• No results found

biomassastromen zoveel mogelijk oriënteren naar warmtekracht- of groene warmteproductie

Verdeling afzet compost 2017

Actieprogramma 19: biomassastromen zoveel mogelijk oriënteren naar warmtekracht- of groene warmteproductie

Het actieprogramma onderzoekt hoe bij de inzet van biomassa gecombineerde toepassingen zoveel mogelijk gestimuleerd kunnen worden, zowel bij nieuwe als bij bestaande installaties. Ook de betere valorisatie van reststromen van biomassaverbranding wordt gestimuleerd.

Deelactie WKK- en warmteproductie

Stand van zaken actie – realisaties - knelpunten

20 Intergovernmental Panel on Climate Change

In 2017 voerde het Bio-Energieplatform in opdracht van de OVAM een beperkte studie uit naar de mogelijke opties om het energetisch rendement van enkele bestaande biomassacentrales te verbeteren. Op basis van het temperatuursprofiel van de installaties werd het potentieel voor bijkomende energierecuperatie onderzocht.

De onderzochte installaties werken momenteel volgens de best beschikbare technieken en hebben al een goede energieperformantie inzake elektriciteitsopwekking.

Het onderzoek toonde aan dat:

1 bijkomende warmterecuperatie uit de schouw of de luchtgekoelde condensor (ACC) technisch en economisch mogelijk is;

2 het energetisch rendement dan hoger dan 75% is (warmte + elektriciteit);

3 potentieel voor groene warmte heel groot is (5500 GWht) in vergelijking met de doelstelling groene warmte (2018 = 304 GWh).

De potentiële afzet is het grootst voor de warmte uit de schouw (hoge temperatuur), waarbij de beperking bestaat uit het vermijden dat de rookgastemperatuur onder het dauwpunt zakt. In dat scenario treedt corrosie op door het condenseren van zure gassen in de schouw.

De warmte van de ACC is lage temperatuurswarmte (40 °C) die geschikt is voor warmtetoepassing in lage energiewoningen (vloerverwarming ) of glastuinbouw.

Los van deze aanbevelingen merken we wel alle geplande biomassacentrales (A&U Energie, E-Wood, BEE) duidelijk meer nadruk leggen op groene warmteproductie. De evolutie naar meer efficiënt gebruik van houtafval is dus al in gang gezet. De evolutie ligt in lijn met de prognoses van het ontwerp Vlaams Energieplan 2021-2030 (zie punt 1.1.2.).

Inzake de mogelijke impact van een verbeterde broninzameling van recycleerbaar houtafval op de fractie te verbranden houtafval, wees het Opt-I-Sort project uit dat de verhoogde vervuilingsgraad van het niet

recycleerbare houtafval kan worden beheerst wat betreft het risico op blokkering van transportsystemen. De effecten op de slijtage van de verbrandingskamer en oververhitters moet op langere termijn worden

geëvalueerd.

Ook de verwerking van houtstof dat extra vrijkomt bij bijkomende sortering en behandeling vormt technisch gezien geen problemen.

Om het potentieel van deze bijkomende warmteproductie te valoriseren suggereert de studie ook een aantal aanpassingen van het regelgevend kader. Hiervoor werd gekeken naar de aanpak in de buurlanden. De Vlaamse situatie stoot op de volgende knelpunten:

Het bestaande wetgevend kader is niet afgestemd voor de promotie van bio-wkk, een bio-wkk kan wel als kwalitatief indienen maar ontvangt nadien in de praktijk geen certificaten;

Aanpassen van de referentierendementen binnen de WKC bepaling kan een oplossing bieden zodat de installaties wel als ‘kwalitatief’ worden aangeduid. Dit kan via aanpassing van de bandingfactor of via een ingewikkelde benadering van virtuele opsplitsing;

De call groene warmte is niet congruent in functie van de doelstellingen voor de ontwikkeling van bio-wkk en vergt bijsturing.

De studie stelt voor om voor een call systeem in het leven te roepen voor grotere biomassacentrales.

Een aantal biomassacentrales zit op het einde van hun steunperiode voor groenestroomcertificaten. Er is dus nog geen duidelijk kader over de mogelijke ondersteuning voor een gedeeltelijke conversie naar een WKK-modus of een warmte-afzet in combinatie met elektriciteitsproductie.

In dit kader moet ook het voorspelde onevenwicht in de houtafvalmarkt worden meegenomen in de beleidsmatige beoordeling of bestaande biomassacentrales die slechts met veel financiële ondersteuning kunnen worden omgebouwd, nog wenselijk zijn met het oog op een marktsituatie waarin zowel energetische valorisatie als materiaalrecyclage kunnen beschikken over voldoende en kwalitatief goede grond- of

brandstoffen voor een rendabele uitbating.

Door bijvoorbeeld zowel de bestaande als de nieuwe biomassaprojecten te laten deelnemen aan een call kunnen de projecten met de meest optimale verhouding tussen steun en energieproductie worden geselecteerd.

De voorstellen van deze studie kunnen een basis vormen voor de uitwerking van actie 4.3.3. van het Warmteplan . Er is nog geen verdere timing bekend van de uitvoering van deze actie.

Planning 2018-2019

1 Uitwerking van actie 4.3.3. van het Warmteplan (trekker VEA);

2 Opvolgen slijtage van installatie-onderdelen in biomassacentrales door gebruik van houtstof.

Indicator: Maatregelen ten voordele van het gebruik van biomassa in gecombineerde warmte/-krachttoepassingen. Aantal nieuwe biomassacentrales met warmte/-krachttoepassing.

Status: lopend

Deelactie: Valorisatie reststromen biomassaverbranding

Het actieprogramma voorzag ook in inspanningen om de reststromen van biomassaverbranding te recycleren.

Stand van zaken actie – realisaties – knelpunten

Het VLAREMA voorziet een aantal genormeerde toepassingen (meststof, bouwstof, bodem, …) waarbinnen grondstofverklaringen kunnen worden afgeleverd voor assen van biomassaverbranding. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de afgeleverde grondstofverklaringen voor assen aan biomassacentrales in de periode 2012-eerste helft 2018. In totaal gaat het voor alle afgeleverde grondstofverklaringen om een jaarlijkse

hoeveelheid van circa 160 000 ton. Omwille van vertrouwelijkheid van de informatie worden de hoeveelheden niet weergegeven per bedrijf.

Tabel 7: Overzicht afgeleverde grondstofverklaringen voor assen van biomassaverbranding (Bron: OVAM).

Enkele installaties voeren of voerden assen af naar derde verwerkers in binnen- en buitenland, waar ze na behandeling als vulmateriaal in de asfaltproductie of onderlaag voor wegfundering worden toegepast. Het gaat hier om circa 8000 ton op jaarbasis. In het geval van één installatie werd de uitvoer opgestart omdat de assen niet voldeden aan de samenstellings- of uitloogeisen voor gebruik als bouwstof.

Op basis van de IMJV-gegevens van de Vlaamse installaties die biomassa verwerken geeft onderstaande grafiek een overzicht van de hoeveelheden die (on)rechtstreeks als grondstof worden ingezet (bouwstof). Na de geleidelijke stijging vanaf 2012 zien we een gedeeltelijke terugval vanaf 2016. Die daling wordt verklaard door de tijdelijke sluiting van één centrale.

0 5000 10000 15000 20000 25000 30000 35000

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Ton

Jaar

0 5000 10000 15000 20000 25000 30000 35000 40000

2010 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Ton

Jaar

Figuur 16: Evolutie recyclage assen van biomassaverbranding. (Bron: IMJV).

Figuur 15: Evolutie storten van assen van biomassaverbranding (Bron: IMJV).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de hoeveelheden gestorte assen van grote biomassacentrales. Het jaar 2011 werd uit de evolutie gelaten omdat hier een abnormaal hoog cijfer werd aangegeven. Vermoedelijk gaat het hier om een verkeerd cijfer.

2.5 HET PROCES ROND BIOMASSA(REST)STROMEN

Overkoepelende doelstellingen en actieprogramma’s

Actieprogramma 20: beleidskader voor het duurzaam omgaan met biomassa(rest)stromen verder