• No results found

4. Een aantal gegevens van de deelnemers aan het onderzoek zal moeten worden vastgelegd omdat ze mogelijk invloed hebben

3.6 Biomonitoring in een PAGO

3.6.1 Wat zijn volgens bedrijfsartsen argumenten om een PAGO biomonitoring op te zetten?

Voor een aantal stoffen waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld geldt dat de bedrijfsarts (in samenwerking met de

arbeidshygiënist) biomonitoring kan adviseren op basis van de RI&E. De redenen hiervoor kunnen zijn:

• De stof wordt gemakkelijk via de huid of mond opgenomen. Omdat biomonitoring de totale blootstelling meet wordt de blootstelling via luchtwegen, huid en mond gemeten.

• Evaluatie van reeds genomen maatregelen ter beheersing van de blootstelling. Biomonitoring evalueert of de maatregelen ter reductie van de blootstelling voldoende zijn, met in acht name van alle maatregelen, inclusief de persoonlijke

beschermingsmiddelen.

Daarnaast is het aanbieden van biomonitoring verplicht bij werknemers die aan lood en anorganische loodverbindingen worden blootgesteld. Nederland heeft namelijk een wettelijke biologische grenswaarde voor de concentratie lood-in-bloed voor werknemers die worden blootgesteld aan lood en anorganische loodverbindingen (Artikel 4.19a

Arbeidsomstandighedenregeling).

Voor kwik en tweewaardige anorganische kwikverbindingen (gemeten als kwik) is een voetnoot geplaatst in het overzicht van wettelijke

grenswaarden (Bijlage XIII Arbeidsomstandighedenregeling): ‘Tijdens de blootstellingsmonitoring voor kwik en zijn tweewaardige anorganische verbindingen wordt rekening gehouden met relevante biologische

9 Een aanstellingskeuring is een onderzoek dat een bedrijfsarts op verzoek van de werkgever verricht aan het

monitoringtechnieken in aanvulling op de luchtgrenswaarde.’ Er wordt echter geen biologische grenswaarde gegeven.

Naast het gebruik van biomonitoring voor inzicht in de totale

blootstelling tijdens normale werkzaamheden, kan biomonitoring ook worden gebruikt bij kleinschalige chemische incidenten. Er bestaat een richtlijn voor kleinschalige incidenten waarbij de algemene bevolking is betrokken: ‘GGD-richtlijn medische milieukunde; Biomonitoring bij kleinschalige (chemische) incidenten’ (RIVM, 2012). Het doel van deze richtlijn is om na te gaan en tot een besluit te komen wanneer en waarvoor biomonitoring zinvol is. Deze richtlijn is opgesteld voor de GGD, maar elementen uit deze richtlijn kunnen worden gebruikt indien een richtlijn biomonitoring voor werknemers wordt opgesteld.

3.6.2 Hoe is essentiële samenwerking met arbeidshygiënist en eventueel veiligheidskundige of toxicoloog geregeld in de praktijk; is hiervan een meer algemeen beeld te geven?

De essentiële samenwerking tussen bedrijfsarts en arbeidshygiënist of toxicoloog is essentieel voor biomonitoring maar werkt niet goed in de praktijk (Hoorweg en Middelveld, 2017). Zie ook paragraaf 3.5 over wettelijke aspecten.

De bedrijfsarts zal samen met de arbeidshygiënist in het kader van een RI&E moeten beslissen of een PAGO biomonitoring wordt aanbevolen. Hoe tot een dergelijk besluit wordt gekomen is momenteel niet beschreven. Een leidraad voor zowel de bedrijfsarts als de arbeidshygiënist met betrekking tot de opzet, de uitvoering, de evaluatie en de communicatie van een PAGO biomonitoring kan daarbij behulpzaam zijn.

3.6.3 Welke stakeholders moeten hierbij betrokken worden?

Bij de opzet van een biomonitoringsonderzoek binnen een bedrijf dienen de volgende partijen betrokken te worden:

• Werkgever; hij is verantwoordelijk voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden voor zijn werknemers.

• Bedrijfsarts; hij/zij geeft advies om een PAGO biomonitoring al of niet op te zetten, maar heeft hierbij de essentiële hulp nodig van de arbeidshygiënist.

• Arbeidshygiënist; hij/zij is de deskundige op het gebied van het beoordelen van de blootstelling in het kader van de RI&E, en kan aangeven welke (groepen) werknemers aan welke stoffen

worden blootgesteld, en hoe deze blootstelling zich verhoudt tot publieke/ private grenswaarden.

• Ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging; de OR/PVT

dient betrokken te worden bij de RI&E en daarmee bij de opzet van een PAGO biomonitoring; zij hebben instemmingsrecht (Artikel 27 Wet op de ondernemingsraden).

3.6.4 Kan omgevingsmonitoring door biologische monitoring worden vervangen?

Biomonitoring kan een rol spelen in het beoordelen van

werknemersblootstelling. Het voordeel van biomonitoring is dat het de totale blootstelling aan een stof of zijn metaboliet meet. Afhankelijk van de eigenschappen van de stof en het doel van het

gekozen. Het is dus niet mogelijk om bovenstaande vraag in algemene zin te beantwoorden.

Ten aanzien van de stofeigenschappen spelen de volgende overwegingen een rol:

• Bij relevante huidopname of opname via de mond van een stof

wordt geadviseerd om de mogelijkheden voor biomonitoring uit te zoeken. Bij biomonitoring wordt de blootstelling via alle blootstellingsroutes bepaald, terwijl bij omgevingsmonitoring alleen de inhalatieblootstelling kwantitatief goed kan worden bepaald.

• Een irriterende stof met lokale werking zal alleen met omgevingsmonitoring kunnen worden gemeten; biologische monitoring is dan niet mogelijk. Stoffen die een lokaal effect veroorzaken, zoals irritatie van de luchtwegen of

long/luchtwegeffecten, zullen een luchtgrenswaarde hebben die op dat betreffende gezondheidseffect is gebaseerd. Voor deze stoffen heeft het geen zin een biologische grenswaarde af te leiden omdat het kritische effect een lokaal effect is. Biologische grenswaarden worden namelijk afgeleid op basis van systemische

gezondheidseffecten.10 Dezelfde stof zal waarschijnlijk pas

systemische effecten laten zien bij hogere concentraties, zodat een biologische grenswaarde niet beschermend is voor de lokale

gezondheidseffecten (SCOEL, 2013).

• Voor stoffen met een halfwaardetijd minder dan vier uur kunnen de mogelijkheden tot biomonitoring zeer beperkt zijn, zo niet mogelijk.

Ten aanzien van de doelstelling van het onderzoek zijn onderstaande punten van belang:

• Bronopsporing is makkelijker door middel van

omgevingsmonitoring dan door biomonitoring. Met name als omgevingsmonitoring kan worden uitgevoerd met apparatuur die de luchtconcentratie in de tijd meet (loggers) kan door middel van het bijhouden van een logboek door de werknemer, een bron relatief makkelijk worden opgespoord. Het betreft dan echter alleen blootstelling via de luchtwegen.

• Omdat resultaten van biomonitoring medische gegevens zijn, kunnen individuele gegevens van blootstelling niet worden gedeeld met de werkgever en OR/PVT. Wel kan de bedrijfsarts een gesprek aangaan met een werknemer met een te hoge blootstelling met als doel na te gaan waar de blootstelling vandaan komt. Daarna kan de bedrijfsarts een arbeidshygiënist inschakelen om mee te denken hoe de blootstelling kan worden verlaagd. Indien dezelfde werkzaamheden worden uitgevoerd door een groep werknemers, en deze groep zodanig groot is dat de gegevens niet tot het individu te herleiden zijn, kan een groepsanalyse worden gemaakt die wél met de werkgever en OR/PVT kan worden gedeeld, op basis waarvan maatregelen kunnen worden genomen. De minimale groepsgrootte die nodig

10 Systemische gezondheidseffecten zijn het tegengestelde van lokale gezondheidseffecten. Systemische

gezondheidseffecten vinden in het algemeen niet plaats op de plek waar de stof in contact komt met het lichaam. De stof moet namelijk eerst worden geabsorbeerd en algemeen beschikbaar komen in het lichaam.

is om anonimiteit te waarborgen dient in een leidraad biomonitoring te worden vastgelegd.

3.6.5 Wat zijn ervaringen met biomonitoring?

In Nederland wordt biomonitoring weinig uitgevoerd. Naast het wettelijk verplichte lood-in-bloedonderzoek voor werknemers die aan lood zijn blootgesteld wordt ook biomonitoring toegepast voor blootstelling aan onder andere chroom, benzeen, polycyclische aromatische

koolwaterstoffen (PAKs), (zie link: Industox). Hierna worden enkele ervaringen genoemd uit de praktijk, waaruit kan worden opgemaakt dat het zorgvuldig toepassen van het instrument, inclusief de communicatie daaromheen, kan leiden tot verbeterde werkomgevingen:

• Biomonitoring is een goed instrument om inzicht te krijgen in de totale blootstelling aan een stof (alle blootstellingsroutes, alle bronnen), op voorwaarde dat het onderzoek goed wordt

voorbereid, uitgevoerd en gecommuniceerd naar de betreffende werknemers. Daarnaast is het belangrijk dat er maatregelen worden genomen ter reductie van de blootstelling als daar op basis van het onderzoek aanleiding toe is.

• Deelname aan biomonitoring is vrijwillig en de respons is mede afhankelijk van de wijze waarop de communicatie tijdens het hele traject verloopt.

• Als biomonitoring wordt aangeboden op het moment dat er

binnen het bedrijf een reorganisatie in voorbereiding is of wordt uitgevoerd, is de persoonlijke ervaring van één van de auteurs dat de opkomst niet hoog zal zijn. Ondanks het feit dat

biomonitoring onder het beroepsgeheim van de bedrijfsarts valt, zijn werknemers bang dat de uitslag consequenties kan hebben voor hun baanzekerheid.

• Een werknemer is niet verplicht om informatie te verschaffen over zijn medische gegevens, inclusief zwangerschap. De werkgever mag hier niet naar vragen. Dit geldt ook voor resultaten van biomonitoring. De werknemer kan echter wel specifieke schriftelijke toestemming geven dat zijn resultaten uit het betreffende biomonitoringsonderzoek worden gedeeld met een persoon binnen het bedrijf (bijvoorbeeld de

preventiemedewerker), waarmee wordt geregeld dat de preventiemedewerker inzicht krijgt in de blootstelling van de werknemer. Op deze manier kunnen eventueel gericht acties worden genomen indien de blootstelling van een werknemer relatief hoog blijkt te zijn.

• Biomonitoring van gevaarlijke stoffen mag niet worden ingezet in het kader van een aanstellingskeuring (zie paragraaf 3.5 over wettelijke aspecten).

• Omdat een werknemer eventueel kan zijn blootgesteld aan

dezelfde stof bij een vorige werkgever, wordt soms geadviseerd om een nulmeting uit te voeren. Dat betreft biologische

monitoring NADAT de werknemer in dienst is gekomen en VOORDAT hij wordt blootgesteld aan de te meten stof. Omdat ook voeding een belangrijke bron van inname kan zijn voor bepaalde stoffen, kan het voor die stoffen aan te raden zijn om een nulmeting uit te voeren. Als de concentratie van de

nulmeting, geeft dat aan dat de werknemer na de indiensttreding is blootgesteld aan die stof.

3.6.6 Krijgen bedrijfsartsen wel eens ethische vragen naar aanleiding van een PAGO biomonitoring en hoe gaan ze daarmee om?

Navraag bij een aantal bedrijfsartsen heeft opgeleverd dat in het kader van een PAGO geen ethische vragen worden gesteld.

Als biomonitoring wordt gebruikt in het kader van wetenschappelijk onderzoek, dan zal de medisch-ethische commissie de onderzoeksopzet kritisch beoordelen. Dit valt echter buiten het kader van het huidige rapport.