• No results found

b. de in het bijzonder bij de zaak betrokken minister(s) of staatssecretaris(sen), naar de mate van hun betrokkenheid

In document Aanwijzingen voor de regelgeving (pagina 114-118)

2. Bij gelijke mate van betrokkenheid is de volgorde van de hoofdstukken van de

rijksbegro-ting bepalend.

3. De Vice-Minister-President wordt alleen als zodanig aangeduid indien hij ondertekent als vervanger van de Minister-President. Hij wordt dan als eerste vermeld.

Aanwijzing 4.37 Ondertekening Minister-President

De Minister-President tekent als "De Minister-President, Minister van Algemene Zaken", tenzij hij uitsluitend tekent als hoofd van zijn ministerie. In dat geval tekent hij als "De Minister van Algemene Zaken".

Toelichting

De Minister-President kan op twee wijzen belast zijn met de behartiging van een belang dat een regeling beoogt te dienen: uitsluitend als hoofd van het Ministerie van Algemene Zaken (het gaat dan met name om interne regelingen) of anderszins (in de regel externe regelingen). Ook in dat laatste geval moet het gaan om een regeling voor de voorbereiding en inhoud waarvan de Minister-President in het bijzonder (mede) verantwoordelijk is (vgl. aanwijzing 4.33, eerste lid). Voorbeelden zijn wijzigingen van de Grondwet, de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en aanwijzingen voor de rijksdienst.

Aanwijzing 4.38 Ondertekening minister ad interim

Een minister die een andere minister bij tijdelijke afwezigheid vervangt, tekent als "De Minister van/voor … a.i.".

Toelichting

In de vervangingsregeling in geval van tijdelijke afwezigheid van een van de ministers, zoals deze bij het aantreden van elk nieuw kabinet bij koninklijk besluit pleegt te worden vastgesteld, is bepaald dat een minister bij tijdelijke afwezigheid wordt vervangen door de staatssecretaris van hetzelfde ministerie, voor zover en voor zolang de minister in de gelegenheid is om de staatssecretaris aanwijzingen dienaangaande te geven. De staatssecretaris tekent ook in dat geval als staatssecretaris, en dus niet als minister ad interim.

Deze aanwijzing heeft derhalve alleen betrekking op die gevallen waarin een minister niet wordt vervangen door een staatssecretaris maar door een andere minister. Dat gebeurt bij gelijktijdige afwezigheid van een minister en de staatssecretaris(sen) van hetzelfde ministerie, in het geval er geen staatssecretaris van hetzelfde ministerie is en indien een minister door ziekte of om een andere reden niet in de gelegenheid is zijn taak uit te oefenen en aanwijzingen aan de staatssecretaris te geven.

De aanduiding "a.i." blijft achterwege in de aanhef van een koninklijk besluit dat is voorgedragen door een minister ad interim en in de aanhef van een ministeriële regeling die door een minister ad interim wordt getekend. De ondertekening van de voordracht geschiedt echter wel met de aanduiding "a.i.".

Bij afwezigheid van een staatssecretaris tekent de minister. Bij een ministeriële regeling wordt in dat geval, naast de aanduiding van de ondertekening, ook de aanduiding van de bewindspersoon in de aanhef aangepast. Bij een koninklijk besluit wordt de aanduiding van de bewindspersoon in de aanhef slechts

aangepast indien de afwezigheid van de staatssecretaris heeft geleid tot ondertekening van het nader rapport door de minister, dus niet in het geval de minister het besluit slechts contrasigneert in plaats van de staatssecretaris.

Aanwijzing 4.39 Wijzigingen in portefeuilleverdeling e.d.

1. Bij een wijziging in de portefeuilleverdeling, een naamswijziging van een ministerie of het vervallen van een functie in het kabinet, wordt de aanduiding van de ondertekenende bewindspersoon in de tijdens de parlementaire behandeling van een voorstel van wet in te dienen stukken en in de vastgestelde wet dienovereenkomstig aangepast.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een algemene maatregel van bestuur.

Toelichting

De aanduiding van de ondertekenende bewindspersonen is geen vast bestanddeel van de tekst van de genoemde stukken. De feitelijke ondertekening kan derhalve van de eerder aangeduide afwijken. Indien het een wetsvoorstel betreft is hiervoor geen nota van wijziging op het voorstel nodig. Ook bij een algemene maatregel van bestuur kan men de aanduiding van de ondertekenaar bij bijvoorbeeld het uitbrengen van het nader rapport, aanpassen. Indien het nader rapport door een andere bewindspersoon wordt ondertekend dan de voordracht, wordt dit in de aanhef van het besluit tot uitdrukking gebracht (zie ook aanwijzing 4.38).

Het vervallen van een functie kan zich bijvoorbeeld voordoen indien na een kabinetswisseling op een bepaald ministerie geen staatssecretaris meer wordt benoemd. De minister neemt dan de ondertekening over.

Aanwijzing 4.40 Ondertekening Kamerstukken

1. De tijdens de parlementaire behandeling van een wetsvoorstel in te dienen stukken worden bij voorkeur alleen ondertekend door de eerstverantwoordelijke bewindspersoon.

2. De medebetrokkenheid van een of meer andere bewindspersonen wordt in de tekst tot uitdrukking gebracht.

Toelichting

Tweede lid. De medebetrokkenheid kan in de inleiding van het stuk tot uitdrukking worden gebracht (zie het eerste voorbeeld) of als slotzin, voorafgaand aan de ondertekening (zie het tweede voorbeeld). Zie ook aanwijzing 4.53.

Voorbeelden bij het tweede lid

• In deze nota ga ik, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie, in op de vragen en opmerkingen in het verslag. (Kamerstukken II 2016/17, 34517, nr. 6)

• Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

(Kamerstukken II 2015/16, 34363, nr. 3)

Aanwijzing 4.41 Ondertekening bijlage bij terinzagelegging

1. Een bij een regeling behorende bijlage die bekend wordt gemaakt door terinzagelegging, wordt gewaarmerkt door daarop te vermelden:

"Deze bijlage behoort bij … [naam regeling]".

2. De bijlage wordt voorzien van ondertekening door het vaststellende orgaan of, in het geval van een wet of een algemene maatregel van bestuur, door de eerstverantwoordelijke bewindspersoon.

Toelichting

Een bijlage die samen met de regeling wordt gepubliceerd, behoeft niet te worden ondertekend.

Bij terinzagelegging in elektronische vorm dient, indien het niet mogelijk is om het ter inzage gelegde bestand overeenkomstig deze aanwijzing te waarmerken, de authenticiteit van het elektronische bestand op andere wijze te worden gewaarborgd.

§ 4.9 Toelichting

Aanwijzing 4.42 Noodzaak toelichting

1. Een wetsvoorstel, een algemene maatregel van bestuur of ander koninklijk besluit van regelende aard en een ministeriële regeling worden voorzien van een toelichting.

2. De toelichting bij een wetsvoorstel wordt aangeduid als "memorie van toelichting", de toelichting bij een algemene maatregel van bestuur of een ander koninklijk besluit van regelende aard als "nota van toelichting".

3. Een koninklijk besluit tot inwerkingtreding van een regeling wordt alleen van een nota van toelichting voorzien indien dit gelet op de inhoud ervan nodig is.

Toelichting

Voor beleidsregels en ministeriële besluiten niet zijnde ministeriële regelingen geldt dat ze van een toelichting kunnen worden voorzien indien daar behoefte aan is. Voor de toelichting bij een nota van wijziging wordt verwezen naar aanwijzing 6.28.

Derde lid. Een toelichting bij een inwerkingtredingsbesluit kan met name aan de orde zijn indien een uitzonderingsgrond voor de vaste verandermomenten of de minimuminvoeringstermijn als bedoeld in

aanwijzing 4.17, vijfde lid, wordt toegepast, indien het inwerkingtredingsbesluit voorziet in een gefaseerde inwerkingtreding of indien toepassing wordt gegeven aan artikel 12, eerste lid, Wrr (zie aanwijzing 4.18).

Aanwijzing 4.43 Inhoud toelichting

De toelichting bevat een verantwoording van de regeling. Daarbij komen, voor zover van toepassing, in ieder geval de volgende punten aan de orde:

a. de doelen die met de regeling worden nagestreefd of, in het geval van een implementatie-regeling, de aanleiding en achtergronden van de te implementeren internationale regeling of bindende EU-rechtshandeling;

b. de noodzaak tot overheidsinterventie, mede bezien in relatie tot het zelfregulerende vermogen in de betrokken sector of sectoren, alsmede de overwogen varianten en de te verwachten neveneffecten van de regeling;

c. de uitvoerings- en handhavingsaspecten van de regeling, zoals de keuze van het handha-vingsstelsel en de mate waarin te verwachten is dat de toepassing van de regeling aanlei-ding geeft tot conflicten;

d. de gevolgen voor de informatievoorziening van de rijksoverheid en voor de verwerking van

In document Aanwijzingen voor de regelgeving (pagina 114-118)