• No results found

Bijlage A: Vragenlijst in het Nederlands

Demografie

1) Welke nationaliteit heeft u?  Tsjechische

 Slowaakse  Nederlandse

 Anders, namelijk... (vul in het balkje)

 Ik heb een dubbele nationaliteit, namelijk... (vul in het balkje) 2) Welke taal is uw moedertaal?

 Tsjechisch  Slowaaks

 Anders, namelijk… (vul in het balkje) 3) Bent u man of vrouw?

 man  vrouw

4) Hoe oud bent u? Vul een cijfer in het balkje. een open balkje

5) Wat is uw hoogste afgeronde opleiding?  basisschool  vmbo  havo  vwo  MBO  HBO/WO

6) Hebt u tegenwoordig een Nederlandse partner/ echtgenoot?  ja

 nee

7) Gaan/zullen gaan/ zijn gegaan uw kinderen naar een kinderdagverblijf of school in Nederland?  ja

 nee

 ik heb geen kinderen

Migratie

8) In welke gemeente woont u? Vul de naam van uw gemeenten in het balkje. Een open balkje

54 9) Hoe lang woont u in Nederland?

 Tot 4 maanden  4 – 6 maanden  6 maanden – 1 jaar  1 – 2 jaar

 2 – 5 jaar

 Langer dan 5 jaar, namelijk...( vul een cijfer in het balkje) 10) Hoe lang wilt u nog in Nederland wonen?

 Tot 4 maanden  4 – 6 maanden  6 maanden – 1 jaar  1 – 2 jaar

 2 – 5 jaar

 Langer dan 5 jaar, namelijk...

Arbeid in Nederland

11) Werkt u momenteel in Nederland of hebt u in Nederland ooit gewerkt?  ja

 nee

12) Wat is uw arbeidssituatie?  Ik werk.

 Ik werk niet, ik zoek een baan.  Ik werk niet en zoek geen baan.  Ik ben met ouderschapsverlof.

 Ik studeer en ik heb geen baantje in Nederland.  Ik studeer en ik heb een baantje in Nederland.  Ik ben met pensioen.

13) In welke sector in Nederland werkt u of in welke sector in Nederland was uw laatste baan?  landbouw, tuinbouw en visserij

 delfstoffenwinning  industrie  elektriciteit en water  bouwnijverheid  handel  horeca  vervoer en communicatie  financiële dienstverlening  zakelijke dienstverlening  schoonmaakdiensten  overheid  onderwijs  gezondheidszorg en welzijn  wetenschap en onderzoek

55 14) Wat is uw beroep of wat was uw laatste beroep in Nederland? Schrijf het beroep in het balkje. een open balkje

Beheersing Nederlands

15) Hoe goed spreekt u Nederlands?

 HELEMAAL NIET: Ik beheers geen Nederlands. Ik kan maximaal iemand begroeten en bedanken in het Nederlands

 MATIG: Ik kan mensen om me heen begrijpen - in een winkel, in de tram.  REDELIJK: Ik kan bijvoorbeeld met mijn buren/collega´s praten, in een restaurant

etentje bestellen of naar schoolprestatie van mijn kinderen te vragen.  GOED: Ik kan bijvoorbeeld een toeslag aanvragen, een email naar de gemeente

sturen of een afspraak bij een specialist maken.

 ZEER GOED: Ik kan me in het Nederlands op mijn werk zowel mondeling als schriftelijk goed verstaanbaar maken.

16) Kunt u zich redden met uw huidige beheersing van het Nederlands?  Ja, altijd.

 Ja, meestal.  Soms.  Meestal niet.  Nooit.

17) Welke van de onderstaande manieren van het leren van het Nederlands heeft het meest tot uw beheersing van het Nederlands bijgedragen? Kies maximaal drie antwoorden, die bij u het best passen.

 taalcursus  privé les

 met behulp van een Nederlandse vriend/ Taalmaatje  met behulp van een Nederlandse partner

 op straat en(of) met behulp van media (bijvoorbeeld door boeken lezen, TV kijken)

 als autodidact. Ik heb zelf een studiemateriaal aangeschaft (bijvoorbeeld studieboeken voor autodidacten of online oefeningen) en voor het leren van het Nederlands gebruikt.

 Nederlands als studieprogramma of een vak aan een universiteit (bijvoorbeeld in Olomouc, Brno, Praag of Bratislava)

 een andere manier, namelijk .... (vul in het balkje)

18) Waarom hebt u Nederlands geleerd? Kies maximaal drie antwoorden, die bij u het best passen.  Ik hou van het leren van vreemde talen.

 Ik vind het Nederlands een mooie taal.  Ik vind het Nederlands uitdagend.  Ik wilde mensen om me heen begrijpen.

 Ik wilde de mensen op de school van mijn kind begrijpen.  Ik voelde dat het mijn plicht is om de taal te spreken.

 Ik wilde een baan/ een andere baan/ een betere baan krijgen.

 Ik wilde gebruik van mijn taalcombinatie Tsjechisch/Slowaaks – Nederlands maken.  Ik wilde meer zelfredzaam zijn.

 Ik kon geen andere vreemde taal gebruiken om met Nederlanders te communiceren.  Ik wilde me losmaken van de Tsjechische/Slowaakse gemeenschap in Nederland.  Ik wilde de Nederlandse nationaliteit krijgen.

56  Ik wilde mijn Nederlandse partner/ de familie van mijn Nederlandse partner/ vrienden

begrijpen.

 Ik wilde een Nederlandse partner/ Nederlandse vrienden krijgen.  Ik wilde met mijn Nederlandse collega’s Nederlands spreken.  Ik wilde vrijwilligerswerk doen en/of aan buurtactiviteiten meedoen.  Ik wilde de Nederlandse cultuur beter begrijpen.

 Ik had een andere reden, namelijk .... (vul in het balkje)

19) Waarom spreekt u geen Nederlands? Kies maximaal drie antwoorden, die bij u het best passen.  Ik woon pas sinds kort in Nederland.

 Ik kan me in Nederland met andere talen redden.  Ik heb nog geen tijd gehad om Nederlands te leren.  Ik vind het Nederlands geen mooie taal.

 Ik vind het Nederlands geen nuttige taal.  Het is niet verplicht.

 Een andere reden, namelijk.... (vul in het balkje) 20) Wilt u (beter) Nederlands leren?

 ja  nee

21) Hoe goed wilt u Nederlands spreken?

 MATIG Bijvoorbeeld om mensen om me heen te begrijpen (in een winkel, in de tram).

 REDELIJK Bijvoorbeeld om met mijn buren/collega´s praten, in een restaurant etentje bestellen, naar schoolprestatie van mijn kinderen te vragen.  GOED Bijvoorbeeld om een toeslag aan te vragen, een email naar de gemeente te

sturen of een afspraak bij een specialist te maken.

 ZEER GOED Bijvoorbeeld om een hogere opleiding in Nederland te volgen of me in het Nederlands op mijn werk zowel mondeling als schriftelijk goed verstaanbaar te maken.

22) Waarom wilt u (beter) Nederlands leren? Kies maximaal drie antwoorden, die bij u het best passen.

 Ik hou van het leren van vreemde talen.  Ik vind het Nederlands een mooie taal.  Ik vind het Nederlands uitdagend.  Ik wil mensen om me heen begrijpen.

 Ik wil de mensen op de school van mijn kind begrijpen.  Ik voel dat het mijn plicht is om de taal te spreken.

 Ik wil een baan/ een andere baan/ een betere baan krijgen.

 Ik wil gebruik van mijn taalcombinatie Tsjechisch/ Slowaaks – Nederlands maken.  Ik wil meer zelfredzaam zijn.

 Ik kan geen andere vreemde taal gebruiken om met Nederlanders te communiceren.  Ik wil me losmaken van de Tsjechische/Slowaakse gemeenschap in Nederland.  Ik wil de Nederlandse nationaliteit krijgen.

 Ik wil mijn Nederlandse partner/ de familie van mijn Nederlandse partner/ vrienden begrijpen.

 Ik wil een Nederlandse partner/ Nederlandse vrienden krijgen.  Ik wil met mijn Nederlandse collega’s Nederlands spreken.  Ik wil vrijwilligerswerk doen en/of aan buurtactiviteiten meedoen.

57  Ik wil de Nederlandse cultuur beter begrijpen.

 Een andere reden, namelijk ... (vul in het balkje)

23) Waarom wilt u geen Nederlands/ niet beter Nederlands leren? Kies maximaal drie antwoorden, die bij u het best passen.

 Ik heb er geen tijd voor.  Ik heb er geen geld voor.

 Ik heb geen passende cursus gevonden.

 Mijn vaardigheden in het Nederlands zijn goed genoeg.  Ik denk niet dat ik Nederlands in de toekomst ga gebruiken.  Ik wil geen extra contact met Nederlanders.

 Ik vind de Nederlandse taal en cultuur niet mooi.

 Ik heb het Nederlands niet nodig. Ik kan in Nederland ook andere vreemde talen gebruiken.  Het leren van Nederlands demotiverend want iedereen spreekt Engels (een andere vreemde

taal) tegen mij.

 Ik ga straks in een ander land wonen.  Het is niet verplicht.

 Ik heb een andere reden, namelijk ... (vul in het balkje)

24) Wat zou je motiveren om Nederlands te leren? Kies maximaal drie antwoorden, die bij u het best passen.

 Gratis cursussen

 Als ik voor het leren van Nederlands betaald zou krijgen.

 Als ik er zeker van was dat ik door Nederlands een baan/een andere baan/een betere baan zou krijgen.

 Als ik een Nederlandse partner zou hebben.  Als ik een passende cursus zou vinden.

 Als ik voor lessen tijd van mijn werkgever zou krijgen.  Het zou verplicht moeten zijn.

 Het zou me iets anders motiveren, namelijk ... (vul in het balkje)

25) Wat zijn de grootste hindernissen in verband met het leren van Nederlands? Kies maximaal drie

antwoorden, die bij u het best passen.

 geen tijd

 geen passende cursus (samenstelling groep, niveau, lestijden, afstand, prijs)  geen goed leermateriaal

 iedereen spreekt Engels (een vreemde taal) tegen mij

 niet genoeg mogelijkheden om de taal te spreken en te oefenen  een slechte ervaring van vroeger

 ik heb geen nood om Nederlands te leren omdat ik vooral in mijnmoedertaal of met buitenlanders communiceer

 een andere hindernis, namelijk... (vul in het balkje) 26) Leert u momenteel Nederlands?

 ja  nee

27) Hoe leert u het vaakst Nederlands? Kies maximaal drie antwoorden, die bij u het best passen.  taalcursus

 privé les

58  met behulp van een Nederlandse partner

 op straat en(of) met behulp van media (bijvoorbeeld door boeken lezen, TV kijken)

 als autodidact. Ik heb zelf een studiemateriaal aangeschaft (bijvoorbeeld studieboeken voor autodidacten of online oefeningen) en voor het leren van het Nederlands gebruikt.

 Nederlands als studieprogramma of een vak aan een universiteit (bijvoorbeeld in Olomouc, Brno, Praag of Bratislava)

 een andere manier, namelijk .... (vul in het balkje)

Andere talen

28) Spreekt u naast uw moedertaal en eventueel Nederlands nog een andere vreemde taal? De kennis van het Slowaaks bij Tsjechen en de kennis van het Tsjechisch bij Slowaken wordt niet als kennis van een andere taal gezien.

 ja  nee

29) Welke vreemde taal(en) spreekt u naast Tsjechisch/Slowaaks en eventueel Nederlands?  Engels  Duits  Russisch  Pools  Frans  Spaans  Italiaans

 Een andere taal, namelijk…. (vul in het balkje)  Een andere taal, namelijk…. (vul in het balkje)  Een andere taal, namelijk…. (vul in het balkje) 30) Hoe goed spreekt u deze talen?

……. matig redelijk goed zeer goed

……. matig redelijk goed zeer goed

……. matig redelijk goed zeer goed

……. matig redelijk goed zeer goed

31) In welke verhouding spreekt u in Nederland de volgende talen? Het totaal moet 100% zijn en u kunt ook 0% voor een van de talen geven.

 uw moedertaal  Nederlands

 andere vreemde taal(en)

Contact en identificatie

32) Welke taal spreekt u in Nederland het meest op de werkvloer of op school? Het totaal moet 100% zijn en u kunt ook 0% voor een van de talen geven.

 uw moedertaal  Nederlands

59 33) Welke taal spreekt u het meest in uw vrije tijd? Het totaal moet 100% zijn en u kunt ook 0% voor een van de talen geven.

 uw moedertaal  Nederlands

 andere vreemde taal(en)

34) Welke taal spreekt u het meest op straat (in winkels, bij de bank, bij de kapper, etc.). Het totaal moet 100% zijn en u kunt ook 0% voor een van de talen geven.

 uw moedertaal  Nederlands

 andere vreemde taal(en)

35) Maak de zin af. “Het beeld dat ik van Tsjechen/Slowaken en van de Tsjechische/Slowaakse taal en cultuur heb is vooral…”

 positief  neutraal  negatief

36) Maak de zin af. “Het beeld dat ik over Nederlanders en de Nederlandse taal en cultuur heb is vooral…”

 positief  neutraal  negatief

60

Bijlage B: Schema van de gestelde vragen

legende:

Thema vraag - inhoud (nr. vraag) vraag - inhoud (nr. vraag) Demografie nationaliteit (1) moedertaal (2) geslacht (3) leeftijd (4) opleiding (5) Nederlandse partner (6) kinderen in NL (7) Migratie gemeente (8) hoe lang in NL (9) verwachting verblijf (10)

61 Arbeid in NL ooit in NL gewerkt? (11) ja arbeidssituatie (12) sector (13) beroep (14) ne Nederlands

hoe goed spreek je (15) matig t/m zeer goed kan je je redden (16) hoe geleerd (17) waarom geleerd (18)

helemaal niet waarom geen

NLs (19)

wil je (beter) leren? (20)

ja

hoe goed wil je spreken (21) waarom (22) nee waarom (23) wat zou je motiveren (24) hindernissen (25) leer je momenteel (26) ja hoe (27) nee

62

Andere talen

andere talen behalve TS/SL en

NLs? (28)

ja welke (29) hoe goed (30)

nee verhouding moedetaal/ NLs/ andere talen (31) Contact en identificatie taal op de werkvloer/ school (32) taal in vrije tijd (33)

taal op straat (34) mening over Tsjechen/ Slowaken en TS/SL (35) mening over Nederlanders en NLs (36)

63

Bijlage C: Vragenlijst in het Tsjechisch

Demografie

1) Jaké jste národnosti?  české

 slovenské

 nizozemské (holandské)

 jiné, a sice…. (doplňte do políčka)

 mám dvojí občanství, a sice... (doplňte do políčka) 2) Jaká řeč je Vaší mateřštinou?

 čeština  slovenština

 jiná řeč, a sice… (doplňte do políčka) 3) Jste muž či žena?

 muž  žena

4) Kolik je Vám let? Doplňte číslici. volné políčko

5) Jaké je Vaše nejvyšší dosažené vzdělání?  základní škola

 střední odborná škola s výučním listem  střední odborná škola s maturitou  gymnázium

 konzervatoř  vyšší odborná škola  vysokoškolské vzdělání

6) Máte v současnosti nizozemského partnera/ manžela či manželku?  ano

 ne

7) Navštěvují, budou navštěvovat nebo navštěvovaly Vaše děti jesle, školku nebo školu v Nizozemsku?

 ano  ne

 nemám děti

Migrace

8) V jakém nizozemském městě či vesnici bydlíte? Napište název této obce do políčka. volné políčko

64 9) Jak dlouho bydlíte v Nizozemsku?

 méně než 4 měsíce  4 – 6 měsíců  půl roku – 1 rok  1 – 2 roky  2 – 5 let

 déle než pět let, a sice… let (doplňte číslici) 10) Jak dlouho ještě plánujete zůstat v Nizozemsku?

 méně než 4 měsíce  4 – 6 měsíců  půl roku – 1 rok  1 – 2 roky  2 – 5 let  déle než pět let

Práce v Nizozemsku

11) Pracujete nebo jste někdy pracoval(a) v Nizozemsku?  ano

 ne

12) Jaká je Vaše aktuální pracovní situace?  Pracuji.

 Nepracuji, ale hledám práci.  Nepracuji a práci nehledám.

 Jsem na mateřské/rodičovské dovolené.

 Studuji. Při škole nemám žádnou brigádu/práci v Nizozemsku.  Studuji a při škole mám brigádu/práci v Nizozemsku.

 Jsem v důchodu.

13) V jakém sektoru v Nizozemsku pracujete nebo v jakém sektoru bylo Vaše poslední zaměstnání v Nizozemsku?

 zemědělství, zahradnictví a rybolov  hutnictví a těžba

 průmysl

 energetika a vodohospodářství  stavebnictví

 obchod

 sektor veřejného stravování a ubytování (hotel, restaurace, bar, rychlé občerstvení)  doprava a komunikace

 finanční služby

 odborné služby (informatika, právní služby, reklamní agentura, design, architektura)  úklidové služby

 státní správa  školství  zdravotnictví  věda a výzkum

65 14) Jaké je Vaše povolání nebo jaké bylo Vaše poslední zaměstnání v Nizozemsku? Napište název Vašeho povolání.

volné políčko

Ovládání nizozemštiny

15) Jak dobře mluvíte nizozemsky (holandsky)?

 VŮBEC: Nizozemštinu neovládám, maximálně v ní dokážu pozdravit a poděkovat.

 ZNÁM ZÁKLADY: Rozumím například lidem okolo sebe – v obchodě, v tramvaji.  VCELKU DOBŘE: Mohu si například povídat se sousedy, objednat si jídlo v restauraci

nebo se zeptat na školní výsledky svých dětí.

 DOBŘE: Dokážu si například zažádat o příspěvek na bydlení, poslat e-mail na obecní úřad či jít ke specializovanému doktorovi.

 VÝBORNĚ: Nizozemštinu dokážu používat v práci, a to slovem i písmem. 16) Dorozumíte se se svojí současnou úrovní nizozemštiny?

 Ano, vždy.  Ano, většinou.  Někdy ano, někdy ne.  Většinou ne.

 Nikdy.

17) Který z následujících způsobů učení nizozemštiny přispěl nejvíce k Vašim znalostem tohoto jazyka? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce

 skupinový jazykový kurz  soukromé lekce

 pomocí nizozemského kamaráda nebo jazykového kouče  pomocí nizozemského partnera

 poslechem lidí okolo sebe a pomocí médií (např. čtením knih, sledováním televize)  jako samouk. Sehnal(a) jsem si učební materiál (například učebnice pro samouky nebo

cvičení nizozemštiny na internetu), který jsem svépomocí používal(a) k učení.

 nizozemština jako studijní obor nebo předmět na univerzitě (například v Olomouci, Brně, Praze nebo Bratislavě)

 jinou formou, a sice,… (napište do políčka)

18) Proč jste se učil(a) nizozemštinu? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce.  Rád(a) se učím cizí jazyky.

 Nizozemština je hezký jazyk.

 Zvládnutí nizozemštiny je pro mě výzva.  Chtěl(a) jsem rozumět lidem okolo mě.

 Chtěl(a) jsem rozumět lidem ve škole mých dětí.

 Cítil(a) jsem, že je mojí povinností, naučit se nizozemsky.  Chtěl(a) jsem získat práci/ jinou práci/ lepší práci.

 Chtěl(a) jsem využít jazykové kombinace čeština/slovenština – nizozemština.  Nechtěl(a) jsem být odkázán/ odkázaná na jazykovou pomoc od ostatních.

 Neuměl(a) jsem žádné jiné řeči, které bych mohl(a) používat v komunikaci s Nizozemci.  Chtěl(a) jsem se oprostit od české/slovenské komunity v Nizozemsku.

 Chtěl(a) jsem získat nizozemské občanství.

66  Chtěl(a) jsem si najít nizozemského partnera nebo nizozemské kamarády.

 Chtěl(a) jsem si se svými nizozemskými kolegy povídat nizozemsky.

 Chtěl(a) jsem pracovat jako dobrovolník a/nebo se účastnit akcí v naší čtvrti/ městě.  Chtěl(a) jsem lépe pochopit nizozemskou kulturu.

 Měl(a) jsem jiný důvod, a sice.... (napište do políčka)

19) Proč nemluvíte nizozemsky? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce.  V Nizozemsku bydlím teprve krátce.

 V Nizozemsku si vystačím s jinými cizími jazyky.  Ještě jsem neměl(a) čas, abych se učil(a) nizozemštinu.  Nizozemština se mi nelíbí.

 Nizozemština není užitečný jazyk.  Není to povinné.

 Mám jiný důvod, a sice…. (napište do políčka) 20) Chcete se (na)učit (lépe) nizozemsky?

 ano  ne

21) Jak dobře chcete mluvit nizozemsky?

 CHCI ZNÁT ZÁKLADY: Například tak, abych rozuměl(a) lidem okolo mě (v obchodě, v tramvaji, atd.).

 VCELKU DOBŘE: Například tak, abych si mohl(a) povídat se sousedy, objednat si jídlo v restauraci, zeptat se na školní výsledky mých dětí.

 DOBŘE: Například tak, abych si mohl(a) zažádat o příspěvek na bydlení, poslat e-mail na obecní úřad či jít ke specializovanému doktorovi.  VÝBORNĚ: Například tak, abych mohl(a) v Nizozemsku studovat na program na

vysoké škole v nizozemštině či abych mohl(a) používat nizozemštinu v práci, a to jak ústně tak i písemně.

22) Proč se chcete (na)učit (lépe) nizozemsky? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce.

 Rád(a) se učím cizí jazyky.  Nizozemština je hezký jazyk.

 Zvládnutí nizozemštiny je pro mě výzva.  Chci rozumět lidem okolo mě.

 Chci rozumět lidem ve škole mých dětí.

 Cítím, že je mojí povinností, naučit se nizozemsky.  Chci získat práci/ jinou práci/ lepší práci.

 Chci využít jazykové kombinace čeština/slovenština – nizozemština.  Nechci být odkázán/ odkázaná na jazykovou pomoc od ostatních.

 Neumím žádné jiné řeči, které bych mohl(a) používat v komunikaci s Nizozemci.  Chci se oprostit od české/slovenské komunity v Nizozemsku.

 Chci získat nizozemské občanství.

 Chci rozumět mému nizozemskému partnerovi/ rodině/ kamarádům.  Chci si najít nizozemského partnera nebo nizozemské kamarády.  Chci se svými nizozemskými kolegy povídat nizozemsky.

 Chci pracovat jako dobrovolník a/nebo se účastnit akcí v naší čtvrti/ městě.  Chci lépe pochopit nizozemskou kulturu.

67 23) Proč se nechcete (lépe) (na)učit nizozemsky? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce.

 Nemám na to čas.  Nemám na to peníze.

 Nenašel/ nenašla jsem žádný vhodný kurz.  Moje úroveň nizozemštiny mi stačí.

 Nemyslím si, že bych nizozemštinu využil(a) v budoucnosti.  Nechci se více stýkat s Nizozemci.

 Nizozemština ani nizozemská kultura se mi nelíbí.

 Nizozemštinu nepotřebuji. Vystačím si s jinými cizími jazyky.

 Je demotivující učit se nizozemsky, protože na mě stejně všichni mluví anglicky nebo jiným cizím jazykem.

 Z Nizozemska se brzy odstěhuji.

 Učit se/ mluvit nizozemsky není povinné.  Mám jiný důvod, a sice…. (napište do políčka)

24) Co by Vás motivovalo, abyste se učil(a) nizozemsky? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce.

 jazykové kurzy zdarma

 Kdyby mi platili za to, že se učím nizozemsky.

 Kdybych měl(a) jistotu, že díky znalosti nizozemštiny seženu práci/ jinou práci/ lepší práci.  Kdybych měl(a) nizozemského partnera.

 Kdybych našel (našla) vhodný kurz.

 Kdybych dostal(a) čas od mého zaměstnavatele na učení nizozemštiny.  Kdyby byla znalost nizozemštiny povinná.

 Motivovalo by mě něco jiného, a sice…. (naplňte do políčka)

25) Co považujete za největší překážky při učení se nizozemštiny? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce.

 nedostatek času

 absence vhodného kurzu (vhodné složení skupiny, úroveň obtížnosti, časy výuky, dojezdová vzdálenost, kurzovné)

 nedostatek dobrého učebního materiálu

 každý na mě mluví anglicky či jiným cizím jazykem

 nedostatek příležitostí pro používání a procvičování nizozemštiny  špatná zkušenost z minulosti

 nemám potřebu se učit nizozemštinu, protože komunikuji hlavně v mateřštině nebo s cizinci  jiná překážka, a sice… (napište do políčka)

26) Učíte se v současné době nizozemsky?  ano

 ne

27) Jak se nejčastěji učíte nizozemsky? Vyberte maximálně tři odpovědi, které se k Vám hodí nejvíce.  skupinový jazykový kurz

 soukromé lekce

 pomocí nizozemského kamaráda nebo jazykového kouče  pomocí nizozemského partnera

 poslechem lidí okolo sebe a pomocí médií (např. čtením knih, sledováním televize)  jako samouk. Sehnal(a) jsem si učební materiál (například učebnice pro samouky nebo

68  nizozemština jako studijní obor nebo předmět na univerzitě (například v Olomouci, Brně,

Praze nebo Bratislavě)

 jinou formou, a sice,… (napište do políčka)

Jiné cizí jazyky

28) Ovládáte kromě mateřštiny a případně nizozemštiny nějaký jiný cizí jazyk? Znalost slovenštiny u Čechů a znalost češtiny u Slováků se nepočítá.

 ano  ne

29) Jaké cizí jazyky ovládáte vedle mateřštiny a případně nizozemštiny? Znalost slovenštiny u

GERELATEERDE DOCUMENTEN