• No results found

bisschop aan de stroom

In document Danneels: Biografie (pagina 120-148)

Op 16 november 1977 richtte Danneels een brief aan Leuvens rector Pieter De Somer waarin hij zijn ontslag aanbood als uni-versitair docent en daarmee voorgoed afstand nam van het pro-fessorenleven. Hij verontschuldigde zich enigszins voor het feit dat zijn ontslag arriveerde ‘buiten mijn vooruitzichten en stre-vingen’, maar voegde eraan toe dat hij hoopte ‘de universiteit van op mijn nieuwe plaats op een andere wijze van dienst te kunnen zijn. Ik verzeker u dat ik ze — als student en als profes-sor — altijd diep in het hart heb gedragen en dat dit nu niet zal anders worden.’

Danneels’ ‘nieuwe plaats’ was het Antwerpse bisdom. Dat was opgericht in 1559 in de nasleep van het Concilie van Trente, en het was dus een oud bisdom. Tegelijk was het bij Danneels’ aantreden een van de jongere Belgische bisdommen — naast het in 1967 opgerichte Hasseltse bisdom. Na de Franse Revolutie was het bisdom Antwerpen immers opgeheven en ressorteerde het voormalige territorium ervan grotendeels onder het aarts-bisdom. Het werd pas onder kardinaal Suenens, in 1961, herop-gericht, met de uit Gent afkomstige Jules-Victor Daem als eerste bisschop. Daem was daarmee in één klap concilievader en leids-man van een nieuw bisdom geweest, op een ogenblik dat de kerk volop in hervorming was. Hij bleek echter een getalen-teerd organisator, al had hij de grootste moeite om voor zijn nieuwe Antwerpse seminarie een staf van hooggekwalificeerde priesters-professoren te vinden en te houden. Nu, in 1977, nam Daem afscheid van een van de meer vooruitstrevende

bisdom-men van het land, zij het met het aanvoelen dat hij als bisschop te weinig theologische bagage had om in deze woelige tijd dui-delijke bakens uit te zetten. Die zelfkritische reflex van de bis-schop had meegespeeld tijdens de zoektocht naar een opvolger. In de eerste dagen van november van dat jaar was Danneels met de wagen naar Antwerpen getrokken

(

en moest hij onder-weg de onder-weg naar het bisschoppelijke paleis vragen

)

, nadat daags tevoren duidelijk was geworden dat Paulus VI de toen vierenveertigjarige professor tot Daems opvolger had benoemd. De assistent van nuntius Igino Cardinale had Danneels kort voordien op het Brugse grootseminarie opgebeld met het ver-zoek om naar Brussel te komen. Daar kreeg Danneels, zoals hij vermoedde, het pauselijke verzoek voorgelegd om een benoe-ming als bisschop van Antwerpen te aanvaarden. Toch aarzelde hij. Hoe vaak hij ook Bernanos’ beroemde boek doorbladerd had, een ‘curé de campagne’ was Danneels nooit geweest, en juist die gedachte dat hij zelf nooit pastoor of onderpastoor geweest was en ondanks de vele uren van begeleiding zelf maar weinig sacramenten toegediend had, deed hem twijfelen aan zijn geschiktheid: zou hij bekwaam leiding kunnen geven aan een priesterkorps dat dagelijks in die praktijk stond? Danneels nam discreet contact op met enkele personen: bisschop De Smedt, maar ook een oudere priester die meegaf dat enkel ern-stige fysieke of psychische belemmeringen in feite een grond tot weigering konden zijn. Kort daarop zegde hij toe. Hij zocht daarna Daem op in zijn woning nabij het Middelheimpark. De ontmoeting tussen de bisschop en zijn opvolger verliep harte-lijk, maar niets kon scherper de contouren van Danneels’ toe-komst schetsen dan het telefoontje dat Daem op dat moment kreeg: exact de honderdste priester die uittrad tijdens zijn epis-copaat liet dat weten aan de bisschop. Die had een lijstje bij-gehouden.

Profiel voor een eigentijds bisschop

Aan bisschopsbenoemingen gaat een consultatie vooraf, zowel binnen het bisdom zelf als binnen de overkoepelende bisschop-penconferentie. Het kerkelijk recht schrijft voor dat de nuntius namens de paus die consultaties start en ook zelf mensen polst. Dit procedé levert een shortlist van drie namen op die de nun-tius — netjes geordend volgens voorkeur — bezorgt aan het Va-ticaanse Staatssecretariaat en de Congregatie voor de Bisschop-pen. Zo verliep het ook in de lente van 1977, nadat Daem — op de leeftijdsgrens van vijfenzeventig jaar — zijn ontslag aanbood aan Paulus VI. Eind mei gaf nuntius Cardinale — een man die dankzij Suenens’ persoonlijke ingrijpen Silvio Oddi opgevolgd was — aan Daem de opdracht om consultaties binnen het bis-dom te coördineren. De bisschop stelde op 24 mei een nota op ten behoeve van de bisschopsraad, van het kathedraalkapittel, van de priesterraad, van de dekenvergadering en van de pasto-rale raad. Belangrijker echter was de profielschets die Daem opstelde en waarin hij een vijftal vereiste kwaliteiten opsomde voor een Antwerps bisschop. In de eerste plaats moest een nieuwe bisschop beschikken over een ijzeren gezondheid. Daarenboven moest hij een goede dosis intelligentie combine-ren met zin voor menselijke relaties. Daem vulde het lijstje aan met de overtuiging dat ‘ons bisdom nood heeft aan een theo-loog-bisschop, die all-round is op vlak van de theologie. Hij moet daarnaast een pastoraal aanvoelen hebben dat hem aanzet tot reflectie en actie.’ Meer nog dan deze punten hamerde hij erop dat een nieuwe bisschop moest werken aan de brede ac-ceptatie van de conciliaire kerkleer door gelovigen en priesters, ‘en niet van andere visies die worden opgedrongen door zij die contesteren’.

In september 1977 begon de geruchtenmolen rond de opvol-ging: de pers tipte de toen tweeënzestigjarige Mechelse hulpbis-schop Paul Constant Schoenmaeckers als uitgelezen kandidaat.

Maar Suenens zocht meer dynamiek in de Belgische kerk, en zowel de goede verstandhouding tussen de kardinaal en de nuntius als de steun die Danneels genoot van bisschop De Smedt zorgden ervoor dat ten slotte zijn naam overbleef. Dan-neels was zich er toen terdege van bewust dat een bisschopsbe-noeming tot de mogelijke scenario’s behoorde. Bij de meeste leden van de bisschoppenconferentie was hij geen onbekende meer, getuige zijn succesvolle brochures, en zijn houding van centrumfiguur in de Belgische kerk en theologie maakte dat er geen uitgesproken reserves waren. Ook de Brugse seminarie-professoren gingen al jaren uit van het scenario van Danneels’ promotie tot de rang van bisschop — in die mate dat er in juni 1976 in Brugge verbazing heerste bij het nieuws dat niet Dan-neels maar Eugeen Laridon hulpbisschop werd van De Smedt. Professoren als Jean-Pierre De Rudder — toen tevens perschef van de Belgische bisschoppenconferentie — hielden het erop dat Danneels ‘in reserve’ gehouden werd.

De benoeming werd openbaar gemaakt op vrijdag 4 november 1977. Daags daarop liet de jonge Karl Josef Rauber, toen secre-taris op de Brusselse nuntiatuur, aan bisschop Daem weten dat de officiële bevestiging ervan door kardinaalstaatssecretaris Jean-Marie Villot voor 16 november voorzien was. Voor dat gebeurde, ging het nieuws in België ter perse, met een media-aandacht die nieuw was voor de Belgische kerk. De traditie wilde dat de nuntius een sober persbericht uitzond, maar bij de benoeming van Eugeen Laridon was een misverstand ont-staan toen de krant Het Volk bij vergissing een foto plaatste van zijn oom, kanunnik Valeer Laridon.

Het ‘incident-Laridon’ had perschef De Rudder doen pleiten voor een betere voorstelling van nieuwe bisschoppen: met tekst en beeld. De nieuwe procedure werd op Danneels getest. De avond voor hij de pers te woord moest staan, verspreidde De Rudder onder embargo het bericht onder de televisiereporters

van BRT en RTBF. ’s Anderendaags om elf uur verzamelden de perswagens zich aan de Potterierei, en het journaal verspreidde de beelden nationaal. Meteen volgden ook de aanvragen van journalisten voor kranteninterviews. In een van de meest uitge-breide interviews — met een zeldzame foto van Danneels in pak met een handbrede das —, afgenomen door Kerk & leven-redac-teur Mark van de Voorde, gaf Danneels haast programmatisch een visie op zijn ambt weer:

Als academicus kun je hypotheses lanceren, doch als pas-tor mag je mensen niet op onvoldoende uitgeprobeerde wegen zetten. Je mag geen experimenten wagen, je moet weten welke richting in te slaan. En toch, echte theologie en pastoraal liggen niet zover uiteen. Ik ben ervan over-tuigd dat goede theologie, die ernstig over problemen nadenkt, eigenlijk komt tot de problemen van alle men-sen, de problemen van de man in de straat.

Zin voor evenwicht

November 1977 dompelde Danneels onder in de verplichtingen. Hij schreef een lange reeks brieven: afspraken moesten afge-zegd worden, want de nieuwe taak eiste alle aandacht en een ander type van organisatie. Lopende opdrachten — het zetelen in de redactieraad van Tijdschrift voor Liturgie, van Paroisse et

liturgie en van Collationes — werden stopgezet. Danneels

onder-vond snel dat het professorenbestaan beter beheersbaar was. Voortaan had hij een privésecretaris en was hij niet langer mees-ter van zijn eigen agenda. Dat was een leerproces, waarvan de in Antwerpen bewaarde correspondentie van de bisschop ge-tuigenis aflegt. Aanvankelijk had Danneels de neiging om alle brieven zelf te beantwoorden, tot duidelijk werd dat dit niet kon en niet hoefde. Zijn eerste privésecretaris, priester Michel Van Bostraeten, was een medestudent van hem geweest in Rome.

Daarenboven moest Danneels verhuizen van het Brugse ab-dijgebouw naar een huis in Antwerpen. Bisschop Daem bood zijn woning aan, vlak bij het Theologisch en Pastoraal Centrum, maar Danneels liet de bisschop rustig waar hij graag was. Hij betrok een herenhuis in de drukke Justitiestraat 6, op wandel-afstand van het bisdomsgebouw, dat toen aan de Mechelse-steenweg 65 lag. Het onderkomen daar was van voorlopige aard, want de bisdomszetel zou op termijn — mede dankzij Danneels’ inspanningen — verhuizen naar de historische locatie aan de Schoenmarkt in het centrum van de stad, daar waar vóór de Franse Revolutie de Antwerpse bisschoppen zetelden. Pro-vinciegouverneur Andries Kinsbergen, niet van katholieke sig-natuur, steunde het plan van de verhuizing vanaf het aantreden van de nieuwe bisschop en insisteerde er in 1978 zelfs meermaals op bij Danneels. De gouverneur en de bisschop konden het van meet af aan goed met elkaar vinden, en regelden zonder veel strubbelingen het dossier van de renovatie.

Het bisdomsgebouw was niet het enige renovatiedossier: ook de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal stond in Danneels’ bisschop-speriode in de steigers. Hij werd dus bisschop zonder kathe-draal en zou noodgedwongen in een andere kerk de wijding ontvangen. De aanloop daarheen kende nog een paar tussen-stops. De eerste viel op het feest van de Onbevlekte Ontvange-nis van Maria

(

8 december 1977

)

, toen Danneels de officiële Romeinse bul met zijn benoeming als bisschop van Antwerpen ontving. Met die stap kon hij werkelijk zijn functie beginnen op zich te nemen. Een van zijn eerste daden was een brief aan koning Boudewijn en koningin Fabiola waarin hij uitdrukking gaf aan zijn ‘eerbied en bewondering voor hun persoon en voor het getuigenis dat ze voor heel het land geven’.

Intussen luidde in Antwerpen ontslagnemend bisschop Daem de komst van zijn opvolger officieel in met een lofzang waarin hij hem prees: ‘…een evenwichtig, open, rustig en vroom man, die zeer goed denkt, spreekt en schrijft. Hij is een man

van studie en gebed, gegrepen door Gods woord, pastoraal diep bewogen.’ In dezelfde lijn gingen de woorden van Dan-neels’ mentor in liturgische zaken, dom Ambroos Verheul. Die schreef in Tijdschrift voor Liturgie wat Daem al in zijn interne profielschets geformuleerd had:

De geruchten deden de ronde dat de bisschoppenconfe-rentie op zoek was naar een bisschop-theoloog in haar midden. Zij heeft nog veel meer gekregen: een bisschop-liturgist-theoloog. En dan niet zo maar een liturgist die flink liturgiehistorisch onderlegd is en bewijzen heeft ge-leverd van een pastorale openheid, maar vooral een litur-gist met een fijn liturgisch besef die een trefzekere feeling heeft voor wat liturgisch vieren is, iemand die zin heeft voor het mysterie dat in tekenen en symbolen gevierd wordt.

[

]

Wat ons altijd zo geboeid heeft in de persoon van Mgr. Danneels, is zijn zin voor synthese en evenwicht. Hij houdt niet van extreme standpunten, noch naar links noch naar rechts; nog veel minder is hij voorstander van een dubbel-sporen-beleid. Hij zal de man van het juiste midden worden, die getypeerd wordt door een gedurig zoeken om tussen Scylla en Charybdis door te varen. Alle polarisatie zal hem vreemd zijn.

Verheul had een punt: de meervoudige aanloop van Dan-neels — thuis in zowel scholastieke als hedendaagse theologi-sche stromingen, ervaren in de geestelijke begeleiding en de vor-ming van priesters, ingebed in academische reflectie — vormde het fundament waarop Danneels als bisschop kon bouwen. Meteen al bij de

(

noodzakelijke

)

keuze van een wapen en bis-schopsdevies werden die achtergronden tastbaar. Het wapen droeg verwijzingen naar zowel het Brugse seminarie als naar Antwerpen. De hernieuwde en verfijnde aandacht voor een christelijk humanisme die hij in de jaren tevoren in Leuven

ontwikkelde, klonk dan weer door in de keuze van het bis-schopsdevies Apparuit humanitas Dei nostri — ‘De menslievend-heid van God is onder ons verschenen’. Danneels plukte zijn devies uit de Bijbelse Titusbrief, een tekst die gebruikelijk in de liturgie van de kerstperiode benut wordt, en die de klemtoon legt op ‘menswording’.

De bisschopswijding

Hoewel Danneels aan Daems profielschets beantwoordde, was niet iedereen onverdeeld enthousiast over de keuze. Onder Ant-werpse gelovigen en priesters circuleerde de klacht dat het bis-dom ‘alweer’ geen uit Antwerpen afkomstige bisschop kreeg. En een collega-professor uit de Leuvense theologiefaculteit, Joseph Coppens, liet Danneels beleefd doch korzelig weten dat de bisschopsleuze uit een slechts aan Titus toegeschreven brief kwam en dus maar weinig om het lijf had. De algemene ont-vangst was echter open, eerder afwachtend naar de eerste be-leidsdaden van de bisschop.

Voor Danneels zich aan beleid kon zetten, was er het mo-ment van de wijding. Op 18 december 1977, na een korte retraite in de Gistelse Sint-Godelieveabdij, waar hij zich vaak terugtrok voor stilte en gebed, vond de bisschopswijding plaats in de Antwerpse Sint-Jacobskerk. De wijdingsceremonie gebeurde onder leiding van kardinaal Suenens, bijgestaan door de bis-schoppen Daem en De Smedt, en verder bisschop Guillaume-Marie van Zuylen

(

Luik

)

en Jean Huard

(

Doornik

)

. Het script volgde de nieuwe, Nederlandstalige ‘orde van dienst’ die enkele jaren voordien mede door Danneels voorbereid was. Prominent vooraan in de kerk zaten zijn ouders en de nuntius; verder werd de plechtigheid bijgewoond door notabelen als gouverneur Kinsbergen. Verscholen tussen de menigte zat ook een jonge student kerkelijk recht, Rik Torfs, de ceremonie te volgen.

Tijdens de wijdingsrite beloofde Danneels zich ten dienste te stellen van de kudde die hem toevertrouwd werd en ook getrouwheid aan het leergezag. De nieuwe bisschop diende zichzelf plat ter aarde te leggen met het voorhoofd tegen de grond, terwijl de gemeenschap de heiligen aanriep om over de nieuwe bisschop te waken. Danneels werd met dit ritueel een postconciliaire bisschop. Hij beleefde het sacrament met een bewustzijn van de betekenis ervan voor zijn pastorale en kerkelijke rol: het bisschopsambt werd door het concilie om-schreven als de ‘volheid’ van het sacrament van de wijding, waarmee de bisschop tegelijk de lokale verantwoordelijkheid van leiderschap opneemt en deelneemt aan het leiderschap van de gehele kerk. Het was een engagement dat hem toevertrouwd werd. Binnen het sacramenteel-ontologische denkkader bete-kende dit voor hem ook dat de taak van een bisschop funda-menteel anders van aard is dan al wat hij tevoren deed als professor: de autonomie die eigen was aan het werk van studie en academisch debat ruimde plaats voor een functie waarin voor Danneels de klemtoon lag op dienst, zelfopoffering ook. De praktische consequenties van dat alles kwamen later. Eerst waren er de feestelijkheden die bij de wijding hoorden: een receptie voor alle aanwezigen in de oude Antwerpse Handels-beurs, gevolgd door een feest voor genodigden, waar een van de neefjes van de Antwerpse bisschop een gelegenheidsgedicht voordroeg:

Het is feest, groot feest vandaag want, wat vieren wij, voorwaar? Dat jij bisschop wordt gewijd, zo zijn we nonkel een beetje kwijt! Maar we zullen je komen zoeken, als jij je verstopt tussen al je boeken!

Geen tabula rasa

Tijd voor de rustige lectuur van boeken zou Danneels nauwe-lijks vinden: zijn nieuwe positie bestond niet uit één, maar wel uit een waaier van ‘functies’, gaande van het verdelen van aan-dacht onder priesters en gelovigen over betrokkenheid op de bredere Antwerpse context en het ex officio lidmaatschap van de inrichtende overheid van zijn Alma Mater, tot zijn plek in de Belgische bisschoppenconferentie. De eerste uitdagingen lagen ongeveer gelijktijdig in Antwerpen en Mechelen. Op die laatste plek vergaderde de Belgische bisschoppenconferentie. Zijn eer-ste vergadering op 7 december 1977 was meteen een sprong in het diepe. Op dat moment startten de bisschoppen onder lei-ding van kardinaal Suenens een serie besprekingen over actuele thema’s: de celibaatscrisis, het dramatische leeglopen van de seminaries en de behoefte aan een actief roepingenpastoraat. Danneels’ aandacht werd op dat moment al getrokken naar het belang van het Antwerpse seminarie en de behoefte aan debat omtrent de complexiteit van de priesterroeping in een snel se-culariserende wereld.

In de bisschoppenconferentie was Danneels toen de jongste bisschop, in een gezelschap van een ‘oude generatie’ die het concilie actief meegemaakt had en een ‘jonge generatie’ bis-schoppen die na het concilie benoemd waren. Tot de eerste behoorden de Brugse bisschop De Smedt, Mechels hulpbis-schop Schoenmaeckers en Jozef-Maria Heuschen uit Hasselt. Ook van de ‘oude’ generatie was de Gentse bisschop Leonce-Albert van Peteghem, die tijdens de bijeenkomsten van de bis-schoppenconferentie geregeld een briefje voorlas waarin hij zijn ongenoegen ventileerde over de Belgische omgang met thema’s als Humanae vitae. Naast van Peteghem waren er de Luikse bis-schop Van Zuylen en kardinaal Suenens. Danneels zelf be-hoorde tot de postconciliaire bisschoppen, samen met de hulp-bisschoppen Laridon

(

Brugge

)

en Paul Schruers

(

Hasselt

)

, en

bisschoppen Robert-Joseph Mathen

(

Namen

)

en Jean Huard

(

Doornik

)

.

Later in december nam Danneels de Antwerpse teugels in han-den. Een allereerste besluit was dat hij de bestuursploeg van het bisdom aanhield zoals hij deze van Daem geërfd had. Dat was eerder ongebruikelijk, maar het nam meteen enkele van de reserves weg van een gemeenschap die zich afvroeg wat haar te wachten stond. Op 20 december 1977, in zijn eerste herderlijk schrijven, verzocht Danneels ‘de aftredende vicarissen-generaal Robert Raes, Cyriel Eykens, Jozef Smits en Emiel Janssen om hun werk verder te zetten’.

Daarmee was de weg van de geleidelijkheid ingezet: veran-deringen zouden in overleg plaatsvinden, en de bisschop vroeg zijn vicarissen en zijn bisschopsraad om ‘zich te buigen over eventuele herstructurering van de beleidsstaf, verdeling van de bevoegdheden en eventuele aanvullingen’. Dergelijke zaken werden, niet zelden met veel discussie, besproken op maandag-voormiddag tijdens de wekelijkse bisschopsraad, waar Dan-neels met zijn vicaris-generaal en de andere vicarissen samenzat.

In document Danneels: Biografie (pagina 120-148)