid over de genoemde hulpbronnen en hindernissen is het niet verwonderlijk dat er geen verbanden zijn gevonden met opleidingsniveau en werkstatus van de respondenten.