• No results found

Bijlage 1: Overzicht van de verwijzingen in Blinde wereld

6. Bijlagen

6.1. Bijlage 1: Overzicht van de verwijzingen in Blinde wereld

Pagina Intertekst Bijbelplaats

(NBG, 1951) H1 Vandaag vervloek ik de Noorse broeders

5 Volgens mam ga ik mank aan twee zijden sinds ik de Gemeente van de Noorse broeders heb verlaten.

Ik zoek zonde en God tegelijk. Geestelijk. Het zijn ook twee regels van een lied uit het blauwe liederenboekje.

Ik zou haar willen uitleggen dat ik niet wil geloven in een hel waar zelfmoordenaars voor eeuwig spijt hebben van hun daad. Dat ik ook geen zin meer heb in een hemel waar de betere mensen voor eeuwig glimlachen.

1 Koningen 18:21

6 Als bruid van Jezus ga je niet om met een afvallige. Daarom drinkt ze bij mij geen koffie, maar helpt ze met afstoffen. Dat mag wel, ook bij een verlorene die sinds vijf maanden op zichzelf woont.

6 Terwijl ze de stofdoek langs mijn brandschone vensterbank poetst – het is al rein, maar volgens moeder nog niet – volbrengt ze haar goddelijke taak: het verdwaalde schaap teruglokken in de Gemeente, het tegenstribbelende dier meesleuren naar de kring van liefdevolle broeders en zusters, het terugduwen in de lange warme armen van Jezus.

Mattheüs 18:10-14 Lucas 15:4-7

8 Eert uw vader en uw moeder, opdat het u welga en gij lang leeft op aarde. En als je dat niet doet, dan ga je vroeg door, treft je het grootst mogelijke noodlot.

Exodus 20:12 (uit de wet). (Mattheüs. 18:18-19 / Marcus 10:19 / Lucas 18:20) 9 Een rukwind zwiept het deksel (konijn weggegooid) op, de

ijzeren scharnieren piepen. Wie tot zijn broeder zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur. Ik dwing mijn linkerhand het konijn los te laten: eigen schuld!

Mattheüs 5:22

H2

11 ‘Geef ons uw woord…’ Pap bad luider. ‘Maak ons hart ontvankelijk…’ Mam sprak luider.

Ik duwde mijn duimen tegen mijn ogen: je zult de ander voor laten gaan. Duwde harder; de ander hoger achten dan jezelf. Maar de broeders zelf gingen wel altijd voor de zusters. Waarom ging mam dan door?

Romeinen 12:10

Filippenzen 2:3

H3

15,18,19 ‘het licht’ / fragment over de dode meeuw

17 ‘Vlieg, vogel, vlieg’ schreeuwde ik. De stoppels deden pijn aan mijn voeten maar ik rende door.

Wie in God gelooft kan een berg verzetten, had pap gezegd. En

Mattheüs 17:20 – geloof als een mosterzaadje

- 52 -

ik geloofde het niet alleen, ik wist het zeker. Als ik geloofde en God het wilde, dan zou de meeuw weer kunnen vliegen. H4 Vandaag vervloek ik ‘het licht’

19,20 Over de tien maagden en de olielampen op de bruiloft. Daarna volgt een fragment over de brief van tante met vragen over Kiekes vertrek uit de gemeente.

Mattheüs 25:1-13

23 Vertrouwen op God? Blindelings? Wie zijn broeder haat is verstandloos. / fragment waarin ze een brief krijgt van Else-Marthes moeder die haar vergeeft voor haar vertrek en misschien een aanleiding voor de zelfmoord van haar dochter.

1 Johannes 3:15

H5

27 Het is een wet, dat wie in God gelooft, mannelijk en sterk is. Job liet mijn polsen los. Pap trok hem ruw mee naar de schuur. De deur sloeg met een korte snelle klap achter hem dicht.

Jozua 1:9

29 Opa’s stem siste door de kleine ruimte. De razernij op het gezicht van pap verdween op slag. Hij keek naar de lat voor zijn voeten. ‘Wie zijn roede spaart, haat zijn zoon; maar wie hem liefheeft, tuchtigt hem reeds vroeg.’ De woorden kwamen aarzelend, alsof hij zocht naar een verklaring voor zijn gedrag.

Spreuken 13:24

29 De hitte verpletterde me alsnog. Dit was haat, wist ik opeens. Ik haatte pap. En dat was een verschrikkelijke zonde. Met haat in je hart ging je zeker niet mee omhoog naar Jezus op de wolken.

1 Tessalonicenzen 4:17

31-32 ‘Lieve Vader God die in de hemelen zijt… vergeef ons onze schulden…’ De hoofden van pap en mam met geweitjes op een plankje met houtsnijwerk. Ik giechelde kort. ‘Leid mij niet in verzoeking, maar verlos mij van het boze… Want van u is het koninkrijk en de macht… heerlijkheid… eeuwigheid.’ Ik raffelde het af.. ‘Amen.’

Mattheüs 6:9-13

H6 Vandaag vervloek ik de wetten van de Geest des levens Galaten 5:14 en 16 35 Pap leefde Gods woord zo ijverig na. Hij was niet voor niets een

leider. Hij tuchtigde zijn zoon uit liefde zoals God degene die Hij liefheeft tuchtigt en bestraft.

Hebreeën 12:6

H7

40 Broeder Christiansen liep naar de microfoon. Zijn warme stem vulde de ruimte. De dunne blaadjes van zijn bijbel ritselden tussen zijn vingers terwijl hij een tekst opzocht.

‘Weet gij niet dat vriendschap met de wereld vijandschap is tegen God? De mensen in de wereld geloven dat Jezus aan het kruis gestorven is en zo hun zonden op zich genomen heeft. Met andere woorden, zij hoeven niets meer te doen, alleen te geloven. Maar dat is juist het bedrog!’

Jakobus 4:4

41 Een broeder achter de muziektafel ging staan en speelde op zijn viool. Waarom ga je mank aan twee zijden, mijn vriend… De piano begeleidde zacht.

1 Koningen 18:21

H8

46 De broeders die wachtliepen op het conferentieoord, zouden ons gemakkelijk kunnen vinden. En als Jezus nu terug zou komen op

- 53 -

de wolken, dan gingen opa en ik niet mee. Dan kwamen in de grote verschrikkingen terecht.

H9 Vandaag vervloek ik bekeringssamenkomsten en de wederkomst van Jezus

52 Ik sta versteld. Zo ga ik zeker niet mee als Jezus terugkomt. Dat is duidelijk.

‘Goed,’ zeg ik snel. ‘Ik neem de broek en de trui. Goed?’

1 Tessalonicenzen 4:17

H10

54 ‘Ik ben in de Gemeente, het enige ware geloof op aarde, en jullie zijn in de wereld. Jullie zijn allemaal ziek en blind.’

Ik leunde tegen het bureau van juf en sprak de woorden na van de leider van de kindersamenkomst. Als ik Gods woord aankondigde, wilde ze misschien wel een keer mee naar de samenkomst. Want niemand wilde toch ziek en blind zijn en deze juf leek best gewillig.

Openbaring 3:17 Johannes 17:11

57 ‘Waarom draag jij geen broek?’

‘In de Bijbel staat geschreven dat vrouwen geen mannenkleding zullen dragen.’

‘Waarom heb je zulk lang haar?’

‘Het haar is een vrouw gegeven tot een sluier, daarom mogen wij het niet knippen.’

‘Waarom draag je het nooit los?’

‘Wij zullen niet ijdel zijn en niet tot verleiding.’ ‘Waarom hebben jullie geen televisie?’

‘Omdat het de verderfelijke wereld binnenbrengt in huis. De televisie is een van de zeven koppen van de draak. Dat staat geschreven in Openbaring. Het bijbelboek over de eindtijd, over wat er zal gebeuren in de toekomst.’

‘Hebben jullie ook geen radio of platenspeler?’

‘Wereldse muziek brengt slechte geesten met zich mee. Boodschappen van de Satan. Wij zingen onze eigen liederen.’ ‘Waarom ga je niet mee op schoolreisje?’

‘Wij gaan niet om met wereldse mensen, zodat we niet door hen besmet worden.’

Deuteronomium 22:5

1 Korinthiërs 11:15

Openbaring 13:1

58 (…) tijdens die akelige minuten, toen Line en ik elkaar trillend omklemden onder de overkapping van het fietsenhok, in de wetenschap dat als we hielpen alles alleen maar erger zou worden; op die dag wist ik dat het waar was dat ik nooit iemand van ons in de steek zou laten als Jezus terugkwam.

1 Tessalonicenzen 4:17

H11

62 En opnieuw won Satan het van mij. Ik verbrak mijn belofte om mijn mond te houden. Een zonde waarvoor Jezus je zeker liet staan als Hij terugkwam op de wolken.

1 Tessalonicenzen 4:17

H12 Vandaag vervloek ik de verlovingen en beloningen van God 65 Voor we de koffie drinken leest pap een tekst voor: Welzalig de

man… met een plechtige stem heet hij Matheas hartelijk welkom in ons gezin.

- 54 - H13

H14

H15 Vandaag vervloek ik de heerlijkheid in het hiernamaals 81 Marja (collega) staat voor me. Ze danst met opgeheven armen;

een verdorven werelds gebed. (…) Ze lacht en ik waag het erop. Bedenk dat wat bij haar swingend is, bij mij het meest lijkt op een mars. Een stramme soldaat in het leger van God, voor altijd op de hoede voor de Satan.

1 Petrus 5:8 en 9

83 Een toon in de muziek zwelt aan. De fluitketel van mam. Thee bij het raam. Haar hand op de bijbel. De uitverkoren bruid van Jezus. Ik schud mijn hoofd, bijt op mijn lip tot er bloed door mijn mond loopt.

Openbaring 19:7 en 8

H16 H17

95 ‘Laten we rustig blijven en ons richten op het woord van God.’ Papa stem mengde zich in het gesprek. Hij sprak traag, alsof hij door langzaam te spreken de emoties wilde sussen. ‘God heeft ons zijn wetten gegeven als een duidelijke leidraad in ons leven.’

Exodus 24:12

96-97 ‘Staat er niet geschreven dat in het christelijk huwelijk het lichaam van de vrouw niet alleen van haarzelf is, maar ook van haar man, en dat men een bloedige onrechtvaardigheid begaat als men zich onttrekt aan zijn wederhelft?’

(…)

‘De wrekende gerechtigheid Gods zal er getrouw voor zorgen dat het lijden, dat men zich denkt te besparen door zo

“verstandig” te zijn om zich aan de kindergeboorte te

onttrekken, op een andere manier in zijn leven terechtkomt. Meer dan één vrouw heeft op deze manier de val van haar man

veroorzaakt en reeds hier op aarde een hel geschapen.’ (…)

‘Eén Timoteus twee, vers dertien,’ klonk het opnieuw.

Pap kon voorlezen alsof hij de woorden zelf geschreven had. Met een vanzelfsprekendheid als had hij jarenlang Gods woord volledig in praktijk gebracht. Nu iets uit de Bijbel dus. Hopelijk was dit wat meer meelevend.

‘En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen; doch zij zal behouden worden, kinderen ter wereld brengende, indien zij blijft in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.’

1 Korinthiërs 7:4

1 Timotëus 2:13-14

97 ‘Er staat geschreven in de schrift dat wij mannen moeten leren met onze vrouwen om te gaan als met broos vaatwerk…’

1 Petrus 3:7 H18 Vandaag vervloek ik onbespreekbaarheid en onderdanigheid Efeze 5:22 101 Bovendien schept God straks een nieuwe hemel en een nieuwe

aarde waar de wolf en het lam samen zullen weiden en de leeuw stro eet en de slang stof en waar alle broeders en zusters van de Gemeente voor eeuwig juichen tussen versgeschapen klaprozen

- 55 -

en waar Liv en ik en de hele milieubeweging beslist niet welkom zullen zijn.

102 Als je slecht denkt, blijft dat zo, niet omdat je het wil, maar omdat er geen weg terug is.

Maar gij die de Here verlaat… Ik zal voor u het zwaard bestemmen en gij zult allen moeten neerknielen om geslacht te worden… Omdat gij gedaan hebt wat kwaad is in mijn ogen en verkozen hebt wat Mij mishaagt.

Dan zal het gebeuren. Een goddelijk zwaard dat mij opensnijdt vanaf de hals… Een pijn die zal voortduren tot in alle

eeuwigheid, zoals alles in de Bijbel wat met straf of beloning te maken heeft, doorjakkert tot in alle eeuwigheid.

Jesaja 65:11-12

103 Liv merkt niets. Haar arm hangt uit het raam. Ze lacht om een meerkoet die zijn territorium verdedigt, felle kreten scheldend. Een ander mannetje loopt over water alsof hij Jezus is, toegewijd slaand met zijn vleugels, uiteraard bereid tot een bergrede: Hebt uw vijanden lief… Bergrede: Mattheüs 5 Citaat: Mattheüs 5:44 H19

110 Wij geloofden de Bijbel van kaft tot kaft. Geen twijfel mogelijk. Maar ondanks dat ging ik even later zelf op door.

(…)

En juist toen ik het vermoeden uitsprak dat Adam naar Gods beeld geschapen dan ook geslachtsloos moet zijn geweest, gaf ik over.

‘Weet je, Kiek, Adam voelde zich eenzaam, omdat alle dieren met z’n tweeën waren.’ (…) ‘En daarom schiep God Eva uit een rib van zijn mannelijk evenbeeld en zette alsnog bij Adam de ballen eraan.’

(…) op dat moment zag ik een vrouwelijke God voor me, staande op de grijze golven.

Genesis 1:26

Genesis 2:18-23

111 ‘God zegt toch ook niet dat de vrouwelijke dieren geschapen zijn voor de mannelijke. (…) Ze zijn even belangrijk en hebben elkaar nodig voor de voortplanting.’

(…)

‘De bijbelse mannen die dat beweren, en daar later over schrijven in het Nieuwe Testament, hebben er gewoon hun eigen draai aan gegeven. God creëert heus niet een mens en vervolgens een dienstmens.’

112 Mijn benen hadden moeite met mijn lichaam. Ik ketende mezelf vast aan de wasbak. Houvast. Van kaft tot kaft. Geen twijfel mogelijk. Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.

Hebreeën 11:1

H20

115-116 ‘Indien God het wil, zal Hij een jonge zuster op zijn tijd een passende man geven.’ Broeder Verlinden sprak met gedempte stem, alsof de bijeenkomst een geheime gebeurtenis was en de tenten om ons heen gevuld waren met meeluisterende verleiders

1 Tessalonicenzen 4:4

- 56 -

in dienst van Satan. ‘De zuster is de passieve partij. Het is de opgave van een man om zich een vat te verwerven. Zij bewaart zich het gemakkelijkst rein door de stelling in te nemen dat zij geen enkele gedachte wijdt aan trouwen voor zij, als het zo uitvallen mocht, ten huwelijk gevraagd wordt.’

Liv grijnsde bij het woord ‘vat’ waarmee broeder Verlinden een vrouw aanduidde. (…)

‘Zowel de man als de vrouw moet er daarom voor zorgen dat hij of zij op drie pas afstand van elkaar vandaan blijft. Men kan al een soort bevrediging zoeken in het samen praten met iemand van het andere geslacht.’ (…)

Broeder Verlinden sprak onverstoorbaar door over de taak die een jonge zuster had om zich dienstbaar te maken.

117 Broeder Verlinden boog zich naar voren en keek de jonge zuster met warme, begrijpende ogen aan. De lok op zijn voorhoofd was teruggeschoven.

‘Wees waakzaam, zuster, en laat je niet meeslepen door je gevoel. Je ouders hebben volkomen gelijk! Laat je niet besmetten door je broers verkeerde geest. Wij weten wat Jezus zegt in de Schrift: want al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder, zuster en moeder. Neem dus afstand van je broer, ga niet meer met hem om, maar richt je op de ware broederschap om je heen.’

Mattheüs 12:50

117 Maar ze wilde helemaal niet trouwen, vertelde ze broeder Verlinden, ze wilde graag tekenen en schilderen.

‘God is een jaloerse God,’ antwoordde hij haar. ‘Hij vraagt van ons een blindelings geloof en vertrouwen. Het gaat niet om jouw behoeftes of wensen, maar of je de wil hebt om je over te geven aan Hem. (…)

Deuteronomium 5:9 / Exodus 34:14

119-120 ‘Broeder Aslaken schrijft in zijn geschriften dat een vrouw op de eerste plaats kuis, zedig en ingetogen zal zijn. Dat betekent dat zij niet tot verleiding zal zijn voor de man.’

(…)

‘Als God alle dingen leidt en er geen mus van het dak valt zonder Gods wil, waarom gebeuren er dan zulke afschuwelijke dingen met jonge kinderen?’

(…)

‘Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en wie zijn wij als mens om aan Hem te twijfelen. God laat alle dingen meewerken ten goede voor hen die Hij liefheeft, dus ook voor die kinderen. Ongeloof daarin is een grote zonde. Bekeer je voordat het te laat is.’ Zijn woorden dwongen me terug in de kring, terug in mezelf op de klapstoel naast hem. Ik stond op. De meeuw pikte pijnlijk tegen mijn ribben. Ik zag de verbazing om me heen.

Titus 2:5

Mattheüs 10:29 Mus: psalm 84:4

Romeinen 8:28

H21

- 57 -

131 Broeder Donker prijkt in mams leunstoel. Hij is het die mij als eerste opmerkt, want zijn vingers tikken razendsnel tegen het rotan.

Dan trekt de zon zich terug. De tijd verlaat de klok.

Gebaksvorkjes blijven hangen boven appeltaart. Armageddon. Het Laatste Oordeel. De verlorene, gevangen in de kring der wijzen, de vierentwintig oudsten. Zonden kleven aan haar

lichaam: een jurk die vraagt om aandacht. Zwarte ogen die willen verleiden. Hier is de hoer. De afvallige die de zonde zoekt. Onreinheid bedrijft zonder spijt.

En wanneer iemand niet bevonden wordt geschreven te zijn in het boek des levens, wordt hij geworpen in de poel des vuurs. Monden glimlachen medelijdend, hoofden knikken afstandelijk.

Armageddon: Openbaring 16:16 24 oudsten: Openbaring 4:4 De hoer: Openbaring 17:1 Openbaring 20:15 H23

137-138 ‘Ik ook.’ Ik glimlachte, keek naar de vallende schelpjes: de grijze met de scherp getekende witte randjes, de gespikkelde bruine, de dunne doorschijnende die bijna roze leken of juist zachtgeel; luisterde toen pas echt naar Daniëls woorden, maar naar de onthulling die als een zwaard door het zand sneed, door het water waardoor de zee uiteenweek en ik het zeker wist: zo had het eruitgezien toen Mozes de zee spleet met zijn uitgestrekte arm.

Exodus 14:20

138 ‘Ik hoor je wel, hoor.’ Mijn arm verstijfde. Mijn ogen weigerden hem aan te kijken, staarden naar de zee, naar weerszijden de angstaanjagend hoge muren van water. (...)

'Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf

ontvangende.’

Daniël dreunde het bijbelvers op alsof hij hem al duizend keer had gelezen.

Romeinen 1:27

139 En als ik er niet krachtig tegenin ging met Gods woord, was ik volgens de broeders medeplichtig. Ik wist heus wel hoe het bijbelhoofdstuk eindigde dat Daniël net had opgedreund. Immers, hoewel zij de rechtseis van God kenden, namelijk, dat zij, die zulke dingen bedrijven, de dood verdienen, doen zij niet alleen zelf, maar schenken ook nog hun bijval aan wie ze bedrijven.

(…) Ik stond voor de gespleten zee, wilde niet, werd gedwongen om tussen de watermuren door te lopen. Achter me was een leger, een vijand die me wilde doden.

Romeinen 1:32

Exodus 14:20

140 Het was zeewater dat uit zijn ogen stroomde, wist ik, het waren geen tranen maar de watermuren die me hadden bereikt, die me dwongen een keuze te maken. Daniëls stem kwam van ver. (…) Ik voelde me verkillen, wilde de zee niet in, wilde niet kiezen. Alle woorden die pap had gesproken, alle bijbelteksten, alle uitspraken flitsten door mijn hoofd. Ik dreef bij Daniël vandaan,

Watermuren: Exodus 14:20

- 58 -

werd zoals de broeders werden als ze iets niet konden bevatten, iets wat recht inging tegen de regels en wetten.

140-141 ‘Wees waakzaam, zuster, en laat je niet meeslepen door een verkeerde geest.’ De bijbel van broeder Verlinden sloeg op mijn hoofd. ‘Dit is emotioneel bedrog: je gevoelens laten gaan boven Gods nuchtere, gezonde waarheid!’

Paps hand greep me in mijn nek. ‘Wie zijn zwaard niet van bloed weerhoudt, die zal verloren zijn!’

(…) Ze vormden een kring om me heen, hieven hun bijbels naar me op. ‘Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. Jullie gaan ten onder zoals het leger van Egypte ten onder ging tussen de watermuren van de Schelfzee.’

Romeinen 1:18 Leger van Egypte: Exodus 14:20, 24,

141-142 Twijfelen, zoals Liv en ik deden, over de geslachtsdelen van God of het driedaagse verblijf van Jona tussen wringende en

druipende visseningewanden was toch wel heel iets anders dan twijfelen aan de kant-en-klaar aangeleverde lijstjes met zonden uit het Nieuwe Testament.

Jona 2:1

Lijstjes met zonden