• No results found

H O O F D S T U K I.

D E M O L U K K E N .

Gelijk bekend, treft men in het Noordelijk deel van dit gebied een drietal landschappen aan, nl. Ternate, (dit had ± 1500 het vroegere rijkje Djailolo of Halmahera veroverd; ook tal van andere streken ten W . en Z . ervan werden veroverd, waarvan nu nog slechts de Soela-eilanden tot het landschap behooren; de Zuidkust van het eiland Ternate behoort niet meer tot het landschap), Tidore (dat ± 1700 het middenstuk van Halmahera veroverde, zoodat nu nog slechts het N . en het Z . schiereiland tot Ternate behooren; ook over de streken ter O. ervan breidde Tidore zijn invloed uit) en Batjan (de Batjanarchipel; de Chr. kampong Laboeha valt o.a.

buiten het landschap). Zie Mdd.serie A no. 2. In het overig gedeelte is het dorp ( de negorij ) in het algemeen de hoogste rechts-gemeenschap.

Tijdens de V.O.C, waren er, behalve te Amboina, ook gouver-neurs te Banda en Ternate, doch reeds tijdens het Engelsche tusschenbestuur waren deze door residenten vervangen (Bdr. dl. 65 p. 384). Het gouvernement der Molukken, door C.C.G.G. ingesteld werd in 1866 ontbonden in de residenties Amboina (waarbij Banda kwam — onder een a.r. — en sedert bleef) en Ternate, S. 1866. 139 (de gevolgen hiervan voor het rechtswezen zijn geregeld bij S. 1867, 18); bij S. 1919. 457 werd een derde residentie Nieuw-Guinea in-gesteld, die echter bij S. 1923. 413 weder werd ontbonden (vgl.

Tip. in Kol.T. 1926 p. 298; eerste resident was de heer Lulofs). Bij S. 1921. 626 werden de twee residenties weder bijeengevoegd als residentie Amboina; S. 1925. 579 maakte er weer het gouvernement der Molukken van, wederom bestaande uit twee residenties; S.

1934. 198 verving het gouvernement der Molukken weder door één residentie, die der Molukken. Thans is dit gebied met Celebes, alsmede Timor en Bali en Lombok vereenigd tot het gouvernement van de Groote Oost, zie S. 1936. 68 jo. S. 1938. 152.

Het Engelsche tusschenbestuur had de onder de V.O.C, be-staande rechterlijke inrichting gehandhaafd (memorie van den opperresident Martin van 4 Apr. 1817, vermeld in Bdr. dl. 65 p.

384). C.G.G. maakten hieraan een einde, er kwam één rvj. te Amboina (S. 1819. 20), de Landraad te Ambon ging teniet. Nadat

reeds eerder op de instelling van Landraden was aangedrongen werd nogmaals door den gouverneur in 1823 het voorstel ertoe gedaan, hetgeen leidde tot Rs. 4 Nov. 1823 no. 5 waarbij in elke afdeeling van Amboina en Onderhoorigheden een Landraad werd ingesteld, met één Grooten Landraad ter hoofdplaats, voor welke rechtbanken tevens een reglement werd vastgesteld. Dit regle-ment, gewijzigd bij bt. ggk. Rs. 19 Oct. 1824 no. 14, werd onder aanbrenging van eenige wijzigingen opnieuw vastgesteld bij Rs.

22 Febr. 1825 no. 8, S. no. 10.

Nog meer veranderingen kwamen er toen de G.G. V a n der Capellen in 1824 een reis naar het Oosten van den Archipel maakte, waarbij achtereenvolgens Ambon, Banda, Ternate.

Menado en Makasser werden bezocht (het journaal van die reis is gepubliceerd in T N I . 1855 II). Voor Amboina en Onderh. werd toen een bestuursreglement vastgesteld, gepubliceerd in S. 1824.

19a, waarbij ook de positie der negorijhoofden („regenten"), met intrekking van de instructie van 14 Aug. 1818, werd geregeld;

de rechtbanken der regenten hadden, ook na de instelling der Lr., rechtsmacht behouden, en ook deze, tevoren „willekeurige"

rechtspraak werd nu geregeld bij de artt. 121—141; hierbij was geen onderscheid gemaakt tusschen de nogorijlieden en de z.g.

burgers (over deze burgers, afstammelingen van niet-Amboineezen, die soms in afzonderlijke negorijen, doch meestal in een afzonder-lijke wijk in de negorij woonden vgl. Bdr. deel 70 p. 595 en Ab.

24 p. 209); bij de bovengenoemde Rs. 22 Feb. 1825 no. 8 werden ze in civilibns weder aan de rechtsmacht der regenten onttrokken;

bij bt. 14 Jan. 1828 no. 2, ggk. besluit C G . 1 Aug. 1828 no. 38 werden de artt. 121—141 vervangen door andere bepalingen, de geheele civiele rechtsmacht der regenten werd toen overgebracht bij de Mag. enz. In Banda en Ternate werden, ten einde in de behoefte aan plaatselijk recht te voorzien, weder rvj. opgericht, echter min of meer gesubordineerd aan dien te Ambon, en ook over de inlanders rechtsprekende; voor elk dezer residenties werd een vrijwel gelijkluidend reglement vastgesteld zie S. 1824. 21a en 26b; dit reglement werd in 1825 met eenige wijzigingen ook voor Amboina toepasselijk gemaakt, waarbij tevens de reglemen-ten tot één werden samengesmolreglemen-ten, zie S. 1825. 39; in Menado werden de Minahasaraad en de lagere inheemsche rechters uit-drukkelijk gehandhaafd, terwijl het overigens werd gebracht tot het rechtsgebied van den rvj. Ternate, S. 1824. 28a. Tevens werd het Gouvernement der Molukken in vier residenties ingedeeld

(Menado, dat tot dusver administratief onder Ternate had geres-sorteerd, werd dus daarvan gescheiden en tot een afzonderlijke residentie gemaakt, S. 1864. 128 scheidde het van het Gouverne-ment der Molukken af), waarvan de grenzen werden aangegeven,

zie de aangehaalde Staatsbladen van 1824 (als samensteller der reglementen moet worden beschouwd Mr. H. J. van de Graaff, vgl. het bovengenoemde journaal en Dr. Stapel in Bdr. dl. 86 p.

178).

Behalve de rechtspraak der bovengenoemde instanties was er nog rechtspraak in kleine civiele en strafzaken van den Mag.

op de hoofdplaatsen (Ambon, Ternate, Banda) en de besturende ambtenaren elders (zoo vlg. S. 1856. 14 de opziener van Rozengain, ingetrokken S. 1872. 63; voor Ternate zie S. 1866. 152 en S. 1879. 238), Civiele rechtsmacht over Inlanders kreeg deze instantie in Ambon gelijk gezegd reeds in 1828.

Landraden kwam er alzoo te Amboina, Hila, Larike; Sapa-roea; Haroekoe; Lenitoe (Noesalaoet); Kajeli); later werden de afdeelingen Larike en Noesalaoet opgeheven, doch de Lr. bleven bestaan; nieuwe afdeelingen Elpapoetih-baai (Amahai) en W a h a i werden ingesteld; de zaken van de eerste afdeeling kwamen voor den Lr. te Saparoea (S. 1860. 50); in de tweede afdeeling werd een nieuwe landraad ingesteld (S. 1866. 130).

In groote gedeelten echter van de residenties Amboina en Banda, welke dus formeel behoorden tot het rechtsgebied der Lr. resp.

rvj. werd geen geregeld Europeesch bestuur uitgeoefend (het grootste gedeelte van Ceram en Boeroe, de Z . W . en de Z . O . eilanden; het landschapsgebied van Ternate blijft natuurlijk geheel buiten beschouwing); hier was dus feitelijk zelfbestuur en inheem-sche rechtspraak, (over de rechtspraak van het z.g. kakianver-bond op Ceram vgl. Bdr. deel 15 p. 56, p. 67), slechts af en toe bezochten de Europeesche ambtenaren dit gebied en deden dan (ter voorkoming van oorlog) de dringende quaestiën af, niet door ze voor den verren rechter te brengen (dat ware te bezwaarlijk geweest), doch door ze in een door hen ter plaatse bijeenge-roepen vergadering van landshoofden (saniri), in beginsel naar inheemschen trant af te doen (de lastposten namen zij b.v. mee naar Ambon). De Regeering heeft tegen tegen deze wijze van afdoening wel eens bezwaar gemaakt, doch op den duur bleef deze toestand zoo:

T e Ternate kende S. 1859. 20 aan het hoofd van de kampong Makassar, met den titel kapitein, eenige rechtsmacht in geringe civiele en strafzaken toe. In verband met de moeielijkheden, die de handel der Gouvernementsonderhoorigen ondervond, om bij de landschapsrechtspraak recht te krijgen, werd bij de contracten, welke in de jaren 1860/64 werden gesloten, bepaald, dat de civiele zaken tusschen Gouvernements- en landschapsonderhoorigen zouden worden berecht door een rechtbank te Ternate met den resident als voorzitter en de rijksgrooten van het betrokken land-schap als leden, terwijl het G v t . een reglement voor deze

recht-spraak zou vaststellen. Bij Bt. 18 Apr. 1861 no. 9, waarbij het eerste der contracten, dat met Tidore, werd ggk., werd aan den commissaris voor het rechtswezen opgedragen een reglement te ontwerpen. De resident had echter de rechtbank reeds in werking gebracht en stelde op 24 Nov. 1864 een reglement voor overeen-komstig het Javasche LR. dat, na door den commissaris (D. K..

die zich toen in S W K . bevond) te zijn herzien (miss. 18 Mrt.

1865; daar de regeling slechts een voorloopig karakter zou heb-ben nam ook D.K. het LR. als model) werd vastgesteld, S. 1865.

117. De rechtbank kreeg den naam Landraad; zij zou oordeelen in hoogste ressort, naar algemeen erkende beginselen van billijkheid en rechtvaardigheid; ofschoon men alleen het oog had gehad op de zaken waarbij de Gouvernementsonderhoorigen als eischers optraden, vielen onder de bepaling, hierboven aangehaald, ook de zaken waarbij zij gedaagden waren (men interpreteerde dit echter aldus dat dit laatste alleen op de inlanders en gg. sloeg.

O p voorstel van D.K. (missive 30 Juni 1869) werd in 1870 de resident aangeschreven om de contracten aldus te wijzigen dat de bovengenoemde vergissing werd hersteld, terwijl ook de zware misdrijven der landschapsonderhoorigen door den „landraad"

zouden worden berecht, met revisie bij den rvj. Ambon (niet Ternate, omdat van dezen rvj. ook de res. voorzitter was, terwijl de rvj. Ambon ook beter was samengesteld). Toen de contracts-wijzigingen tot stand waren gekomen, terwijl goedkeuring spoedig was te verwacht, diende D.K. een ontwerpregeling in

(21 Jan. 1874) waarbij het RS W K . als model was genomen, welk reglement bij S. 1874. 144 werd vastgesteld; de procedure, welke in 1865 kosteloos was gesteld opdat de bevolking de verandering zooveel te meer zou waardeeren, bleef ook nu kosteloos totdat S. 1888. 150 hierin wijziging bracht.

Het jaar 1882 bracht het nieuwe reglement, S. 1882. 29 en 32 (over het rechtswezen vóór 1882 zie Mr. Keiser in T. dl. 30 p. 81 ).

De rvj. verdwenen en werden vervangen door rsg. en Lr.; deze kwamen er behalve te Ternate, Ambon en Banda ook te Saparoea en W a h a i ; de Landraden te Larike, Haroekoe, Noesalaoet, ver-dwenen dus; (D.K. had oorspronkelijk ook de Lr. te Hila en Kajeli behouden, terwijl hij ook had voorgesteld een nieuwen Lr.

op te richten te Amahei, doch n.a.v. het voorstel van den res. 29 Dec. 1881 werden op voordracht van D.K. 27 Jan. 1882 deze landraden geschrapt). De laatste twee Lr. werden voorgezeten door den president van den Lr. te Ambon (sedert S. 1902. 408 zat deze ook den Lr. te Neira voor.)

Het hoofd der Makassaren te Ternate verloor zijn rechtsmacht, de regentsraden in Ambon werden gehandhaafd met verandering van den naam in regentschapsgerecht. Daar het te bezwaarlijk

was de regenten voor den rvj. te brengen, en zij bovendien een geheel andere positie innamen dan de regenten op Java werden ze met wijziging van hetgeen tot dusver gold gebracht onder de personen bedoeld in art. 3 van S. 1867. 10, m.d.v. dat ze ook in burgerlijke zaken voor de daar genoemde rechters kwamen, zie het K.B. in S. 1881. 20 (later bleek de wenschelijkheid om deze bepaling te beperken tot het eiland Amboina, de Oeliassers en de Banda-groep, en daarbuiten tot de met den gouden rottingknop begiftigde hoofden, zie S. 1896. 41). Het onderscheid tusschen de

„burgers" en de andere inlanders werd ook in het nieuwe regle-ment erkend; dit onderscheid is opgeheven bij S. 1937. 152 vgl. S.

1929. 438.

De inheemsche rechtspraak in het rechtstreeksche gebied werd door D.K. gehandhaafd; als begrenzing werd enkel gesteld de directe invloedssfeer van het Eur. B.B.; dit gebied zou eerst bij eire. van het gew.b. nader worden bepaald, later werd het bij ordonnantie aangegeven, S. 1916. 582 (S. 1936. 181 voegde bij dit gebied ook die niet tot de oude residentie Amboina behoorende Obi-eilanden, en Laboeha op Batjan). Door den res. werd bij bt.

16. Feb. 1916 een regeling vastgesteld, gewoonlijk aangeduid als ,,Leidraad", met uitvoeringsbepalingen, te vinden in Ab. 24 p. 101;

de gouv. verving deze bij bt. 24 Feb. 1926 door een nieuwe, waar-van de inhoud is weergegeven in Mdd. A 2 p. 129, en welke in tegenstelling tot de eerste ook voor Nieuw-Guinea gold (thans geldt S. 1932. 20 — jo. 1935. 465 — jo. L. 1935. 57). Vgl. over deze rechtspraak Idema in T . dl. 117 p. 187.

Volgens Ab. 5 p. 441 werd er omstreeks 1910 naar gestreefd de geheele inheemsche rechtspraak bij de zelfstandige rechtbanken, hier raden van hoofden geheeten, over te brengen en de, buiten bemoeienis van het Eur. bestuur uitgeoefende hoofdenrechtspraak, te beperken tot minnelijke schikking van kleine geschillen; en R.

1916 kent deze rechtspraak dan ook niet. De bevolking bleef zich echter tot deze instanties wenden (Idema t.a.p. p. 204) en reeds R. 1926 kende dan ook voor die negorijen, waar het negorijbestuur naar het oordeel van gew.b. voldoende geschiktheid bezat, de negorijrechtbank, bestaanen uit het negorijhoofd (de „regent") met eenige bestuursleden of oudsten, wier competentie ongeveer overeenkwam met de gelijkstandige instantie bij de Gvts.-recht-spraak (De nieuwste regeling kent rechtbanken van rechtsge-meenschappen — negorijen — of complexen van rechtgemeen-schappen, de naam wordt aan het plaatselijk gebruik overgelaten).

Inplaats van de kleine zelfstandige rechtbanken voerde R. 1916, evenals de Celebesregeling van 1909 (Hst. III), den alleenspre-kenden rechter in, den gezagvoerenden ambtenaar bijgestaan door het negorijhoofd van G. of B. (De nieuwe regeling wil deze

in-stantie alleen in Z . Nw. Guinea en in Boven Digoel; elders is in de plaats daarvan de kleine raad van hoofden gekomen).

De raad van hoofden, bestaande uit de negorijhoofden en andere voorname hoofden is, gelijk wij zagen geen jonge instelling; de naam saniri wordt voor dit college blijkbaar niet meer gebruikt.

Reeds eire. 12 Mrt. 1908 (Ab. 5 p. 441 vgl. Ab. 12 p. 373) vor-derde voor de belangrijkere zaken de bekrachtiging van gew.b.

R. 1916 bracht de bekrachtiging tot een zekere grens bij den a.-r., en enkel daarboven bij den res., en stelde vast dat de von-nissen konden worden gewijzigd en ook vernietigd met last tot herbehandeling, terwijl in de civiele zaken boven de ƒ 250 daarnaast partijen het recht werd gegeven zelf herbehandeling aan te vragen.

Volgens Ab. p. 441 werd bij de zelfstandige rechtbanken om-streeks 1910 vrijwel uitsluitend volgens het adatrecht rechtgespro-ken, doch werd in strafzaken wel op de Gvts.bepalingen gelet.

Dit laatste werd door R. 1916 voorgeschreven, terwijl deze rege-ling ook ten aanzien van de rechtspleging navolging van het Ambonreglement wilde.

R. 1916 regelde wel de procesheffing doch zweeg over de boeten; deze werden volgens Idema t.a.p. reeds omstreeks 1920 niet meer onder de rechters verdeeld.

W e n d e n wij ons nu tot de rechtspraak over de onderhoorigen der landschappen. Daar R. 1882 voor Ternate een Landraad wilde, werd aan den „Landraad" aldaar den naam Rijksraad gegeven in navolging van Menado; deze naam werd aldaar reeds door de sultansrechtbank gedragen, doch D.K. meende dat daarvoor dan wel b.v. de inheemsche naam kon worden gebezigd. De bepalin-gen omtrent den Rijksraad werden niet in het reglement opge-nomen omdat D.K. van oordeel was dat de bepalingen van het con-tract, waarop zijn bestaan was gegrond, wellicht eerlang zouden worden gewijzigd, terwijl het reglement zoo min mogelijk aan wijziging onderhevig moesten zijn; bij S. 1905. 445 werd in de civiele zaken appèl ingesteld (boven de ƒ500) bij den rvj. te Makasser. Bij S. 1939. 76 werd ten einde een meer uniforme rege-ling der landschaprechtspraak te verkrijgen, het reglement voor den rijksraad ingetrokken, waarna bij de nieuwe regeling der landschapsrechtspraak (zie bnd.) de rijksraad werd opgeheven en zijn rechtsmacht weder overgebracht bij de landschapsrechtbanken.

Toen men zich in het begin der 20e eeuw meer met de land-schappen ging bemoeien (er werd toen b.v. eindelijk een einde gemaakt aan de onderdrukking der heidensche Alfoeren op Hal-mahera; de Moh. hoofden, die er de bevolking knevelden — het-geen reeds in 1876 aanleiding gaf tot den opstand van Danoe Hassan —, welke wantoestanden toen en later aanleiding gaven

tot voorstellen om het gebied onder rechtstreeksch bestuur te brengen, werden vervangen door een beter bij de bevolking pas-send bestuur, zie Ab. 7 p. 162) werd ook de landschapsrecht-spraak verbeterd. Deze rechtlandschapsrecht-spraak klom in 't algemeen op van den wijkrechter (mahimo enz.) via den dorpsrechter (bobato, kinelaha, enz.; op Soela de soahoofden), den districts( stam )-rech-ter (sangadji), den provincierech)-rech-ter (oetoesan of salahakan met zijn djoeroetoelis, met de sangadji's) tot den sultanrechter (rijks-raad; deze oefende ook de rechtspraak ter hoofdplaats uit; de sultan kon de vonnissen der rechters (hakim) wijzigen of doen herbehandelen.); zie T N I . 1856 I p. 219, Mdd. XIII en XV., Ab.

1 p. 233. Zij was in het algemeen slecht en willekeurig. Door den invloed van het Eur.bestuur werd nu in elk district een hakim van hoofden opgericht onder leiding van den Eur.bestuursambtenaar;

naar de vroegere hakims werd zij djoer(oe) hakim genoemd. Gelijk bekend hebben de landschappen in 1909/10 de k.v. afgelegd, zoodat sedert 1919 de Zelfb. reg. gelden.

Bij landschapsverordeningen ggk. bt. 15 Nov. 1913 (bij welk bt.

tevens eenige nadere bepalingen werden vastgesteld) kwam een regeling van deze rechtspraak tot stand, te vinden in Ab. 12 p. 374.

Na de wederinstelling van het gvt. der Molukken werd ze door nieuwe landschapsverordeningen vervangen, ggk. bt. 24 Aug. 1927 (eveneens met nadere voorschriften), te vinden in Mdd. A 12 p. 1.

Later schijnt nog een regeling te zijn getroffen bij residentsbesluit 26 Sept. 1930 ggk. bt. 26 Feb. 1931 (een nieuwe regeling kwam tot stand bij L. 1939. 14). De regeling van 1913 gold niet, die van 1927 wel voor Nw. Guinea.

De lagere rechtspraak werd in R. 1913 genegeerd doch bleef feitelijk bestaan (vgl. voor Batjan Ab. 25 p. 351; over de dorps-inrichting in Noord-Nw. G. zie Burger in Kol. St. 1928 II p. 89;

hier hebben de afzonderlijke familiehoofden gewoonlijk alles te zeggen; doch in enkele dorpen heeft het dorpshoofd, de z.g. korano, hen verdrongen). R. 1927 kende dan ook in elk dorp of gehucht, door den res. aangewezen, een dorpsgerecht of -rechtbank, be-staande uit het dorpshoofd al dan niet met de oudsten, met een competentie overeenkomende met die van den Ambonschen dorpsrechter (de nieuwe regeling kent evenals bij de inh. recht-spraak in engen zin rechtbanken van dorpen en dorpencomplexen).

V a n de districtsrechtbanken is het (onder)- districtshoofd voorzitter, alle dorpshoofden hebben recht van zitting, de com-petentie komt ongeveer overeen met die van de Ambonsche kleine raad van hoofden.

Landschapsrechtbanken waren er reeds volgens R. 1913 niet alleen op de hoofdplaats, doch ook op plaatsen daarbuiten waar een Eur. bestuursambtenaar was gevestigd. Leden zijn behalve

het landschapsbestuur ook de districtshoofden en andere leden door den res. aan te wijzen (ook het hoofd van G. of B. neemt zitting). De leiding berust bij den Eur. gezagvoerenden ambte-naar. R. 1913 regelde ook de voorafgaande goedkeuring door den res., spoedig vervangen door de bepalingen der Zelfb. reg.

R. 1913 stelde wel het adatrecht voorop, doch wilde in straf-zaken ook toepassing van het Gvts.-strafrecht.

Van de boeten kreeg vroeger de gelaedeerde partij een deel, terwijl de rest natuurlijk onder de rechters werd verdeeld. Reeds

± 1909 werd bepaald dat eerst een deel in de negorij- of derge-lijke kas moest worden gestort eer tot verdeeling onder de rech-ters kon worden overgegaan; ook het tafelgeld, de procesheffing in civilibus, werd toen geregeld; het zou in een speciaal fonds komen, zie Ab. 7 p. 162. R. 1913 regelde beide zaken, en schafte de verdeeling van de boeten onder de rechters geheel af; het grootste deel ging in de landschapskas, de rest werd in een speciaal fonds gestort. R. 1927 bepaalde dat alle boeten opgelegd bij de dorpsrechtspraak in de gemeentekas, alle overige in de landschapskas kwamen (de nieuwe regeling bepaalt dat de boeten opgelegd bij de dorpscomplexrechtspraak in de districtskas komen).

W e n d e n wij ons nu weder tot de Gvts.-rechtspraak. Op het einde der 19de eeuw werd herhaaldelijk geklaagd over invallen van Papoea's uit het Ned. deel van Nw. Guinea in het onder Engelsch gezag staande gedeelte. Er kwamen nu Gvts. vestigin-gen eerst te Manokwari (Noord-Nw. G.) en Fakfak ( W e s t en Zuid Nw.G.), zie S. 1898. 62 jo. 142, en spoedig ook te Merauke

(het van W e s t Nw.. G. bij S. 1901. 239 afgescheiden Zuid-Nw. G.

vgl. S. 1901. 338). Dit laatste werd, na afstand door het landschap Tidore bij contract ggk. Bt. 23 Nov. 1901 no. 26 bij het recht-streeksche gebied gevoegd en bij S. 1902. 63 vv. tot een zelfstan-dige assistent-residentie verheven. Nu werden ook voorzieningen omtrent het rechtswezen noodzakelijk, derhalve werd aan den DVJ. opgedragen een regeling voor te stellen (1901). Men heeft er natuurlijk over gedacht aan dit gewest een reglement te geven zooals voor de andere gewesten der Groote Oost, doch met het oog op de onzekere toekomst van het gewest heeft men tenslotte de voorkeur gegeven aan eenige voorloopige bepalingen. In de eerste regeling, zooals die werd vastgesteld bij S. 1906. 248, had men een ,,rsg." als dagelijkschen rechter in civiele en overtre-dingszaken voor alle niet inheemschen (ook Europeanen), vgl.

de regeling voor Benkoelen van 1844. Voor de niet-inheemsche inl. en gg. werd een Mgg. ingesteld, terwijl het ,,rsg." voor deze ook in misdrijf zaken de rechter was (hier was dan ook verplichte revisie); wat het procesrecht betreft, boven de ingewikkelde be-palingen der reglementen van D.K. werd voor het Mgg. aan de

GERELATEERDE DOCUMENTEN