• No results found

– La dotation pour bonne gestion financière, versée en 2021 dans le cadre de la centralisation des trésoreries régionales et calculée sur la base des flux financiers et des prévisions de trésorerie de 2020 (soit 12.178 euros), a été prise en produits sur l’exercice 2021 alors que le produit relève intégralement de l’exercice 2020.

– L’organisme ne réalise pas d’inventaire physique systématique pour confirmer l’inventaire comptable.

L’absence d’inventaire physique complet ne permet pas de s’assurer de l’existence et de l’exhaustivité des actifs repris au bilan de l’institution.

– En raison de sa configuration, l’application bancaire en ligne du caissier de la Région (Belfiusweb) offre la possibilité, pour le comptable-trésorier ou son suppléant agissant seul, de créer et d’exécuter des virements manuels, sans limite de montant et sans que ce système informatique ne contrôle l’existence d’un ordre de paiement régulier émanant d’un ordonnateur compétent.

Dès lors, dans la mesure où cette application permet au comptable-trésorier ou à son suppléant d’effectuer des opérations bancaires seul, et sans limite de montant, le risque de fraude n’est pas totalement maîtrisé.

III.9.2.3. Rapport relatif à d’autres obligations légales et réglementaires

La Cour des comptes attire l’attention sur les constata-tions suivantes.

– Le rapport prévu à l’article 7 de l’ordonnance du 14 décembre 2017 a été annexé au compte général officiellement transmis.

Cependant, bien qu’il ait été établi conformément au modèle arrêté par le gouvernement, les dates auxquelles les marchés publics ont été conclus n’ont pas été complétées.

Par ailleurs, il a été publié dans le délai prescrit sur le site internet de l’organisme.

– Le relevé récapitulatif annuel des engagements n’a pas été transmis à la Cour des comptes pour les exercices 2012 à 2020 par la contrôleuse des engagements, agent externe à Brugel.

III.10. Brusoc

Brusoc est un organisme administratif autonome de seconde catégorie, société anonyme résultant de la modi-III.9.2.2. Andere punten

Zonder afbreuk te doen aan het geformuleerde oordeel, vestigt het Rekenhof de aandacht op de volgende punten.

– De dotatie voor goed financieel beheer die in 2021 werd gestort in het raam van de centralisatie van de gewestelijke thesaurieën en die werd berekend op basis van de financiële stromen en de thesaurievooruitzichten voor 2020 (d.i. 12.178 euro), werd in het boekjaar 2021 bij de opbrengsten opgenomen terwijl de opbrengst volledig onder het boekjaar 2020 valt.

– De instelling maakt niet systematisch een fysieke inventaris om de boekhoudkundige inventaris te bevestigen. Doordat een volledige fysieke inventaris ontbreekt, kan men zich er niet van vergewissen dat de activa in de balans van de instelling aanwezig en volledig zijn.

– Door de configuratie van de onlinebankapplicatie van de kassier van het gewest (Belfiusweb), kan de rekenplichtige of zijn vervanger autonoom manuele stortingen aanmaken en uitvoeren zonder beperking qua bedrag en zonder dat het IT-systeem controleert of er een van een bevoegde ordonnateur afkomstige, regelmatige betalingsopdracht voorhanden is.

Aangezien die applicatie de rekenplichtige of zijn vervanger de mogelijkheid biedt autonoom bankver-richtingen uit te voeren zonder beperking qua bedrag, wordt het risico op fraude niet volledig in de hand gehouden.

III.9.2.3. Verslag over andere wettelijke en reglementaire vereisten

Het Rekenhof vestigt de aandacht op de volgende vaststellingen.

– Het verslag waarin artikel 7 van de ordonnantie van 14 december 2017 voorziet, werd bij de officieel over-gezonden algemene rekening gevoegd.

Hoewel het verslag werd opgesteld volgens het model dat de regering goedkeurde, zijn de data waarop de overheidsopdrachten werden gesloten, niet ingevuld.

Het verslag werd overigens binnen de voorgeschreven termijn gepubliceerd op de website van de instelling.

– De controleur van de vastleggingen, die een externe medewerkster van Brugel is, heeft het jaarlijkse samen-vattende overzicht van de vastleggingen niet aan het Rekenhof bezorgd voor de jaren 2012 tot 2020.

III.10. Brusoc

Brusoc is een autonome bestuursinstelling van tweede categorie, een naamloze vennootschap die voortkwam uit

Deloge fication, le 12 novembre 2001, de la raison sociale de la société United Team Management (UTM), constituée par acte du 9 décembre 1998 et détenue à 100 %, à la date de clôture des comptes, par finance&invest.brussels(185).

Le 23 avril 2019, Brusoc a procédé à la fusion par absorption de la société anonyme Brupart. Cette fusion a rétroagi avec effet au 1er janvier 2019.

Toutes les activités de Brupart sont exercées au travers de Brusoc et l’entièreté du personnel a été reprise dans le registre du personnel de Brusoc à compter du 1er janvier 2019.

La mission de Brusoc est de soutenir la création et le développement de très petites entreprises et d’appuyer les initiatives d’économie sociale d’insertion de la Région de Bruxelles-Capitale.

III.10.1. Présentation du compte général 2020

Les éléments principaux de ce compte sont présentés dans le tableau ci-après.

Montants Comptabilité générale Total du bilan 40.000.360

Résultat comp-table (bénéfice) 102.365

Comptabilité budgétaire Total des recettes 11.188.585 Total des dépenses

(engagements) 8.689.819

Total des dépenses

(liquidations) 8.458.089

Résultat budgétaire 2.730.496 (en euros)

III.10.2. Opinion de la Cour des comptes

La Cour des comptes a formulé une opinion sans réserve sur le compte général 2020.

La Cour des comptes estime que le compte général de Brusoc donne, dans tous ses aspects significatifs, une image fidèle du patrimoine et de la situation financière de Brusoc au 31 décembre 2020 et des résultats de l’exercice 2020, conformément au cadre de rapportage financier instauré par l’OOBCC.

(185) finance&invest.brussels est la nouvelle dénomination commerciale de la Société régionale d’investissement de Bruxelles (SRIB).

de wijziging op 12 november 2001, van het maatschappe-lijk doel van de vennootschap United Team Management (UTM) die werd opgericht bij akte van 9 december 1998 en die op de afsluitdatum van de rekeningen 100 % eigendom was van finance&invest.brussels(185).

Op 23 april 2019 is Brusoc overgegaan tot een fusie door overname van de naamloze vennootschap Brupart. De fusie had terugwerkende kracht tot 1 januari 2019.

Alle activiteiten van Brupart verlopen via Brusoc en het voltallige personeel werd overgenomen in het personeels-register van Brusoc vanaf 1 januari 2019.

De opdracht van Brusoc bestaat erin steun te verlenen aan de oprichting en ontwikkeling van micro-ondernemin- gen en initiatieven te ondersteunen inzake sociale-inscha-kelingseconomie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

III.10.1. Voorstelling van de algemene rekening 2020 De voornaamste elementen van de rekening zijn in de tabel hierna weergegeven.

Bedragen Algemene boekhouding Balanstotaal 40.000.360

Boekhoudkundig

resultaat (winst) 102.365

Begrotingsboekhouding Totale ontvangsten 11.188.585 Totale uitgaven

(vastleggingen) 8.689.819

Totale uitgaven

(vereffeningen) 8.458.089

Begrotingsresultaat 2.730.496 (in euro)

III.10.2. Oordeel van het Rekenhof

Het Rekenhof heeft een oordeel zonder voorbehoud geformuleerd over de algemene rekening 2020.

Naar het oordeel van het Rekenhof geeft de algemene rekening van Brusoc, in alle opzichten van materieel belang, een getrouw beeld van het vermogen en de financiële toestand van Brusoc op 31 december 2020 en van de resultaten van het boekjaar 2020 in overeenstem-ming met het financiële rapporteringskader ingesteld bij de OOBBC.

(185) finance&invest.brussels is de nieuwe naam van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB).

Deloge III.10.2.1. Fondement de l’opinion sans réserve

La Cour des comptes estime que les éléments probants qu’elle a obtenus sont suffisants et appropriés pour fonder son opinion.

III.10.2.2. Autres points

Sans remettre en cause son opinion exposée ci-dessus, la Cour des comptes attire l’attention sur les points suivants :

– L’organe de gestion de Brusoc a validé les réductions de valeur sur les prêts octroyés, lesquelles ont été totalement imputées en dépenses aux articles budgétaires dédiés aux pertes sur les octrois de crédits pour un montant total de 738.392 euros.

Or, s’agissant de réductions de valeur, elles ne cor-respondent pas nécessairement à une annulation de droits constatés devant être imputée conformément à l’article 49 de l’OOBCC.

– La valorisation des participations financières de Brusoc sur la base des fonds propres, conformément aux dispo-sitions de l’article 9 de l’arrêté royal du 10 novembre 2009 fixant le plan comptable applicable à l’État fédéral, aux communautés, aux régions et à la Commission communautaire commune, aboutirait à un montant de 751.377 euros. Cependant, par principe de prudence, Brusoc ne comptabilise pas de plus-values sur ses participations. Il les valorise sur la base de leur valeur d’acquisition, comme le prévoient les dispositions de l’arrêté royal du 29 avril 2019 portant exécution du code des sociétés et des associations qui lui est applicable, mais sans utiliser la possibilité d’acter des plus-values définie à l’article 3:35 de cet arrêté. Cette différence de référentiel comptable induit une sousestimation des immobilisations financières à l’actif et des plus-values de réévaluation au passif de 194.377 euros.

– Les créances ouvertes relatives aux subventions de la Région de Bruxelles-Capitale (RBC) sont surévaluées de 195.200 euros, car Brusoc ne dispose pas des éléments permettant la constatation des droits relatifs aux soldes de certaines de ces subventions à la clôture de l’exercice.

– Brusoc a enregistré des réductions de valeurs sur ses participations financières, pour un montant total de 150.000 euros.

Aucune méthode d’estimation des réductions de valeurs n’est cependant mentionnée dans les règles d’évaluation.

– Selon son CEB, Brusoc a dépassé la limite des crédits disponibles sur certaines missions.

III.10.2.1. Onderbouwing van het oordeel zonder voorbehoud

Het Rekenhof is van mening dat de controle-informa-tie die het heeft verkregen, voldoende en toereikend is als basis voor zijn oordeel.

III.10.2.2. Andere punten

Zonder afbreuk te doen aan het geformuleerde oordeel, vestigt het Rekenhof de aandacht op de volgende punten.

– Het beheerorgaan van Brusoc heeft de waardever-minderingen op de toegekende leningen gevalideerd, die integraal als uitgaven werden aangerekend op de begrotingsartikelen gewijd aan verliezen op kredietver-leningen voor een totaalbedrag van 738.392 euro.

Aangezien het echter om waardeverminderingen gaat, stemmen ze niet noodzakelijk overeen met een annulatie van vastgestelde rechten die moet worden aangerekend overeenkomstig artikel 49 van de OOBBC.

– De waardering van de financiële deelnemingen van Brusoc op basis van het eigen vermogen, in overeen-stemming met de bepalingen van artikel 9 van het koninklijk besluit van 10 november 2009 tot vast-stelling van het boekhoudplan van toepassing op de federale Staat en op de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, zou leiden tot een bedrag van 751.377 euro. Op basis van het voorzichtigheidsbeginsel boekt Brusoc echter geen meerwaarden op haar deelnemingen. Ze waardeert deze op basis van de aankoopwaarde ervan zoals vastgelegd in de bepalingen van het besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het wetboek van ven-nootschappen en verenigingen dat van toepassing is op Brusoc, maar zonder de in artikel 3:35 van dat besluit omschreven mogelijkheid te benutten om meerwaarden toe te passen. Dat verschil inzake boekhoudkundige referentiesystemen leidt tot een onderschatting van de financiële vaste activa aan actiefzijde alsook van de herwaarderingsmeerwaarden aan passiefzijde ten belope van 194.377 euro.

– De openstaande vorderingen betreffende de subsidies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn 195.200 euro overschat omdat Brusoc niet over de elementen beschikt die toelaten de rechten vast te stellen inzake de saldi van bepaalde van die subsidies bij de afsluiting van het boekjaar.

– Brusoc heeft in totaal 150.000 euro aan waardevermin-deringen geboekt op de financiële participaties.

In de waarderingsregels is echter geen enkele methode opgenomen om de waardeverminderingen te ramen.

– Volgens haar rekening van uitvoering van de begroting heeft Brusoc de beschikbare kredieten overschreden op bepaalde opdrachten.

Deloge La limite des crédits en engagement a été dépassée de 91.985 euros pour le programme n° 1 Octrois de crédits aux PME et indépendants dans le cadre de la création d’activités économiques sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale de la mission n° 4 Octrois de crédits.

La limite des crédits en engagement et en liquidation a été dépassée de 280 euros pour le programme n° 2 Octrois de crédits aux PME et aux indépendants dans le cadre des « crédits de crises » de la mission n° 4 Octrois de crédits.

– Bien que les immobilisations incorporelles et corporelles soient totalement amorties, Brusoc n’a pas été en mesure de fournir l’inventaire complet des immobilisations corporelles et incorporelles et n’a pas effectué de contrôle physique complet de ses actifs immobilisés à la clôture de l’exercice comptable.

III.10.3. Autres commentaires formulés dans le rapport de contrôle

Les remarques suivantes n’ont pas été reprises dans le rapport sur la certification des comptes, mais ont uniquement été signalées dans le rapport de contrôle transmis par la Cour des comptes à l’organisme et aux ministres concernés.

– La séparation des fonctions entre la préparation des enveloppes de paiement et la gestion de la signalétique des tiers n’est pas respectée en raison du faible nombre de personnes qui composent le service comptable.

– Se référant à l’article 26 de ses statuts coordonnés, qui précise que le mandat des administrateurs est exercé gratuitement et compte tenu du fait qu’aucun frais de représentation ou de voyages ne leur a été octroyé pour 2020, Brusoc n’a pas publié, pour l’exercice 2020, le rapport prévu par les dispositions de l’article 7 de l’or-donnance du 14 décembre 2017.

III.11. Bruxelles Prévention et Sécurité

Bruxelles Prévention et Sécurité (BPS) est un organisme administratif autonome de première catégorie, créé par l’ordonnance du 28 mai 2015(186).

Il est chargé de préparer et d’exécuter les décisions du gouvernement, du ministre-président et du haut fonction-naire, en matière de politique de prévention et de sécurité.

(186) Ordonnance du 28 mai 2015 créant un organisme d’intérêt public centralisant la gestion de la politique de prévention et de sécurité en Région de Bruxelles-Capitale et créant l’École régionale des métiers de la sécurité, de la prévention et du secours – Brusafe.

De limiet van de vastleggingskredieten werd met 91.985 euro overschreden op het programma 1 Kredietenverleningen aan KMO’s en zelfstandigen in het kader van de creatie van economische activiteit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van opdracht 4 Kredietenverleningen.

De limiet van de vastleggings- en van de vereffenings-kredieten werd met 280 euro overschreden op het programma 2 Kredietenverleningen aan KMO’s en zelfstandigen in het kader van « crisiskredieten » van opdracht 4 Kredietenverleningen.

– Hoewel de materiële en de immateriële vaste activa volledig afgeschreven zijn, kon Brusoc geen volledige inventaris van de materiële en de immateriële vaste activa voorleggen en heeft Brusoc bij de afsluiting van het boekjaar geen exhaustieve fysieke controle uitgevoerd van de vaste activa.

III.10.3. Andere commentaar uit het controleverslag De volgende opmerkingen zijn niet opgenomen in het verslag over de certificering van de rekeningen, maar enkel in het controleverslag dat het Rekenhof aan de instelling en de betrokken ministers heeft bezorgd.

– De functiescheiding tussen de voorbereiding van de betalingsenveloppes en het beheer van de gegevens van derden wordt niet in acht genomen omdat de dienst boekhouding maar een beperkte bezetting heeft.

– Onder verwijzing naar artikel 26 van haar gecoör-dineerde statuten, waarin wordt gepreciseerd dat het mandaat van de bestuurders onbezoldigd wordt beoefend, en gelet op het feit dat hen geen representatie- of reiskosten werden toegekend in 2020, heeft Brusoc nagelaten om voor het boekjaar 2020 het verslag te publiceren waarin de bepalingen van artikel 7 van de ordonnantie van 14 december 2017 voorzien.

III.11. Brussel Preventie en Veiligheid

Brussel Preventie en Veiligheid (BPV) is een autonome bestuursinstelling van eerste categorie, opgericht bij de ordonnantie van 28 mei 2015(186).

De instelling is belast met de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen van de regering, van de minister-pre-sident en van de hoge ambtenaar met betrekking tot het preventie- en veiligheidsbeleid.

(186) Ordonnantie van 28 mei 2015 tot oprichting van een instelling van openbaar nut waarin het beheer van het preventie- en veiligheids-beleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is samengebracht en tot oprichting van de Gewestelijke School voor de Veiligheids-, Preventie- en Hulpdienstberoepen – Brusafe.

Deloge III.11.1. Présentation du compte général 2020

Les éléments principaux de ce compte sont présentés dans le tableau ci-après.

Montants Comptabilité générale Total du bilan 171.791.846

Résultat comp-table (bénéfice) 48.289.497 Comptabilité budgétaire Total des recettes 146.875.699

Total des dépenses

(engagements) 123.491.991

Total des dépenses

(liquidations) 100.418.905 Résultat budgétaire 46.456.794 (en euros)

III.11.2. Opinion de la Cour des comptes

La Cour des comptes a formulé une opinion avec réserve sur le compte général 2020.

À l’exception des conséquences des points examinés ci-dessous, la Cour des comptes estime que le compte général de BPS donne, dans tous ses aspects significatifs, une image fidèle du patrimoine et de la situation financière du BPS au 31 décembre 2020 et des résultats de l’exercice 2020, conformément au cadre de rapportage financier instauré par l’OOBCC.

III.11.2.1. Fondement de l’opinion avec réserve

La Cour des comptes estime que les éléments probants qu’elle a obtenus sont suffisants et appropriés pour fonder son opinion.

Elle formule toutefois une opinion avec réserve en raison de l’anomalie suivante qui, est significative sans toutefois avoir une incidence diffuse sur le compte général du BPS : les droits à charge de l’organisme, constituant des dettes propres à l’exercice 2020, qui ont été imputés en 2021, faute de crédits de liquidation disponibles ou d’enre-gistrement avant le 1er février 2021 (dont deux déclarations de créance d’une zone de police reçues en janvier 2021 pour un montant total de 7.357.901 euros), s’élèvent à un montant identifié de 9.703.249 euros.

III.11.2.2. Autres points

Sans remettre en cause son opinion exposée ci-dessus, la Cour des comptes attire l’attention sur les points suivants.

III.11.1. Voorstelling van de algemene rekening 2020 De voornaamste elementen van de rekening zijn in de tabel hierna weergegeven.

Bedragen Algemene boekhouding Balanstotaal 171.791.846

Boekhoudkundig

resultaat (winst) 48.289.497 Begrotingsboekhouding Totale ontvangsten 146.875.699

Totale uitgaven

(vastleggingen) 123.491.991 Totale uitgaven

(vereffeningen) 100.418.905 Begrotingsresultaat 46.456.794 (in euro)

III.11.2. Oordeel van het Rekenhof

Het Rekenhof heeft een oordeel met voorbehoud gefor-muleerd over de algemene rekening 2020.

Met uitzondering van de gevolgen van de punten die hieronder aan bod komen, geeft de algemene rekening van BPV, naar het oordeel van het Rekenhof, in alle opzichten van materieel belang een getrouw beeld van het vermogen en de financiële toestand van BPV op 31 december 2020 en van de resultaten van het boekjaar 2020 in overeenstem-ming met het financiële rapporteringskader ingesteld bij de OOBBC.

III.11.2.1. Onderbouwing van het oordeel met voorbehoud Het Rekenhof is van mening dat de controle-informa-tie die het verkregen heeft, voldoende en toereikend is als basis voor zijn oordeel.

Het Rekenhof formuleert echter een oordeel met voorbehoud voor de volgende afwijking die van materieel belang is zonder dat die echter een diepgaande invloed heeft op de algemene rekening van BPV : de rechten ten laste van de instelling, die schulden eigen aan boekjaar 2020 zijn, die bij ontstentenis van beschikbare vereffe-ningskredieten of van een vastlegging vóór 1 februari 2021 werden aangerekend in 2021 (waaronder twee schuldvorderingsverklaringen van een politiezone die in januari 2021 werden ontvangen voor een totaalbedrag van 7.357.901 euro), belopen een bedrag van 9.703.2449 euro.

III.11.2.2. Andere punten

Zonder afbreuk te doen aan het geformuleerde oordeel, vestigt het Rekenhof de aandacht op de volgende punten.

Deloge

– La dette pour pécule de vacances (187.560 euros), résultant des prestations effectuées durant l’exercice 2020, a bien été enregistrée en comptabilité générale, mais n’a pas fait l’objet d’une imputation budgétaire dans le compte d’exécution du budget (CEB). Par contre, l’organisme a imputé, dans son CEB 2020, le montant du pécule relatif à l’exercice 2019 mais payé en 2020 (164.298 euros).

Ce mode d’imputation est en contradiction avec l’article 36 de l’OOBCC. En effet, le droit au pécule de vacances doit être constaté au profit des agents dès le 31 décembre de chaque exercice.

Dès lors, le résultat budgétaire de l’exercice 2020 est surévalué de 187.560 euros.

La correction de cette irrégularité aurait cependant un impact limité sur le solde de financement de l’organisme.

En effet, ce dernier serait égal à la différence entre la dette pour pécule de vacances de l’année 2020 et celle de l’année 2019, soit 23.262 euros selon les calculs de

En effet, ce dernier serait égal à la différence entre la dette pour pécule de vacances de l’année 2020 et celle de l’année 2019, soit 23.262 euros selon les calculs de