• No results found

Bijlage II: Vakwerkplan brugklas periode

___________________________________________________________________________

LO Periode 2 schooljaar 2019-2020 Doelen:

 Feedback geven en feedback ontvangen  Realistische doelen stellen

 Spelbegeleiding

Onderdelen (voornamelijk individueel):  Handstand  Gooien en vangen  Rollen  Zwaaien  Hoogspringen  Volleybal Handstand:

Groepjes van drie. Eén leerling voert handstand uit. Andere twee met hulp kijkwijzer, vergelijken perfecte plaatje met uitvoering leerling. Feedback gebaseerd op de feiten (‘ik zie …'). Leerling die feedback geeft mag alleen vertellen wat hij echt ziet.

Verschillende bewegingssituaties (vb. met matje op de grond, met matje bij de muur, dikke mat tegen de muur en matje ervoor, op een bank bij de muur).

Leerdoelen met de leerlingen vooraf delen en criteria verduidelijken (feed-up), bijvoorbeeld door het gebruiken van kijkwijzer en aanwijzingen te geven over de volgende stap binnen het leerproces (feed- forward). Feedback door docent maar voornamelijk leerlingen in groepje. Expliciete leerdoelen

 Een leerling kan na lessenreeks handstand feedback geven gebaseerd op feiten.  Een leerling weet hoe te moeten hulpverlenen bij handstand.

 Leerlingen maken door de lessenreeks progressie eigen vaardigheid. Hulpmiddelen:

 Voorbeeld docent + iPad  Kijkwijzers + feedback hulpje  Rubrics/ bord

Rollen:

Laag schuin vlak Hoog schuin vlak Hoog plat vlak Laag plat vlak

Stille ringen/ zwaaiende ringen Stille trapeze/ zwaaiende trapeze

Rekstok

Expliciete leerdoelen

 Een leerling is in staat in beweging te blijven en grenzen op te zoeken dan wel te verleggen.

 Een leerling ervaart verschillende beweegsituaties.

 Een leerling weet hoe te moeten hulpverlenen in verschillende situaties.

Hulpmiddelen:

 Voorbeeld docent + iPad  Kijkwijzers + feedback hulpje  Rubrics

Gooien en vangen:

Tennisbal/ korfbal/ handbal Bovenhandse strekworp Individueel In tweetallen In beweging Met verdediging Expliciete leerdoelen

 Een leerling ervaart verschillende situaties om ballen te gooien en vangen.

 De bewegingsbekwaamheid van een leerling wordt door deze lessenreeks vergroot.  Een leerling kan na lessenreeks vangen en gooien feedback geven gebaseerd op feiten. Hulpmiddelen:

 Voorbeeld docent + iPad  Kijkwijzers + feedback hulpje  Rubrics

Volleybal: Smashbal.

Optie 1: 3 vakken, 2 technische onderdelen en 1 vak waar wedstrijdje gespeeld wordt. Zelf teams maken en doordraaien daar. Mediakaart ter ondersteuning daarbij.

1 vak met onderhands/ bovenhands spelen oefenen met behulp van mediakaarten, 1 vak met oefenen service en doorspelen. Ook met mediakaart

Op mediakaart spel: Niveau 1 t/ m 4 omschrijven. Tijdens wedstrijden leerlingen feedback laten geven aan elkaar tijdens een korte time-out. Spelers moeten minimaal niveau 1 halen. Mediakaarten techniek: Omschrijving stappen die doorlopen moeten worden, niveaus aangeven. Feedback geven en blijven controleren van elkaar.

Expliciete leerdoelen

 Een leerling ervaart verschillende situaties om volleybal te spelen en verbeteren.  De bewegingsbekwaamheid van een leerling wordt door deze lessenreeks vergroot.

 Een leerling kan na de lessenreeks volleybal feedback geven gebaseerd op feiten en zelf feedback verwerken om eigen vaardigheid te verbeteren.

 Een leerling kan na de lessenreeks volleybal een spel leiden met behulp van een mediakaart.

Hulpmiddelen:

 Voorbeeld docent + iPad  Kijkwijzers + feedback hulpje  Rubrics/ niveau bladen

Hoogspringen:

Hoogspringsituatie, zoals wij kennen. Doel is autonomie voor leerling. Dus als hij aanloopt en een schaar-/ schotse sprong wil doen, prima. Fosburyflop flop? Prima. Vanuit eerste les uitbouwen en hoogte verbeteren.

Sleutelen aan aanloop een afzet:

Starten met 3 pas, eventueel uitbouwen.

Laten zien hoe af te zetten, snelheid om te zetten in hoogte. Gebruik maken van iPad met voorbeeld. Leerlingen vergelijken elkaars beweging met het voorbeeld en geven feedback op eerste niveau, gebaseerd op feiten.

Dit niet klassikaal de hele les doen. Naast hoogspringen ook ander vak uitzetten. Expliciete leerdoelen

 Een leerling is in staat eigen doel en techniek te bepalen en daarmee aan de slag te gaan.  Regel- en omgangsbekwaamheid. Hulpmiddelen:  Voorbeeld video  Kijkwijzers  Rubrics

Reflectie van docent en leerlingen: Hoe heb ik vandaag gym aangepakt?

Waarom doe je mee tijdens de lessen lichamelijke opvoeding?

Dit monitoren? Pilot jaar, vergroten wij de intrinsieke motivatie van leerlingen? Hoe kunnen wij dit monitoren? Een vragenlijst?

En dit vergelijken met wat…? 2e klas?

Feedback:

Constateren, Corrigeren, Controleren en Complimenteren (Hermans, 2018).

Tijdens de “constaterende fase” lette je op één onderdeel, en nu geef je ook enkel op dat

onderdeel feedback (dan wel correctie als er aanpassing nodig is of een compliment als het goed gaat).

Belangrijke (praktische) factoren voor gebruik active reviewing - Positief leerklimaat

- Afwisseling in werkvormen - Geen ‘overkill’

- Juiste vraag

- Ga in gesprek - Herhaal een review - Zet peers in

Reflecteren vs. evalueren

Reflecteren Evalueren

Activiteiten betekenis geven Beoordelen Feiten beschrijven, analyseren en

communiceren

Uitkomsten van het leerproces Leerlinggestuurd (kracht van de groep) Docentgestuurd

Reflectieniveaus:

1) Reflecties op het niveau van de feiten 2) Reflecties op het niveau van beleving

3) Reflectief op het niveau van denken (verband tussen feiten en beleving) 4) Niveau van het plannen

G-Model

Het G-model bestaat uit:

Gebeurtenis (G1) + Gedachten (G2) → Gevoel (G3) + Gedrag (G4) + Gevolg (G5) Leren reguleren:

Om de kans op reguleringssucces te vergroten, kan de leerkracht tijdens de les leerhulp geven op het reguleringsdoel. Op die manier krijgt de leerkracht meer invloed op het

reguleringssucces van de kinderen. En als kinderen succes ervaren in de opdrachten die ze krijgen leren ze sneller, succes stimuleert leren. De leerkracht kan dit op vijf manieren doen:

1) Meer of minder kinderen in een groepje. Met minder kinderen samenwerken is makkelijker dan met meer kinderen, het aantal kinderen beïnvloedt dus het eigenaarschap dat de kinderen ervaren voor de reguleringsopdracht.

2) Groepssamenstelling veranderen. Sommige kinderen kunnen door normen die ze hanteren of mate van invloed die ze willen hebben niet goed samenwerken, of juist wel. 3) Reguleringsdoel veranderen. Soms is een doel niet relevant, het is te makkelijk of te

moeilijk. Door deze aan te passen kan het op maat gemaakt worden.

4) Hulpmiddelen inzetten. In het voorbeeld eerder in dit artikel kwam een reguleringskaart langs die goed hielp bij het halen van het reguleringsdoel, dat is een mooi hulpmiddel. Ook een handfluit, zandloper of scheidsrechterspet zijn goede voorbeelden die kinderen helpen.

5) Zichzelf inzetten. De leerkracht is zelf natuur- lijk ook een sterke leerkracht. Op het goede moment in de buurt zijn, een reguleringsvoorbeeld geven of juist met opzet weg- zijn kunnen kinderen stimuleren in het beter samen leren reguleren. Eigenlijk geef je hier als leerkracht constant leerhulp op en houd je zo de kinderen bij de les.

Doel: hanteren van feedbackregels.

Vormen met werken in drietallen. Twee leerlingen gaan tegenover elkaar zitten, de derde observeert.

De ene leerling vertelt twee minuten lang wat hij van de andere student ziet. Hij begint elke zin met: 'Ik zie …' en mag alleen vertellen wat hij echt ziet. Degene die geobserveerd wordt, reageert zo min mogelijk.

Daarna vertelt de ene student twee minuten lang wat hij denkt als hij de ander ziet. Hij begint elke zin met 'Ik denk …' en zegt precies wat hij denkt, alles wat er in hem opkomt.

Vervolgens zegt de student twee minuten lang wat hij ervaart als hij de ander ziet. Hij begint iedere zin met: 'Ik voel …' of 'Ik merk …' en probeert alles wat hij voelt aan de ander te vertellen.

Als laatste mogelijkheid kan hij alles aan elkaar koppelen. Hij zegt dan: 'Ik zie … ik denk … en dan ervaar ik …'.

De rollen worden twee keer gewisseld, zodat iedereen een keer heeft geluisterd, verteld en geobserveerd.

Nabespreking. Tips en tops:

Wat

Deelnemers geven elkaar een tip en een top op geeltjes Hoe

Na een simulatie van deelnemer A, schrijven de observatoren op een geeltje een tip (wat kan beter) en een top (wat ging goed). Plak de geeltjes op een bord en laat A ze allemaal hardop voorlezen. Hij mag toelichting vragen, zowel aan de observatoren als aan de acteur. A leidt dus zijn eigen nabespreking (je grijpt alleen in als hij bijvoorbeeld geen enkele toelichting vraagt). Na afloop vraag je welke punten van de feedback voor hem het meest relevant zijn. Tot slot krijgt de cursist de geeltjes mee, een setje persoonlijke feedbackformulieren.

Wanneer

Bij trainingen waar persoonlijke ontwikkeling een rol speelt. Als feedback geven en ontvangen een leerdoel is.

Varianten: de observanten schrijven de tips en tops op memopapiertjes. De cursist leest ze op en mag op twee punten toelichting vragen, zonder in discussie te gaan.

Tafeltje dekje: Wat

Ervaren wat feedback geven moeilijk maakt.

Benodigdheden: spullen om een tafel mee te dekken (vb. kleed, bord, vork, mes, beker, glas, servet, etc.) of spullen om werkplek in te richten (vb. pen, papier, telefoon, agenda, laptop, etc.).

Hoe

Spreek met de deelnemers zo precies mogelijk af hoe de tafel gedekt (of de werkplek

ingericht) moet worden, waar ligt wat. Vervolgens dekt de acteur (met een neutrale houding) de tafel volgens deze regels, maar maakt een paar fouten. De deelnemers mogen hem

corrigeren. De acteur accepteert elke correctie zonder bezwaar: hij vraagt wat hij fout heeft gedaan, hoe het anders moet en voert alle verbeteringen vriendelijk door. Het is dus makkelijk om hem feedback te geven. Bespreek kort na hoe het ging.

geïrriteerd of nonchalant. Wederom mogen de deelnemers zijn foutjes corrigeren, maar nu reageert de acteur vanuit die houding. Hij vraagt bijvoorbeeld heel geïrriteerd wat er fout is. Naarmate het gedrag van de acteur heftiger is, wordt het moeilijker om hem feedback te geven. Sommige deelnemers zullen ermee stoppen, anderen zullen de strijd aangaan en met oordelen komen als: “Je doet je best niet!”

Nabespreken op:

 Wat was het verschil tussen de twee versies? Wat is het effect daarvan?  Wat maakt feedback geven lastig? Wat kun je dan doen?

Wat moet er nog verbeterd

worden? Wat is de eis? Wat is juist super goed? Artwork:

Het uiterlijk van de game is zelf gemaakt. Dit kan digitaal, maar ook analoog. De game heeft een origineel uiterlijk.

Besturing:

De game wordt bestuurd met een Makey Makey. De controller is erg origineel en past perfect bij het verhaal en het artwork van de game.

Het verhaal:

De game heeft een duidelijk verhaal, waarbij je als speler precies weet waarom je bepaalde dingen moet doen.

Scratch:

Je hebt misschien gebruik gemaakt van een tutorial op YouTube, maar je kan wel alles uitleggen. Je snapt wat de code doet en kunt dit uitleggen.

Samenwerking: Je hebt met je groepje duidelijke afspraken gemaakt en iedereen heeft hard gewerkt.

Bronnen:

Hermans, M. (2018, 29 september). Workshop Active Reviewing: Studiedag BSM en LO2. Verkregen van

https://www.kvlo.nl/mysite/modules/MDIA0100/3808_workshop_5_active_reviewing.pdf Weeldenburg, G., Slingerland, M, & Borghouts, L. (2015). Motiverend beoordelen binnen de

___________________________________________________________________________