• No results found

In welk krachtenveld moest de rijksregering opereren om een herziening van de Dawesovereenkomst te krijgen? Het Rijnland en een enkel steunpunt op de rechter Rijnoever waren nog bezet. Het Roergebied was inmiddels ontruimd. De redenen, die de Fransen en de Belgen bewogen om indertijd tot bezetting van het

101 Dit hoofdstuk is samengesteld met gebruikmaking van de

volgende bronnen. Akten der Reichskanzlei. Die Kabinette Marx IV (29 januari 1927 -28 juni 1928) Band 1. Einleitung und Dokumente en (28 juni 1928-30 maart 1930) Band 1. Einleitung und Dokumente. Martin Vogt. Die Entstehung des Youngplans (Boppard am Rhein. 1970). Dit boek bevat het resultaat van het onderzoek dat het Reichsarchiv op verzoek van het kabinet Brüning uitvoerde om de kritiek van Hjalmar Schacht op het regeringsbeleid te weerleggen. Die kritiek had Schacht geuit in zijn boek Das Ende der

Reparationen. Dit onderzoek was gereed onder het kabinet Hitler. Dat vond publicatie niet opportuun. Met een inleiding van Martin Vogt, verbonden aan het Bundesarchiv, werd het in 1970 alsnog gepubliceerd. Er is overlap met de Akten der Reichskanzlei. De zienswijze van Hjalmar Schacht op de gang van zaken wordt bij de tekst verantwoord. Verder is in dit overzicht gebruik gemaakt van Christopher Kopper. Hjalmar Schacht. Het hoofdstuk Schacht und

die Revision der Reparationen. Carl Bergmann, Germany and the Younplan. Foreign Affairs, Juli 1930. Deze zienswijze van de oud-

onderhandelaar over de herstelbetalingen tot 1924 op de tot standkoming van het Haagse Akkoord van 1930 vult de

bovenstaande bronnen aan. Waar sprake is van zijn oordeel, wordt dit in de tekst verantwoord. In de tekst wordt, op onderdelen geraadpleegde literatuur, afzonderlijk verantwoord.

Roergebied over te gaan, waren maar al te bekend. Ze moest Duitsland dwingen tot levering van goederen en het doen van betalingen. Beide landen bleven hameren op het hebben van dwangmiddelen om Duitsland aan zijn

verplichtingen te houden. Om de kwestie nog gecompliceerder te maken, lag er ook

nog de koppeling die Frankrijk en Groot-Brittannië hadden aangebracht tussen de herstelbetalingen en de intergeallieerde schulden. Beide landen wensten de herstelbetalingen daarvoor te gebruiken.

Hoewel de Verenigde Staten als de belangrijkste schuldeiser, deze koppeling niet aanvaardden, lag hier voor hen toch een probleem wanneer Amerika‟s

Europese bondgenoten én Duitsland betalingsproblemen hadden. Dat kon hen niet onverschillig laten. Wall Street had voor zeer grote bedragen aan vorderingen uitstaan bij zijn Europese debiteuren. De Duitse debiteuren waren daarbij prominent aanwezig. Een betalingsprobleem bij de Europese debiteuren, gecombineerd met een deviezen- en goudtekort bij hun centrale banken, kon Wall Street veel schade opleveren. Bovendien zou een betalingscrisis direct de Amerikaanse handelsbelangen raken. Schacht liet niet na daarop de aandacht te vestigen. Amerikaanse beleggers hadden kapitaal gestoken in de grondstof- winning en vervolgens ging er Amerikaans kort krediet naar Duitse importeurs, waarmee hun grondstoffenexport naar Duitsland kon worden gefinancierd. Dat leverde, zoals bekend, ook nog een rentevoordeel op. Voor deze beleggers was dat een win-win situatie zolang dit dollar- rondpompen, gekoppeld aan hun investeringen en afzet, in stand bleef. De FED was partijdig. Dit rondpompen had als plezierige bijkomstigheid dat dollaroverschotten

rendabel konden worden weggewerkt. De consequentie was wel dat deze kapitaalexport en grondstoffen- leveranties niet in evenwicht kwamen met Duitse exportopbrengsten en schuldendienst inclusief de herstelbetalingen. De handelsbalans met de Verenigde Staten was negatief en de Amerikaanse vorderingen op Duitsland groeiden, omdat de Amerikaanse kapitaal- export de ontvangen aflossingen overtroffen. De Duitse export had last van de Amerikaanse importwerende tolmuren. Wat voor de Verenigde Staten zo‟n mooie deal leek, werd uiteindelijk hun probleem. Het was wachten totdat dit besef daar doordrong102.

Bij Groot-Brittannië speelde het probleem dat eventuele Duitse betalingsonmacht de City schade opleverde, omdat deze belang had bij een ongestoorde afwikkeling van de acceptkredieten waarmee de Duitse handel werd gefinancierd. Duitse debiteuren moesten in staat blijven op de vervaldata hun verplichtingen na te komen103. Er was voor dit land wat af te wegen. Het wilde nakoming van de herstelbetalingsverplichtingen en het wilde tevens zijn handels- en financiële belangen beschermen. De Duitse regering schatte in dat er met de Verenigde Staten

102 Schacht. Eilsener Vortrag. Das internationale Schulden- und Kreditproblem (Berlin 1934) 17 en bijlage 30, waarin de groei van

de Amerikaanse kredietverlening aan Duitsland gerelateerd wordt aan de grondstoffeninvoer.

103 Het gaat over de Londense markt voor acceptkredieten. Deze

kredieten betreffen handelswissels op een Duitse koper of verkoper, die door een aantal Engelse banken werden geaccepteerd voor uitbetaling aan eiser. Ze werden verhandeld in de City. De wissels waren herdisconteerbaar bij de Bank of England. Dit syteem berustte op een afspraak tussen de Bank of England en de Rijksbank. Zie hiervoor de totstandkoming van de Golddiskontbank.

en Groot-Brittannië te praten viel. Ze hoopten dat daardoor de bereidheid van Frankrijk toenam om zich coöperatief op te stellen. Frankrijk kon zich moeilijk een conflict met de Angel-Saksische partners veroorloven. Het stond nog steeds bij beiden in het krijt.

Eerste stappen

Het sprak vanzelf dat Duitsland zo snel mogelijk een einde wilde maken aan de bezetting van het Rijnland. Het wenste de terugkeer van het Saarland binnen het Rijk. Ook de corridor bij Dantzig moest ophouden een sta-in- de-weg te zijn tussen Oost-Pruisen en het Duitse kerngebied. De afwikkeling van de financiële claims tussen Duitsland en Polen stond ook op de agenda. De compensatie aan de Duitse eigenaren, van het door de Britten geconfisqueerd vermogen en andere waarden, moest nog met Groot-Brittannië worden geregeld. België wilde een vergoeding voor de zijns inziens ongunstige koers van de franc tegen de mark, die de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog had gehanteerd.

Duitsland wilde de teruggave van Eupen-Malmedy. Duitsland wilde een einde gemaakt zien aan de directe bemoeienis van de geallieerden met de Rijksbank en het spoor. Tot het hoofdmenu behoorden de herstel-

betalingen die in 1928/1929 de maximale annuïteit van 2,5 mld. rijksmark bereikten. Duitsland wilde de annuïteit naar beneden bijgesteld hebben. De periode, waarover ze verschuldigd waren, zou vastgesteld moeten worden. Uiteraard konden deze betalingen geen

betrekking hebben op de oorlogsschulden van Frankrijk en Groot-Brittannië. Het bleef gewenst, om bij

financiëel-economische tegenvallers, uitstel van betaling te krijgen.

Gustav Stresemann overwoog dat een overeenkomst met Frankrijk, waarbij de bezetting van het Rijnland werd beëindigd, de weg vrijmaakte om over deze lijst overeenstemming te bereiken. Hij overwoog daarbij dat de Franse regering daar belang bij had. Deze had moeite met het betalen van de aflossingen op de oorlogs-

kredieten. De reserves van de Banque de France

vertoonden een tekort aan dollars en ponden. De Duitse herstelbetalingen waren voor Frankrijk een onmisbare deviezenbron. Hier lag voor Frankrijk een vanzelf- sprekende koppeling tussen de herstelbetalingen en zijn schulden met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Het was te verwachten dat, in onderhandelingen over het Rijnland, de herstelbetalingen door Frankrijk aan de orde zouden worden gesteld.

De Franse regering was bezig een reductie op de uitstaande Amerikaanse oorlogskredieten te krijgen. Mocht dat lukken, en bleven er herstelbetalingen

binnenkomen, dan kon Frankrijk zijn kredietwaardigheid en de stabiliteit van de franc herstellen. De Amerikaanse regering had haar bereidheid al uitgesproken om met de Fransen een akkoord te sluiten. De Amerikaanse

oorlogsvorderingen - contant gemaakt- van $ 4,230 mld. zouden dan tot $ 1,680 mld. worden teruggebracht. Al eerder had de Amerikaanse regering laten weten dat deze bereidheid gekoppeld was aan de voorwaarde dat de Fransen wilden praten over de herstelbetalingen. De Dawesovereenkomst was daar het resultaat van.

Stresemann leek te verwachten dat hier een herhaling van zetten mogelijk was. De ontruiming van het Rijnland

was dan zijn primaire doel, naast reductie van de herstelbetalingen.

Deze redenering was te simpel. De Franse publieke opinie zou negatief reageren op een vermindering van de herstelbetalingen, zelfs als er een reductie kwam op de oorlogsschuld. Het voorgenomen Mellon-Béranger Akkoord over de Franse schuld aan de Verenigde Staten, stuitte juist daarom op politiek verzet104. Schuldreductie was natuurlijk altijd welkom. Daarmee was de kous niet af. De oorlogsschulden waren er gekomen door de Duitse agressie en Duitsland moest daarvoor opkomen en deze door middel van de herstelbetalingen voldoen. Frankrijk wilde zowel de reductie van de VS als het volle pond van Duitsland.

Stresemann zat met een dilemma als hij wilde onderhandelen met de Fransen. De Duitse regering had altijd het standpunt ingenomen dat de herstelbetalingen niets van doen hadden met de intergeallieerde

oorlogsschulden. Zij kon officieel geen pleidooi houden dat het voorgenomen Mellon-Béranger Akkoord een rede was om een vermindering van de herstelbetalingen te krijgen105. Stresemann kon alleen met het argument komen dat Frankrijk de financiële ruimte kreeg om dit te overwegen. Welke onderhandelingsruimte had

Stresemann eigenlijk?

104 De lotgevallen van de overeenkomst van Mellon-Béranger

worden kort en bondig samengevat door president Herbert Hoover van de VS bij de ratificatie van het verdrag in juli 1929. Zie Gerhard Peters and John T. Wooley, The American Presidency Project, nr. 163.

105

Schacht. Die Pariser Sachverständigenkonferenz (München 1929). 7 en 20.

De Franse regering zocht naar een formule om toch zaken met Duitsland te doen en sloot daarbij aan op Stresemanns overwegingen. Ze stelde een uitruil voor tussen de ontruiming van het Rijnland en een forse vooruitbetaling op de herstelbetalingen, zoals die in de Dawesovereenkomst waren geregeld. Zou Duitsland hierop ingaan, dan werd de opvatting van Schacht bewaarheid dat onderhandelingen tussen Duitsland en de geallieerden over de ontruiming van het Rijnland altijd gepaard gingen met de eis van financiële

tegemoetkomingen en niet over het honoreren van Duitslands gerechtvaardige wens dat het nu tijd was het Rijnland weer volledig te laten vallen onder de

souvereiniteit van het Rijk. Herstelbetalingen en andere financiële kwesties werden bepaald door nationale financiële en buitenlandspolitieke belangen en niet beoordeeld op grond van hun eigen financieel-econo- mische merites106.

Stresemann ging met zijn collega Aristide Briand praten. Op 17 september 1926 vond dat in het Franse Thoiry plaats. In het Duitse kabinetsberaad volstond Schacht met een financiële analyse van wat een

overeenkomst met Frankrijk zou kosten. Hij wees erop dat een forse vooruitbetaling op het Franse aandeel in de annuïteit ingrijpende gevolgen had voor zowel het rijksbudget, de kapitaalmarkt als de betalingsbalans. Wanneer de rijksoverheid moest lenen zou dat de druk op de toch al krappe kapitaalmarkt vergroten en haar schuld doen toenemen. Het transfereren van het bedrag moest komen uit de deviezenreserves. Zowel de krapte op de

106

Schacht. Das Ende der Reparationen. 50 en 51. en Die Pariser

kapitaalmarkt als de deviezenbehoefte gaven een ongewenste impuls aan de kapitaalimport als tegemoet gekomen werd aan het Franse voorstel. Dat bevatte een vooruitbetaling op de annuïteit door het verkrijgen van een verhandelbare schuldacceptatie van 1 mld. rijksmark. De Franse regering was dan bereid te praten over de teruggave van het Saargebied, de overdracht van de daar liggende kolenmijnen tegen betaling van 300 mln. rijksmark, de geleidelijke ontruiming van het Rijnland, het opgeven van haar verzet tegen een teruggave van Eupen-Malmedy door België en het opheffen van het intergeallieerde comité dat ging over de goederen- leveranties107.

Zover kwam het niet. Thoiry leidde tot niets. De Duitse regering vond de Franse financiële eis

onuitvoerbaar. Ze kwam neer op het verhandelen, dat wil zeggen, het plaatsen van de schuldacceptatie op de kapitaalmarkt. Die moest onvoorwaardelijk 1 mld rijksmark in deviezen opleveren. Dat bedrag ging direct naar de Fransen. Duitsland moest opkomen voor de renten en aflossingen aan de crediteuren. Frankrijk wilde niet alleen eerder geld maar ook nog door het

commercialiseren van het daarmee gemoeide bedrag, niet afhankelijk zijn van Duitslands budgettaire- en monetaire mogelijkheden. Duitsland zag zijn buitenlandse schuld tegenover buitenlandse crediteuren toenemen108. Aristide Briand meldde in de Franse Assemblée dat het gesprek

107Akten der Reichskanzlei. Das Kabinett Marx III/IV. Band 1.

Dokumente Nr. 84. Ministerbesprechung vom 24. September 1926. Hier wordt uitvoerig gerefereerd aan de besprekingen tussen Briand en Stresemann op 17 september 1926 te Thoiry.

met de Duitse regering geen aanknopingspunten bood om de versnelde ontruiming van het Rijnland te overwegen.

In de zomer van 1927 kwam er een doorbraak uit een geheel andere hoek. De al genoemde bijeenkomst van de centrale bankpresidenten eind juni 1927 op Long Island leidde tot de bekende opdracht aan Gilbert om na te gaan of onderhandelingen over de herstelbetalingen mogelijk waren. Parker Gilbert nam zijn opdracht serieus en gaf in zijn bericht aan de geallieerden van december 1927 argumenten om in te stemmen met een poging om de herstelbetalingen meer in overeenstemming met hun belangen te brengen.

Gilbert schreef daarna op 24 februari 1928 aan de geallieerden een bericht, dat er werkelijk een

betalingsprobleem aan Duitse zijde dreigde. Duitsland trok voortdurend krediet in het buitenland aan, terwijl het er niet in slaagde zijn lopende rekening, inclusief de herstelbetalingen, sluitend te krijgen. Dan kwam er een moment waarop een Duits beroep op de buitenlandse kapitaalmarkten niet meer goed mogelijk was om de eenvoudige reden dat de schuld steeds verder opliep. Mocht dat gebeuren, dan liepen de goud- en deviezen- reserves terug. Het leverde een dubbelprobleem op. Een rijksregering met een budgetprobleem door aanhoudende tekorten en een Rijksbank met een reserveprobleem. Betalingsonmacht kwam van twee kanten. De geallieerden deden er goed aan betalingszekerheid te krijgen door Duitsland zo snel mogelijk te verplichten op de kapitaalmarkt obligaties te plaatsen en de opbrengst aan hen uit te keren. Duitsland moest zich dan maar zien te redden met zijn privé crediteuren. Dat dwong de

rijksregering en de Rijksbank tot een deflatoir budgettair en monetair beleid, dat aflossingen en rentebetalingen aan hun crediteuren mogelijk moest maken. Dat was geen geallieerd probleem. Langs deze weg kon ook bedongen worden de betalingsopschortingsclausules van de

Dawesovereenkomst te elimineren. Die hadden

betrekking op betalingen aan de geallieerden. Met zijn voorstel kwam na uitbetaling van de opbrengst uit de obligaties aan de geallieerden het risico van betalings- opschorting nu in de relatie tussen de Duitse regering en crediteuren te liggen. Gilbert nam de Franse zienswijze over.

Schacht kende dit bericht niet. Hij kwam er veel later achter toen Charles Dumont, lid van de Franse Senaat, het in een debat met instemming citeerde. Schacht

waardeerde Gilberts analyse, maar verbond er een andere conclusie aan. De herstelbetalingen moesten fors naar beneden worden bijgesteld. Dan nog moesten er clau- sules blijven die uitstel van betaling mogelijk maakten109.

De Volkenbondsvergadering van 1928

Vanaf 11 september 1928 vond onder leiding van de kanselier van het hertogdom Lancaster (minister zonder portefeuille), Ronald McNeill, first Baron of Cushendun, in Genève informeel overleg plaats ter gelegenheid van de vergadering van de Volkenbond. Daaraan werd deelgenomen door Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, Japan, België en Duitsland. Er viel te praten over de herstelbetalingen, het einde van de Rijnlandbezetting en de teruggave van het Saargebied. Het onderhandelings-

proces begon vorm te krijgen. Al direct formuleerde Aristide Briand Frankrijks bekende voorwaarden. Uit de opstelling van de andere geallieerden bleek, dat ze de klokken hadden gelijkgezet. Zonder weersproken te worden, betrok Briand de stelling van de dubbele koppeling tussen de herstelbetalingen en de oorlogs- schulden en tussen de herstelbetalingen en de ontruiming van bezette gebieden. Dat stond overigens een aparte beoordeling van de herstelbetalingen niet in de weg. Die kon over de modaliteiten en financiering van de

herstelbetalingen gaan.

De betalingsopschortingsclausules van de

Dawesovereenkomst zouden in een finale regeling niet meer thuishoren. Duitsland aanvaardde verplichtingen en daarvan kon niet afgeweken worden. Hoe de nieuwe regeling eruit moest zien, kon door een commissie van deskundigen voorbereid worden. De Duitse delegatie was, na de opstelling van Parker Gilbert en de ervaringen in Thoiry, niet verbaasd. Gilbert had het verdwijnen van de betalingsopschortingsclausules al aangeroerd. Thoiry maakte duidelijk hoe dat het beste kon.

De Duitse delegatie wees Briands betoog af. Het paste niet om nu al zulke voorwaarden te stellen, terwijl een commissie van deskundigen naar de herstelbetalingen ging kijken. Dat moest volgens haar op een

onafhankelijke en zakelijke wijze gebeuren. Het was de vraag of de geallieerden met een commissie van

deskundigen dit ook zo bedoelden. Dat bleef in Genève onbeantwoord110. Voor Schacht betekende deze gang van

110 Akten der Reichskanzlei. Das Kabinett Müller II. Band 1.

Dokumente Nr. 23. Sechsmächtebesprechung in Genf, 13.

zaken dat de door hem gevreesde koppeling van de herstelbetalingen aan de oplossing van de politieke kwesties, niet was verdwenen111.

Op 18 september 1928 verklaarde rijkskanselier Müller in het kabinet, dat er vooruitgang was geboekt. Voor het eerst zou er onderhandeld kunnen worden over de ontruiming van het Rijnland, de overdracht van het Saargebied aan Duitsland én de herstelbetalingen. Bovendien hadden de geallieerden aanvaard dat over de herstelbetalingen apart zou worden gesproken aan de hand van een advies van een commissie van

deskundigen. Ook was er gesproken over veiligheids- kwesties zonder dat daar sprake was van enige

vooruitgang112. Het kabinet en Schacht bleven bij hun standpunt dat

de herstelbetalingen door een onafhankelijke commissie van deskundigen op hun financieel-economische merites bekeken moesten worden. Van een koppeling aan het Rijnland en andere territoriale kwesties, kon geen sprake zijn. Ook die moesten op hun eigen merites worden beoordeeld. Tot die merites behoorde wat Duitsland betrof, dat het Rijnland en het Saargebied deel van Duitsland zonder buitenlandse inmenging waren. Bij de corridorkwestie ging het om een ongestoorde territoriale verbinding tussen Oost- Pruisen en de rest van het Rijk. Dat viel best te combineren met de Poolse wens om met

111 Schacht. Das Ende der Reparationen. 51.

112 Akten der Reichskanzlei. Das Kabinett Müller II. Band 1.

Dokumente Nr.31. Ministerbesprechung vom 18. September 1928.

Dantzig over een zeehaven te kunnen beschikken113. Schacht hoopte dat Duitsland door middel van de

onafhankelijke commissie van deskundigen toch tot een behandeling van de herstelbetalingen kon komen op basis van hun economisch-financiële merites114.

Gilbert verkende

Gilbert onderzocht of er overeenstemming mogelijk was over agenda en mandaat van de onafhankelijke

commissie van deskundigen. Hij werd de spil in een onderhandelingsproces dat gekenmerkt werd door een aaneenrijging van incidenten. Dat kwam niet alleen door de uiteenlopende belangen van partijen, maar ook door Gilberts rolopvatting. Hij betrok standpunten die dicht bij die van de geallieerden lagen en vervolgens probeerde hij de Duitse regering zover te krijgen daarmee in te

stemmen. Deze zag zich daardoor gedwongen met Gilbert van mening te verschillen nog voor er direct met de geallieerden zelf werd onderhandeld.

Een illustratie van zijn rolopvatting was zijn

argumentatie om de Duitsers zover te krijgen dat zij met een agenda en een mandaat instemden115. Hij stelde dat de Duitse regering er wijs aan deed nu overeenstemming te bereiken over een herziene herstelbetalingsregeling. Hij hield haar voor dat zij slechter af zou zijn wanneer

113 Akten der Reichskanzlei. Das Kabinett Müller II. Band 1.