• No results found

Bijlage E Verloop van de gemiddelde nitraatconcentratie met diepte en in de tijd bij natuur en bospercelen in de

zandgebieden

INHOUDSOPGAVE Bijlage E

1. Verloop van de nitraatconcentratie in de bovenste vijf meter van het grondwater

2. Verloop van de nitraatconcentratie in het grondwater beneden vijf meter diepte

3. Trend in het verloop van de nitraatconcentratie voor het diepere grondwater

1. Verloop van de nitraatconcentratie in de bovenste vijf meter van het grondwater

Bij de vier putten van de gronden met drainageklasse neutraal was het niet mogelijk om het filter in de eerste meter van het grondwater te bemonsteren. De gemiddelde concentratie van deze putten in de tweede meter was 12 mg/l. Bij de droge gronden was de gemiddelde concentratie op deze diepte 9 mg/l. In figuur E.1 is zichtbaar dat de gemiddelde concentratie voor zowel de droge als de neutrale gronden met de diepte in de eerste vijf meter toeneemt. De toename voor de droge gronden is heel klein (19%). Bij neutrale gronden is de toename 77% naar een gemiddelde concentratie van 21 mg/l.

0 100 200 300 400 500 600 0 25 50 75 100 125 150 175 200 225 250 nitraatconcentratie (mg/l) diepte filter t.o.v.

gws (cm) DROOG ondergrens bovengrens NEUTRAAL ondergrens bovengrens NAT ondergrens bovengrens

Figuur E.1 Verloop van de gemiddelde nitraatconcentratie met de diepte onder de grondwaterspiegel bij natuur- en bospercelen in de zandgebieden van 2006/2007 voor twee drainageklassen: neutraal en droog. Gestippelde lijnen geven de 95%-betrouwbaarheidsinterval van de gemiddelde waarden.

In natuurgebieden zijn de gemiddelde nitraatconcentraties lager dan in de landbouwgebieden, aangezien hier niet bemest wordt. Nitraat in de

natuurgebieden wordt voor het grootste deel via de lucht aangevoerd vanuit landbouwgebieden. Een deel van het nitraat kan ontstaan door de mineralisatie

van organisch materiaal. In het bovenste en ondiepe grondwater varieert de nitraatconcentratie tussen 0 en circa 25 mg/l, waarbij de concentraties onder de neutrale zandgronden hoger zijn dan onder de droge zandgronden.

Uit de berekeningen blijkt dat de gemiddelde concentratie voor zowel de droge als de neutrale gronden met de diepte in de eerste vijf meter toeneemt. De toename voor de droge gronden is heel klein (19%). Bij neutrale gronden is de toename 77% naar een gemiddelde concentratie van 21 mg/l. Ook hier geldt dat deze toename niet zoveel zegt, omdat de gemiddelde concentratie op vijf meter nog steeds laag is met 21 mg/l.

2. Verloop van de nitraatconcentratie in het grondwater beneden vijf meter diepte

Onder natuur- en bosgebieden neemt met toenemende diepte zowel voor de neutrale als droge zandgronden de concentraties af naar waarden rond de detectielimiet (zie Figuur E.2). De gemiddelde concentratie tussen 10 en 25 meter onder het maaiveld varieert tussen 0-3 mg/l (droge gronden) en 0-5 mg/l (neutrale gronden). Voor de natte gronden zijn geen meetgegevens in natuur- of bosgebied beschikbaar. 0 500 1000 1500 2000 2500 0 25 50 75 100 125 150 175 200 225 250 nitraatconcentratie (mg/l) diepte filter t.o.v.

gws (cm) DROOG ondergrens bovengrens NEUTRAAL ondergrens bovengrens NAT ondergrens bovengrens

Figuur E.2 Verloop van de gemiddelde nitraatconcentratie met de diepte onder de grondwaterspiegel bij bos en natuur in de zandgebieden van 2006/2007 voor drie drainageklassen: nat, neutraal en droog. Gestippelde lijnen geven de 95%- betrouwbaarheidsinterval van de gemiddelde waarden.

Conclusies

Onder natuur- en bosgebieden neemt met toenemende diepte zowel voor de neutrale als droge zandgronden de concentraties af naar waarden rond de detectielimiet (zie Figuur E.2). De gemiddelde concentratie tussen 10 en 25 meter onder het maaiveld varieert tussen 0-5 mg/l voor droge en neutrale gronden.

3. Trend in het verloop van de nitraatconcentratie voor het diepere grondwater

Diepteniveau circa 10 m -mv

Het verloop van de nitraatconcentratie in de tijd onder natuur- en bosgebieden met droge zandgronden toont over de periode 1980-2006 een bijna constante concentratie (zie Figuur E.3). De gemiddelde nitraatconcentratie over de gehele periode is 10 mg/l. Ook is de variatie in de nitraatconcentraties over deze periode klein. Dit is zichtbaar in de constante kleine verschillen tussen onder- en bovengrens van de 95%-betrouwbaarheidsgrafieken. Op basis van lineaire regressie neemt de nitraatconcentratie over deze periode heel licht toe met enkele mg/l over de gehele tijdspanne.

Onder neutrale zandgronden neemt de gemiddelde nitraatconcentratie licht toe van 5 mg/l in 1980 naar 15 mg/l in 2006. Gemiddeld is de nitraatconcentratie over deze periode 16 mg/l.

0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 1979 1984 1989 1994 1999 2004 tijd (jaren) DROOG bovengrens ondergrens

gem. LMG-put uit N-onderzoek gem. N-put (nitracheck) gem. N-put (nitraat-lab) NEUTRAAL

bovengrens ondergrens

gem. LMG-put uit N-onderzoek gem. N-put (nitracheck) gem. N-put (nitraat-lab) 50 mg/l nitraat

nitraatconcentratie (mg/l)

Figuur E.3 Verloop van de gemiddelde nitraatconcentratie in de tijd bij natuur- en bosgebieden op zandgebieden op een diepte van circa 10 meter onder het maaiveld voor de drainageklassen neutraal en droog. De gestippelde lijnen geven de 95% betrouwbaarheidsinterval van de gemiddelde waarden weer. Voor de berekening is gebruik gemaakt van de 15 LMG-putten met landgebruik natuur/bos.

Diepteniveau circa 25 m -mv

In het dieptetraject van circa 25 m -mv liggen de gemiddelde

nitraatconcentraties voor de zandgronden met drainageklasse droog en neutraal ver onder 50 mg/l (zie Figuur E.4). Voor de droge en neutrale zandgronden varieert de gemiddelde nitraatconcentratie per jaar tussen de detectielimiet en 6 mg/l.

0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 1979 1984 1989 1994 1999 2004 tijd (jaren) DROOG bovengrens ondergrens

gem. LMG-put uit N-onderzoek NEUTRAAL

bovengrens ondergrens

gem. LMG-put uit N-onderzoek 50 mg/l nitraat

nitraatconcentratie (mg/l)

Figuur E.4 Verloop van de gemiddelde nitraatconcentratie in de tijd bij natuur- en bosgebieden op zandgebieden op een diepte van circa 25 meter onder het maaiveld voor de drie drainageklassen nat, neutraal en droog. De gestippelde lijnen geven de 95%-betrouwbaarheidsinterval van de gemiddelde waarden weer. Voor de berekening is gebruik gemaakt van de 15 LMG-putten met landgebruik natuur/bos.

Bijlage F Verloop van de nitraatconcentraties met de diepte