• No results found

Uit de bovenstaande opgave blijkt alzoo, dat van de f 3,600,000, welke op ultimo 1850 meer dan op ultimo 1849 in omloop waren, ziek het grootste gedeelte in 's Lands kas bevond,

en de omloop buiten 's Lands kas op het einde van 1850, in vergelijk met 1849 , slechts met f 218,130 vermeerderd werd.

Tevens blijkt, dat van het in vorige jaren voor de uitgifte van recepissen gestelde

buiten-gewone depot van f 4,000,000 onder ultimo 1850 slechts f 1,000,000 overbleef, een

gevolg zoowel van ruimen oogst, zoo als hierboven reeds is aangemerkt , als van

buitengewone uitgaven, ontstaan uit militaire expeditien enz., waardoor een gedeelte van

dat buitengewoon depot weder als betaalmiddel bij de landskassen beschikbaar gesteld is

geworden.

( 47 )

In den loop van 1850 werden tot de navolgende sommen aan wissels op het Departement van Koloniën afgegeven ; te weten :

in Januarij. . . . ; f 798,000

» February 618,000

>, Maart 339,000 .. April 361,000

„ M e i 561,000

» Junij 389,000 ,. Julij 351,000

„ Augustus 299,000

» September 410,000

» October. . . . ' 585,000

„ November. ; 432,000

„ December 260,000 Te zamen f 5,403,000

I I . JAVASCHE BASK.

Het boekjaar 1850/51 heeft in vergelijk met het voorgaande zeer gunstige resultaten opgeleverd.

De behaalde voordeelen laten zich omschrijven als volgt :

Escomptes . . . : . . . . ; f H 4 . J M

T, , . 24,945 Beleenmffen

Deposito's, crediten enz 130

Buitengewone beleeningen 93'fiRq

Provisie voor onderscheidene commissien > a

„ , , . , , . . 6,483 Pakhuishuur (zuiver)

Aan ingekomen gelden van reeds afgevoerde failliete massa's 3,828 Onverdeelde winst van het vorige boekjaar

Totaal baten. . . f 220,399 Lasten.

Aan vast personeel * * D J'

1 9 U Q

» wisselvallige uitgaven ' ' .* " ^ . ^ Gratificatie aan de Nederlandsehc Handel-maatschappij voor

in Nederland verrigte werkzaamheden 6 0°

Verponding en onderhoud van het gebouw te Samarang. . . 400

Totaal lasten. . - 78,325

werkehjk behaalde voordeelen f 142,074

ten regte. . . f 142,077

, . „n . . f 47,359 waarvan 1/3, ad

strekte tot aanvulling van hot reservefonds , hetwelk by de sluiting van het

vorige boekjaar een saldo aanwees van . ' f 96 471

en alzoo vermeerderde tot een bedrag van. . . . • • • • • •

terwijl: het overgeblevene % gedeelte, a d . . . f 94,718 onder de deelhebbers werd verdeeld , behoudens eene som van f 270, welke op de reke-ning van het volgende boekjaar werd gebragt, vermits er 3855 aandeelen waren, en voor elk derzelve f 24.50 werd uitgekeerd.

I I I . BEHEEK DEE KASSEN Eï.EïDIE.

In 's Lands kassen waren op ultimo 1850 voorhanden :

Op Java en Madura . .

» de buitenbezittingen .

Totaal. . . Goud en zilver.

f 855,483 628,453

»

f 1,483,936

Bankpapier.

f 127,925

»

f 127,925

Kecepissen.

f 2,799,429 1,603,262 2,393,500

f 6,796,191

Kopergeld.

f 3,959,698 730,922 450,000

f 5,140,620

TOTAAL.

f 7,742,535 2,962,637 2,843,500

f13,548,672

I V . BEGROOTETO.

Omtrent de begrooting en de uitkomsten derzelve over het jaar 1850 wordt verwezen naar dp hiernevens gevoegde staten sub litt. B — E.

1 V. LANDSGEBOUWEÜ EN WATERSTAAT.

§ 1. Personeel. >

Bij besluit van 6 December 1850, n°. 10, is bepaald, dat de militaire gebouwen, vroeger onder civiel beheer, van af 1 Januarij 1 8 5 1 , onder het opzigt der militaire genie zouden worden gesteld.

§ 2. Materieel.

De voornaamste in 1850 ten uitvoer gebragte werken zijn de volgende : Pakhuizen.

Marine-pakhuis te Batavia. (Verbetering.) Koffij -pakhuis ;> Pekalongan.

Eene suikerloods » Passaroean.

Suiker-pakhuis n Panaroekan. (Voltooijing.) Eijst-pakhuis » Koba. (Banka.)

Producten idem. » Padang.

SteenkolenJoodsen » Poeloe Pinang.

Civiel pakhuis » Macassar.

Kantoren, geldkamers enz.

Geldkamer en kantoor te Pandeglang. (Bantam.) Geregtszalen in de Ommelanden van Batavia.

Bureau en geldkamer te Salatiga.

Geldkamer te Japara.

( 4 9 )

Ambtenaars-woningen en andere gebouwen.

Civile gebouwen te Eankas-Betoeng. (Bantam.) Schouts-woning » Bekassie. (Batavia.)

» » Batavia.

School » Weltevreden. (Verbetering.) Krankzinnigen-gesticht » Samarang.

Kegents-woning » Grissee. (Reparatie.

Gouvernements-Wonïng » Ambon.

Waterstaatswerken, bruggen enz.

Vuurtoren te Anjer. (Suppletie.) Kaaimuur bij 's Lands werf te Batavia.

Vernieuwing van bruggen » »

Aanleg van eenen rijweg en eene brug nabij de woning van den kommandant van het Indische leger te Weltevreden.

Vernieuwing eener brug op Pasar-Pisang. (Batavia.) Vernieuwing der zoogenaamde roode brug te Buitenzorg.

Voltooijing der bruggen over de rivier Tjiliwong.

Herstelling der brug over de Maribaija. (Tagal.)

Het aanleggen eener beschoeijing langs de rivier te Pekalongan.

Voltooijing van de brug over de Progo.

Vernieuwing eener brug op den weg van Samarang naar Salatiga.

Vernieuwing der riolen en goten te Samarang.

Vernieuwing der bruggen te Brandjangan. (Soerabaija.)

;> » Greger. »

» u Manja. »

» » Lengkong. »

» over de Porrong. »

» te Genting. » Herstelling van de stroomweer in de rivier Moesie. (Palembang.) Uitdiepen der Padangsche rivier.

Vernieuwing eener brug te Padang.

Het aanbouwen van drie zeesteigers te Macassar.

Militaire gebouwen.

Herstellingen der infirmerie te Bantam.

Veranderingen aan hoofdofficiers-woningen te Weltevreden.

Keparatien aan officiers-woningen » » Opbouw van affuit-loodsen „ »

Opbouw van een wachthuis bij de kommandants-woning te Weltevreden.

Vernieuwing der sociëteit Concordia te Weltevreden.

Verbouwing eener woning te Meester Cornelis, tot officier s woningen.

Het bijbouwen van arrestantenkamers bij de kazerne te Samarang.

Vernieuwing der Wurtembergsche kazerne te Samarang.

Id. der gebouwen van het artilleriepark te Samarang.

Id. van het kleedingsmagazijn te Samarang.

Id. der kazerne voor doorreizende troepen te Samarang.

l d . van den stal der djaijang-secars te Samarang.

Opbouw eener kazerne voor de pradjoerits te Grissee.

Vernieuwing van het hospitaal te Simpang. (Soerabaija.)

Inrigting der buitenboeijen te Simpang tot eene kazerne voor de artillerie.

Veranderingen aan de hoofdwacht te Simpang.

Vernieuwing der ramen van het hospitaal te Simpang.

Opbouw van een militair hospitaal te Palembang.

Herstelling der kommandants-woning te Singkel. (Sumatra's Westkust.) Vernieuwing der wester-kazerne te Padang.

Herstelling van de militaire gebouwen te Padang.

Veranderingen aan idem.

Vernieuwing der kommandants-woning te Singkel.

i 3

Opbouw van een magazijn te Padang.

Veranderingen aan de infirmerie te Padang.

Voltooijing van het buskruidmagazijn te Macassar.

Opbouw van een passantenhuis te Macassar.

Verbeteringen aan het militair hospitaal.

Reparatie aan het fort Oranje te Ternate.

Idem aan het fort Amsterdam te Menado.

Behalve de bovenbedoelde werken, werd in 1850 voltooid een gebouw, bestemd voor bureaux van den ontvanger der inkomende en uitgaande regten te Batavia, waarvan de daarstelling in 1848 werd geautoriseerd.

Ook zijn de verschillende werken ten behoeve van het maritime etablissement te Soera-baija in 1850 met ijver voortgezet, terwijl de bevaarbaarmaking der Solosche rivier op nieuw een punt van onderzoek uitmaakte.

Men meent dat hier te pas komt de vermelding van twee gebeurtenissen, welke in 1850 hebben plaats gehad, namelijk: de overstroomingen in Samarang en Soerabaija in den aanvang van hetzelve, en de brand die op den 4den October het stadhuis te Samarang voor een gedeelte in de asch heeft gelegd.

V I . VEBVOEBWEZEN.

§ 1. Bimienlandsch.

Ten aanzien der brievenposterij (voor zooveel Java en Madura betreft) werd bepaald, dat drukwerken in het algemeen, van af 1°. Januarij 1851, tegen een verminderd port kunnen worden verzonden, op de voorwaarden, omschreven bij het Staatsblad 1850, n°. 4 1 .

Gedurende 1850 werden uit en naar plaatsen op Java en Madura ontvangen en ver-zonden 304,582 brieven.

In 1849 bedroeg dat aantal 286,541, zoodat bij vergelijking voor 1850 eene vermeer-dering wordt waargenomen van 18,041 stuks.

Ten aanzien van het transport van goederen werd in 1850 de grond gelegd voor eene belangrijke verbetering, door de sluiting van een contract voor den afvoer van gouverne-ments-producten van Toelong- Agong en Kedirie naar Soerabaija, en den opvoer van zout van Grissee , waardoor niet alleen eene aanmerkelijke bezuiniging in de transportkosten en eene vermindering in het aantal praauwvoerders worden gebragt, maar tevens vele ver-liezen voor den vervolge voorgekomen.

Reeds in 1848 werd in overweging genomen om het regt tot den bovenbedoelden afvoer voorden tijd van 10 jaren af te staan,'onder voorwaarde dat het Gouvernement den aan-nemer, tegen een renteloos voorschot van f 110,000, slechts drie vierde gedeelten der vroeger betaalde transportloonen zoude voldoen, terwijl deze de verpligting op zich zou nemen, om voor zijne rekening eene ijzeren stoomboot, benevens de noodige ijzeren laadbooten, te doen aanbouwen en voor den afvoer slechts 100 in stede van 2400 praauwvoerders daags te bezigen.

De onderhandelingen over dit belangrijk onderwerp ontmoetten eigenaardige zwarigheden, ten gevolge waarvan het bedoelde contract niet voor Augustus 1850 tot stand kwam.

§ 2. Over zee, tusschen deelen van Nederlandsck Indie.

De gemeenschap over zee onderging in 1850 eene aanmerkelijke verbetering door de opening (bij wijze van proef) van eene maandelijksche vaart tusschen Soerabaija en Macassar, door middel van het particuliere stoomschip Langen Lamongan, terwijl in verband daarmede werd bepaald, dat Zijner Majesteits schoener Aruba om de twee maanden, en wel na de aankomst van genoemd stoomschip te Macassar, eene reis zoude doen van die plaats naar Amboina en terug, ter overbrenging van brieven en pakketten.

Aan de directie der Nederlandsch-Indische Stoomboot-maatschappij werd uit 's Lands kas een voorschot verleend voor den aanbouw eener tweede stoomboot.

I n 1850 kwam mede tot stand een contract tot daarstelling eener geregelde stoomvaart in Nederlandsch Indie, volgens hetwelk, na ommekomst van eenen gestelden termijn tot het doen van proeftogten, eene stoom vaart-linie zal worden geopend tusschen Padang en Batavia (

Batavia en Macassar via Soerabaija, en tusschen Macassar en Menado via Amboina en Ternate.

Eene commissie, ingesteld tot het onderzoek naar de middelen om de kustvaart te verbeteren, en die hare werkzaamheden deswege in 1849 ten einde bragt, had onder anderen ook

( Si )

gewezen op de wenschelijkheid oto de Nederlandsche schepen tot de kustvaart in Nederlandsch Indie toe te laten. ,

-Blijkens art. 3 der publicatie van 23 December 1850 (Staatsblad n«. 42), werd daaraan, ook naar aanleiding der wet Van 8 Augustus te voren (Nederlandsen Staatsblad n°. 4 7 ) , gevolg gegeven,, met wijziging van art. 2 der ter zake uitgevaardigde publicatie van 31 December 1825 (Staatsblad n°. 48) en met bepaling, dàt die toelating zou plaats vinden op denzelfden voet en onder dezelfde verordeningen, als 4e schepen in Nederlandsen Indie te huis behoorende.

§ 3 . Tusschen Nederlandsch Indie en het Moederland.

N a a r aanleiding der in Nederland uitgevaardigde wet van 12 April 1850, houdende vaststelling van het briefport en regeling der aangelegenheden van de brievenposterij, werd bij publicatie van 23 Julij van dat j a a r (Indisch Staatsblad n°. 22), het zoogenaamde teepart, verminderd tot 48 duiten voor eiken brief of elk pakket, wegende één Amster-damsch lood en daarbeneden, met bepaling voorts, dat aan de gezagvoerders van particu-liere schepen, met welke zeebrieven worden aangebragt, op de vroeger gevolgde wijze eene remuneratie van 12 duiten zal worden uitgekeerd.

I n den loop van 1850 werden van en op Java en Madura verzonden en ontvangen:

naar en uit andere landen over zee, langs den gewonen weg. . . . 28,273 stuks brieven,

in 1849 daarentegen 3 5'7 9 0 "

minder in 1850 . . . . 7,517 » » en langs den zoogenaamden landweg ••

in 1850 75,783

en in 1849 6 9. ° 2 5

meer in 1850 6,758 » in het geheel in 1850 minder . . . . 759 stuks.

§ 4. Tusschen NederUndsch Indie en vreemde landen.

Het aantal gewisselde brieven is begrepen in de cijfers hierboven § 3 opgenomen.

Naar aanleiding van door den gouverneur van West-Australie bij het Indisch Gouver-nement aangewende pogingen, oni bekend te worden met de middelen tot bevordering der gemeenschap tusschen Australie en Singapore door tusschenkomst van het Nederlandsch-Indische postwezen, werd de directeur der producten en civile magazijnen gemagtigd:

I«, om, in afwachting van nadere schikkingen met het gouvernement van West-Australie omtrent de door hetzelve voorgenomene daarstelling van gemeenschap tusschen die kolonie en J a v a , overeenkomstig het daartoe door den postmeester-generaal te Perth gedaan ver-zoek, de te Batavia van Singapore ontvangen wordende en voor West-Australie bestemde brieven naar Anjer te verzenden, om van die plaats, met daartoe door dat gouvernement af te zenden vaartuigen, tegen voldoening der daarop vallende onkosten te worden afge-haald, en om eveneens te handelen ten aanzien van de te Anjer voor Singapore aankomende brieven ;

2". om, in afwachting der bovenbedoelde beschikkingen, geen porto te doen heffen voor de brieven komende van en bestemd voor West-Australie, voor het traject tusschen Anjer en Singapore, via Batavia.

V I I . VOORZIENING IN DE MATERIELE BEHOEFTEN VAN H E T BEHEER.

§ 1. Gouvernements-inrigtingen in Indie.

a. 's L a n d s d r u k k e r i j .

De baten der Landsdrukkerij hebben in 1849 bedragen f 67,007.00

en de lasten ' 5 6'4 5 5- ° °

meerdere baten f 10,552.00

b. S t o o m - en a n d e r e w e r k t u i g k u n d i g e i n r i g t i n g e n .

De hoofd-mgenieur voor liet stoomwezen in Nederlandsch Indie, die, blijkens het vorige verslag, verphgt was zich in 1849, om gezondheids-redenen, naar Nederland te begeven, kwam in 1850 van daar terug. Door zijne bemoeijenis en uit aanmerking van de steeds uitge-breider wordende behoefte in Nederlandsch Indie aan middelen tot herstel der stoomwerk-tuigenvan s Rijks stoomschepen en van particuliere inrigtingen van nijverheid, werd in iMeüerland in 1850 tot de uitzending van eenige werklieden voor de dienst bij het stoom-wezen besloten.

Bij besluit van 19 September 1850, n». 8, werd bepaald, dat de fabriek van stoom- en andere werktuigen, genaamd Phoenix, te Soerabaija, welke reeds in 1849 door het Gouver-nement werd aangekocht, op I». Januarij 1851 zou worden gebragt onder het beheer der Marine en dat de directie van die fabriek, aan welke de naam van Fabriek voor de marine IttTT™ V1" nV'VerIwid W e r d g e S W e n' Z 0 U S t a a n o n d e r d e m i d d e l l i j k e bevelen Yan net Manne-departcmcnt te Batavia.

c. C o n s t r u c t i e - w i n k e l ,

Bij het hoofddeel C (Militair beheer) werd reeds ter loops aangeteekend de bepaling dat s Lands constructie-winkel te Soerabaija, te rekenen van 1°. Januarij 1851, zou zijn een miütmr etablissement, behoorende tot het wapen der artillerie, en den naam zou voeren Van Artillerie-constructie-winTcel.

Deze maatregel vond zijnen grond in de waarschijnlijkheid der vervulling van de be-hoeften, zoowel van het militair departement, in verband tot de verdedigingswerken van J a v a , ais van de m Indie steeds toenemende stoomvaart en suiker-fabricatie.

Eene gezette overweging van de geschiktste wijze waarop èn de constructie-winkel èn ae iaönek Phoenix dienstbaar moesten worden gemaakt aan het beoogde doel had ten o-e volge de bepaling, dat de localen van laatstgenoemde fabriek voor den°artilleriè-construct1e-wmkel, en de gebouwen tot dezen behoorende, voor de fabriek voor de marine, het stoom-ivezen en de nijverheid zouden worden ingeruimd.

De geldelijke uitkomsten van den constructie-winkel in 1849 waren als volgt :

b a t en f 481,063.00

' lasten 659,322.00 meerdere lasten. f 178,259.00

d. S t e e n k o 1 e n m ij n e n.

Volgens berigt van de plaatselijke autoriteit bevestigde zich meer en meer de gegrondheid der gissingen omtrent den rijkdom en de regelmatigheid der kolenlagen in de mijnen te Pengaron (Z.-O.-afdeeling van Borneo) zoomede omtrent de meer gunstige resultaten der werkkrachten van de inlandsche mijnwerkers, tegenover die der Europeanen.

I n den loop van 1850 werd verkregen :

•aan stukkolen # 8 m ^

" &™' • • ' 1300 „ ' waarvan echter alleen 2051 ton stukkolen zijn kunnen worden afgevoerd, ten gevolde der sterke droogte en van het gebrek aan de noodige transportmiddelen.

In dit laatste is sedert op eene betere wijze voorzien, terwijl ook in 1850 de Europesche werklieden bij het voorgaande verslag bedoeld, te werk werden gesteld.

O m , voor zooveel uit de uitkomsten van 1850 en voeger kon worden afgeleid , een overzigt te geven van hetgeen deze mijnon verder zouden opbrengen, kan worden gewezen op een in het laatst van 1850 genomen besluit, waaruit blijkt :

dat de uitgaven voor de steenkolenmijnen in de Z.-O.-afdeeÜng van Borneo over 1851 waren geraamd , als volgt :

voor kosten van eerste daarstelling . . . • • f 23 01f

» » exploitatie. . . . , . . . [ ] ' . . . ' . [ ^

" " d i s p o r t 1 8 ) 9 8 2

. te zamen. . . f 82,673 Transporteren f 82,673

( 53 )

Per transport f 82,673 waarbij nög gevoegd moet worden :

voor daggelden van een officier van gezondheid, aan wien de geneeskundige

dienst bij die mijnen was opgedragen • l8 3

voor reiskosten van een opziener . r • 400

en voor verstrekkingen uit 's Lands voorraad 3,452 zoodat de lasten voor 1851 werden gesteld op. . . . f 86,708

dat daarentegen werd berekend, dat gedurende 1851 eene hoeveelheid van 5000 ton steenkolen te Banjermassing zou worden geleverd, van welke werd geraamd, dat aan de Spaansche stoomschepen, varende tusschen Manilla en Singapore, eene hoeveelheid van 300 ton zou worden verkocht, tegen den in 1849 gestelden prys van 9 piasters voor elke ton of f 6,885

terwijl de overige4700 ton, berekend tegen den voor de uit Neder-land ontvangen steenkolen bepaalden prijs van f 20 per t o n , zouden

°P

leVeren

'' - I l - 100,885

waaruit volgt dat over 1 8 5 1 , de ontvangsten voor de steenkolen te Banjermassing f 14,177 meer bedragen zouden dan de uitgaven.

Aan een der in 1850 uit Nederland aangekomen mijn-ingenieurs werd eene zending naar Pengaron opgedragen.

Vermits door de komst van deskundigen geacht kan worden een nieuw tijdperk voor het mijnwezen in Nederlandsen Indie te zijn aangebroken, en verwacht kan worden dat men bij de indiening van het verslag over een volgend j a a r , beter in staat zal zijn op meer wetenschappelijke gronden op te geven, wat bij voortduring èn van de bovenbedoelde mijnen èn van de exploitatie van andere, op onderscheidene plaatsen gevonden kolen-lagen kan worden verwacht, zal men zich voor alsnog bij het bovenstaande bepalen.

e. H o u t b o s s c h e n.

Bij het vorige verslag werd onder anderen ten aanzien der houtbosschen op Java mede-gedeeld, dat derzelver verminderende rijkdom het wenschelijk had doen achten, om in de behoefte aan hout op de buiten-etablissementen uit eigen middelen te doen voorzien.

Een in 1849 ingesteld onderzoek deed blijken :

dat de te Amboina voorhanden inlandsche houtsoorten steeds tot alle voorkomende werken gebezigd werden, en op grond daarvan de verzending van djatiehout naar de M o -lukko's als overbodig werd geoordeeld, doch daarentegen de aanplant van verschillende aldaar aanwezige en voor 's Lands werken zeer geschikte houtsoorten aan te prijzen w a s , waartoe dan ook de noodige bevelen werden gegeven ;

dat in de residentie Menado en in de afdeeling Gorontalo voor de werken van het bouw-departement steeds wordt gebruik gemaakt van het aldaar in de bosschen aangekapt wordende hout ;

dat ook in de residentie Ternate, met enkele uitzonderingen, uit eigen voorraad m de behoefte aan hout voor den huisbouw en den waterstaat wordt voorzien ;

dat de eilanden Cajoa en Batchian wel geen djatiehout, doch andere zeer goede hout-soorten opleveren, welke bij voorkomende behoefte voor de residentie Ternate worden aangekapt, hoewel het transport met eenige moeijelijkheden gepaard gaat ;

en dat, ofschoon de Molukko's in het algemeen weinig djatiehout schijnen op te leveren, echter o-ebleken w a s , dat 's Rijks bezittingen aldaar andere houtsoorten opleveren, die voor den huisbouw zeer voldoende geschiktheid bezitten, en reeds daarvoor benuttigd worden.

Naar aanleiding daarvan werd bepaald:

dat voortaan geene houtwerken meer van Java ten behoeve van het bouw-departement naar de Moluksche eilanden zullen worden verzonden;

dat nogtans aan aanvragen om djatiehout zal worden gevolg gegeven, wanneer de on-vermijdelijke behoefte daaraan genoegzaam bewezen wordt ;

i4

en dat zou worden gezorgd, dat op de hoofdplaatsen der tot genoemd gouvernement behooren de residentien steeds een voldoende voorraad inlandsche houtwerken aanwezig zij.

Ook in de residentie Palembang werden, zoo men vermeende, goede houtsoorten aange-troffen, en zouden eenige monstersnaar Java worden overgezonden, om derzelver deugd-zaamheid nader te doen onderzoeken.

Sumatra is in het algemeen overdekt met vele en uitgestrekte bosschen, die het eigen-dom zijn der bevolking onder wier gebied zij behooren. Zij bevatten vele goede produc-ten, zoo als: benzoin, dammer, getah-pertja, cassia, kamfer, rottingwas, gom-elastiek, benevens eenige andere gomsoorten, mitsgaders eenige houtsoorten, die voor timmerwerk zeer geschikt zijn, waaronder behooren de djoar (eene soort van ebbenhout), soerian, marabouw, kapini (eene soort van ijzerhout), twee soorten rassa, medang, de kamferboom, tembesoebalam (waarvan de getah-pertja getrokken wordt) en rangie. Deze houtsoorten zijn voor den huisbouw zeer geschikt, maar men kan dezelve alleen op bestellingen bekomen, hetgeen oorzaak was dat het Gouvernement bij werken, die geen.lang uitstel kunnen gedoogen, weleer verpligt was ongeloogd groen hout te verwerken, hetgeen door de oprigting eener stapelplaats voor hout veel verbetering heeft ondergaan. De groote bosschen, die zich onafgebroken van de stranden naar de bergen opvolgen, bevatten ongetwijfeld nog vele goede onbekende houtsoorten.

De Batoe-eilanden en Poggy-eilanden bezitten vooral goed timmerhout, en hout dat voor den scheepsbouw geschikt is.

Volgens eene in 1842 gemaakte bepaling, was de aankap van hout in de gouvernements-bosschen op Java voor iedereen vrijgesteld, voor zooveel het hout dienen moest voor den aanmaak van praauwen voor de riviervaart en van karren en pedatties met wagenwieren.

De aanvragen om vergunning tot het kappen moesten aan de plaatselijke autoriteiten worden gerigt, doch het Gouvernement behield zich het regt voor, om zich de gekapte houtwerken kosteloos toe te eigenen, wanneer het bleek dat dezelve niet tot voorschreven einde werden aangewend.

Tevens werden de plaatselijke autoriteiten aangeschreven, om naauwkeurig toe te zien, en te doen waken, dat ten gevolge der voorschrevene bepaling de bestaande djatïebosschen niet werden vernield; en om jaarlijks een overzigt van de gedane aankappingen aan den directeur der cultures in te dienen.

Het bleek echter niet dat die overzigten tot noemenswaardige bemerkingen aanleiding, gaven, tot dat uit een door eenen resident ingediend verslag ontwaard werd, dat zijnerzijds vergunningen werden verleend tot het kappen van hout tot andere einden, dan geoorloofd was, en ook de overtuiging verkregen werd, dat van de erlangde vergunningen, ook in de

Het bleek echter niet dat die overzigten tot noemenswaardige bemerkingen aanleiding, gaven, tot dat uit een door eenen resident ingediend verslag ontwaard werd, dat zijnerzijds vergunningen werden verleend tot het kappen van hout tot andere einden, dan geoorloofd was, en ook de overtuiging verkregen werd, dat van de erlangde vergunningen, ook in de