• No results found

(beschrijving op basis van informatie van W. van Dijk, PPO en O. Oenema, Alterra) Wat verstaan we eronder?

Het oogsten van knol- en bolgewassen en wortelen, d.w.z. gewassen met het oogstbaar product deels onder grond. Bij rooien wordt de grond bewerkt tot een diepte van circa 20 cm. Bij sommige gewassen (bijvoorbeeld peen, knolselderij) wordt het gehele gewas verwijderd, bij andere gewassen (bijvoorbeeld aardappelen, bieten, uien) wordt het loof meestal op de bodem achtergelaten. .

Met het verwijderen van het gewas wordt vaak ook grond verwijderd (tarra), wat bij suikerbieten kan oplopen tot 5-10% van het gewicht. Grondtarra van aardappelen, uien, peen, knolselderij etc. gaat terug naar het gerooide perceel. Grondtarra van suikerbieten moet door de suikerindustrie worden afgezet. Sorteergrond van aardappelen wordt ook wel gebruikt om oude sloten mee op te vullen.

Omdat knol- en bolgewassen en wortelen (inclusief bieten) relatief zwaar zijn en grond tot een diepte van 20 cm wordt geroerd, zijn de oogstmachines relatief zwaar en wordt de bodem relatief veel bereden met zware oogstwagens.

Waar wordt het toegepast (teelt, regio, grondsoort, specifieke locaties) en wat is het areaal?

Rooien wordt op alle gronden toegepast waar hakvruchten worden geteeld. Belangrijkste gewassen zijn aardappelen en suikerbieten (circa 300.000 ha). Risico’s van het rooien (t.w. berijden) zijn het grootst op zwaardere gronden en lage percelen. De breedte van rooimachines (circa 3 m) is meestal kleiner dan die van bemestingsmachines voor organische mest (circa 6 m) en kunstmest (circa 24 m). Welke trends zijn waar te nemen?

De machines waarmee wordt gerooid worden groter en kunnen een steeds grotere hoeveelheid (bieten) in een keer van het land halen. Daarmee wordt het gewicht en dus ook de druk op de bodem steeds groter. Daarnaast worden machines ook steeds geschikter om onder natte omstandigheden te oogsten (bijvoorbeeld axiaalrooiers bij aardappelen). Akkerbouwers hebben een afname contract met suiker- of aardappelverwerker en de oogst vindt plaats op momenten dat het de afnemer uitkomt. Door de te verwachten veranderingen in subsidies kunnen er verschui- vingen in de teeltkeuze plaats gaan vinden.

Wat zijn de sturende factoren in deze trends?

Deze werkzaamheden worden veelal uitgevoerd door loonbedrijven. Het aanbod van het loonbedrijf heeft daarmee een sterk sturende rol.

Ook technologische ontwikkelingen hebben een sturende rol, door de ontwikkeling van nieuwe en grotere machines.

Aan welke bodemdiensten draagt deze bodembewerking nu bij en waaraan zou dit ook kunnen bijdragen indien er voor een andere methode wordt gekozen?

Deze bewerking is primair bedoeld ter ondersteuning van de productiefunctie van de bodem.

Door het rooien van hakvruchten kan de regulatiefunctie van de bodem worden verstoord, omdat de bodem onbedekt raakt en er veel organische stof wordt verwijderd. Blad van suikerbieten blijft op het land achter en bevat veel effectieve organische stof.

De habitat- en informatiefuncties van de bodem worden door deze vorm van bewerking op de proef gesteld.

Tevens heeft deze bewerking invloed op de bron- en opslagfunctie van de bodem; er wordt relatief veel grond met sommige oogstproducten afgevoerd.

Met welke EU soil strategy thema’s heeft deze bodembewerking te maken?

Rooien vindt plaats in het najaar en onder natte omstandigheden neemt de kans op compactie toe. Tevens heeft het rooien invloed op organisch stof. Tevens zijn er sterke raakvlakken met watererosie; door verdichting van de bodem en door het onbedekt laten van de bodem neemt de gevoeligheid voor watererosie toe.

Vindt er afwenteling plaats, of zou dat gebeuren wanneer er een alternatief voor dit bodemgebruik wordt gezocht?

Rooivruchten zijn economisch de belangrijkste gewassen op het boerenbedrijf. Extensiveren (telen van graan en/of andere maaidorsgewassen) is niet interessant. Een nieuwe ontwikkeling kan de teelt van koolzaad met bestemming biodiesel betekenen. Koolzaad wordt in de zomer gezaaid en geoogst, laat veel organischestof achter en is een diep wortelend gewas. Een ander alternatief is nog meer gebruik maken van gunstige veldomstandigheden door overcapaciteit machinepark, maar dit brengt extra kosten met zich mee.

Bijlage 5 Bodemgebruik: berijden

(beschrijving op basis van informatie van W. van Dijk, PPO) Wat verstaan we eronder?

Het berijden van het land met zware machines (tractoren, combines, bagger- installaties, etc). Berijden is sterk gekoppeld aan bemesten en oogsten (rooien en maaien)

Waar wordt het toegepast (teelt, regio, grondsoort, specifieke locaties) en wat is het areaal?

Op zware kleigrond wil men graag ‘op de vorst’ bemesten. Dit mag echter niet. Bijbemestingen in tarwe, knolselderij, aardappelen etc. worden vanuit het spuitspoor gegeven. De werkbreedte van kunstmeststrooiers en spuitmachines is veelal 24 meter, van mestmachines 6 meter en van oogstmachines 3 meter.

Welke trends zijn waar te nemen?

Door areaalvergroting en uniformiteit van werkzaamheden zijn de machines steeds groter en zwaarder geworden. Tegelijkertijd is het besef van structuurschade toegenomen en zijn banden veelal breder en zachter geworden (lagedrukbanden). Het netto effect is echter dat de druk die op de bodem wordt uitgeoefend is toegenomen.

Zijn er trends in

Wat zijn de sturende factoren in deze trends?

Bij grote, uniforme percelen loont het meer om zware machines in te zetten. Areaalvergroting en uniformering zijn daarmee belangrijke sturende factoren. De concurrentieslag tussen loonwerkers maakt dat degene die het werk voor het laagste tarief aanbiedt, koopman is. Boeren zijn niet of nauwelijks bereid om voor gebruik van machines die de bodem minder belasten, een hogere prijs te betalen.

Aan welke bodemdiensten draagt deze bodembewerking nu bij en waaraan zou dit ook kunnen bijdragen indien er voor een andere methode wordt gekozen?

Berijding van het land wordt voor verschillende doeleinden gedaan, maar alle zijn gericht op het verhogen van de productie en op het verlagen van de kosten.

Met welke EU soil strategy thema’s heeft deze bodembewerking te maken?

Berijding heeft vooral gevolgen voor compactie van de bodem. Er wordt onderscheid gemaakt in oppervlakkige compactie (structuurschade) en subsoil- compactie.

Vindt er afwenteling plaats, of zou dat gebeuren wanneer er een alternatief voor dit bodemgebruik wordt gezocht?

Bij vaste rijpaden wordt het gedeelte tussen het rijspoor ontzien, maar daar staat tegenover dat de compactie in het spoor zelf weer hoger is.