• No results found

Bodem Toetsingskader

In document Bestemmingsplan Asten Reeweg 3 manege (pagina 47-50)

4 PLANOLOGISCH RELEVANTE (MILIEU)ASPECTEN

4.2 Bodem Toetsingskader

Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan vervolgens

worden nagegaan of er vervolgmaatregelen getroffen moeten worden, zoals een nader onderzoek of eventueel een (functiegerichte) sanering.

Beoordeling

Door Econsultancy is in februari 2012 een historisch bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het deelgebied Prins Willem-Alexander. De rapportage is toegevoegd in de bijlagen. Ten aanzien van het bodemonderzoek is het deelgebied opgedeeld in vier verschillende deellocaties:

x Halfverhardingen (half verharde paden en parkeerplaats)

Ter plaatse van de halfverhardingen (paden en de parkeerplaats) kan gesteld worden dat er sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting, waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Dit in verband met de bijmenging van verhardingsmateriaal. Verwacht wordt, dat er verspreid over de locatie wisselende gehalten aan verontreinigende stoffen voorkomen. De verwachte verontreinigende stoffen voor deze situatie zijn metalen, PAK en asbest. Op basis van het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat de locatie nader onderzocht dient te worden bij graafwerkzaamheden.

x Voormalige storten

Ter plaatse van het deelgebied Prins Willem-Alexander zijn twee voormalige vuilstorten aanwezig. Het initiatief ter plaatse van de noordelijke voormalige stortlocatie voorziet niet in het oprichten van een verblijfsruimte waarin langdurig mensen zullen verblijven. Een bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht; er zijn wat betreft bodem geen milieuhygiënische belemmeringen voor dit initiatief. Het gebruik ter plaatse van de voormalige stortlocatie ter hoogte van de hertenweide op het zuidelijk deel van het deelgebied blijft wijzigt wel in geringe mate. De tweede rijhal van de manege wordt hier naar het zuiden uitgebreid. Nader onderzocht dient te worden welke gevolgen de uitbreiding van de rijhal heeft op de stortplaats.

x Werkplaats met bovengrondse dieseltank (500 liter), opslag verf, smeer- en hydraulische olie

Uit het vooronderzoek blijkt dat er sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting op deze deellocaties, waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Dit in verband met de aanwezigheid van een bovengrondse dieseltank (500 liter) en bovengrondse opslag van verf, smeer en hydraulische olie. De kern van de verwachte verontreinigingen is duidelijk. De verwachte verontreinigende stoffen voor deze situatie zijn vluchtige aromaten en (vluchtige) minerale olie. Op basis van het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat de werkplaats onderzocht dient te worden bij wijziging.

x Overig onverdacht deel

Uit het vooronderzoek blijkt dat er voor het overig deel van het plangebied geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen. Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat dit terreindeel onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" bij bodemroerende werkzaamheden.

Uit het historisch bodemonderzoek blijkt dat in het recente verleden, vanaf de jaren ’90 tot 2007, in het deelgebied Prins Willem-Alexander waarin de stortplaatsen zijn gelegen diverse onderzoeken hebben plaatsgevonden. Zo blijkt uit een NAVOS-onderzoek uit 2007 ten aanzien van de zuidelijk gelegen stortplaats dat er diverse risico’s zijn met betrekking tot de stortplaats.

Zo zijn er humane risico’s, ecologische risico’s en verspreidingsrisico’s. De risico’s kunnen worden veroorzaakt door de deklaag (kwaliteit en dikte), het oppervlaktewater, grondwater en stortgasontwikkeling. Ten behoeve van de uitbreiding van de tweede rijhal dienen deze risico’s inzichtelijk te worden gemaakt.

Door Promeco BV is een nulsituatie bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het deelgebied Kanaalweg. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de verwerving van de gronden door de initiatiefnemer. In het kader van de onderhavige ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk, aangezien het gebruik van de gronden slechts wijzigt van een agrarische bestemming naar een (toekomstige) natuurbestemming.

Conclusie

Concluderend kan worden gesteld dat voor het deelgebied Prins Willem-Alexander geen nader bodemonderzoek vereist is, behalve voor de plaatsen waar graafwerkzaamheden plaats gaan vinden voor de bouw van gebouwen. Voor deze ontwikkelingen, de uitbreiding van de tweede rijhal, de bouw van een vierde rijhal en de bijbehorende voorzieningen, is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek, uitgevoerd door Archimil in november 2012, is als bijlage bij onderhavige toelichting gevoegd. Met het onderzoek wordt de aanwezigheid van twee stortplaatsen (ten noorden en ten zuiden van de bestaande bedrijfsgebouwen) nogmaals bevestigd. De bouwwerkzaamheden zullen op beide stortplaatsen gaan plaatsvinden. Het onderzoek beveelt derhalve aan aanvullend onderzoek te laten plaatsvinden om de geconstateerde verontreiniging in kaart te brengen.

Aanvullend onderzoek heeft vooralsnog enkel voor het zuidelijk deel plaatsgevonden aangezien hier op korte termijn een ingreep gaat plaatsvinden. De bijbehorende rapportage van Archimil van januari 2013 is als bijlage toegevoegd. Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat voor een oppervlak van 60 m2 de bodem licht tot sterk verontreinigd is. Aanbevolen wordt om voor deze gronden, waar de bouwwerkzaamheden gaan plaatsvinden, een deelsanering uit te voeren. De kosten voor een deelsanering zijn de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. Deze heeft de uitvoerbaarheid daarvan gegarandeerd middels een anterieure overeenkomst.

Voor de noordelijk gelegen gronden heeft nog geen aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Dit aanvullend onderzoek en eventueels saneringsplan zal deel uitmaken van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen. De kosten voor een eventuele sanering zijn de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. Deze heeft de uitvoerbaarheid daarvan gegarandeerd middels een anterieure overeenkomst.

Ten aanzien van de werkplaats kan worden gesteld dat, voor zover bekend, de opslag van verf en olieproducten altijd volgens de huidige milieuregelgeving heeft plaatsgevonden (op een betonnen vloer, onder een overkapping en op een lekbak). Het is onwaarschijnlijk dat als gevolg van de opslagactiviteiten bodemverontreiniging is ontstaan. Bij de beëindiging van de activiteiten wordt de eindsituatie vastgesteld. Mede gezien het feit dat de opslagactiviteiten en

de halfverhardingen vooralsnog ongewijzigd blijven en het gebruik ter plaatse niet gevoeliger wordt, is analytisch bodemonderzoek vooralsnog niet noodzakelijk.

Ten behoeve van de deellocatie Kanaalweg is, gezien de aard van de bestemmingswijziging, geen bodemonderzoek noodzakelijk.

4.3 Waterhuishouding

In document Bestemmingsplan Asten Reeweg 3 manege (pagina 47-50)