• No results found

Bierviltje met vereiste investeringen in ruime zin

8 Bierviltjesberekening

8.2 Bierviltje met vereiste investeringen in ruime zin

De energie- en klimaattransitie vereist bijkomende investeringen in infrastructuur. Hierna worden inschattingen gemaakt van de vereiste investeringen in gebouwen (deel 9), in de energiesector (deel 10), in de transportsector (deel 11), in groen-blauwe infrastructuur (deel 12) en in de economie en in innovatie (deel 13), …

Het gaat daarbij om publieke en private investeringen in Vlaanderen die verband houden met de energie- en klimaatdoelen. Dat impliceert een ruime benadering die ook investeringen in mobiliteit, energie, scholen, e.d. meeneemt die niet allemaal strikt te maken hebben met de energie- en klimaatdoelen, maar er wel mee verband houden. Het klimaat- en energievraagstuk is immers een maatschappelijk vraagstuk naast en verbonden met andere vraagstukken. Ook investeringen in (nieuwe) sociale woningen en groen/blauwe infrastructuur worden ingerekend, hoewel deze verder af staan van de realisatie van klimaat- en energiedoelen, maar er wel verband mee houden (energieprestaties van gebouwen en adaptatie). Omwille van hun iets ander statuut werden de investeringen in sociale woningen en groen/blauwe infrastructuur anders gemarkeerd in Figuur 152. Hoewel de diverse investeringen meerdere doelen kunnen dienen (bv. verbetering mobiliteit, woonkwaliteit, …) worden hierna dus de volledige investeringen in de bierviltjesberekening opgenomen. De doelstelling van de berekening is immers eerder om de investerings- en financieringsuitdaging van de komende jaren te schetsen, dan om louter de impact van de klimaat- en energiedoelen te bepalen. Bovendien zijn scheidingen tussen strikte energie- en klimaatinvesteringen en andere investeringen vaak niet mogelijk, omdat ze samen moeten gebeuren (bv. plaatsing onderdak en dakisolatie) en synergieën kunnen genereren (bv. betere energetische kwaliteit en betere woonkwaliteit, minder transportemissies en minder file, …). Deze brede benadering sluit ook aan bij de vraag van de SERV naar een sublimatie van het energie- en klimaatbeleid o.a. in het

225 https://emis.vito.be/sites/emis.vito.be/files/articles/3331/2018/energiehuizen%20nota.pdf

226 SERV (2016) Advies Energieleningen en energiehuizen

227 Steunpunt Wonen.

101

bredere investerings- en financieringsbeleid228, maar ook in het mobiliteitsbeleid, het woonbeleid, het onderwijsbeleid, het omgevingsbeleid, het armoedebeleid, …

Het is moeilijk om dergelijke inschattingen van toekomstige investeringskosten te maken. Brede inventarisatie-oefeningen over investeringsbehoeften op Vlaams niveau ontbreken. Ook zijn er onzekerheden over welke investeringen precies nodig zullen zijn (bv. schoolinvesteringen die samen hangen met de toekomstige manier van onderwijzen) en over de kosten van die investeringen, nu en in de toekomst.

De hieronder gemaakte inschattingen zijn een ruwe ‘best guess’, die verbetering behoeft op basis van preciezere investeringsplannen en preciezere kosteninschattingen. De inschattingen zijn bedoeld om een ruwe indicatie te geven van de investeringen die de gekozen doelen in ruime zin impliceren en dus van de omvang van de uitdagingen inzake infrastructuur de komende jaren.

De grote onzekerheden omtrent toekomstige investeringskosten blijken ook uit een grote spreiding tussen gemaakte inschattingen, weergegeven door een minimum- en een maximumscenario.

Figuur 151: Bierviltje met de vereiste investeringen in Vlaanderen voor klimaat- en energiedoelen

Samengevat lopen de vereiste investeringen om de klimaat- en energiedoelen te halen op van 7 miljard €/jaar nu naar 13 miljard €/jaar in een minimumscenario en 19 miljard €/jaar in een maximumscenario. Het gaat daarbij over een verdubbeling tot een verdriedubbeling van het investeringsritme (Figuur 152, Figuur 153 en Figuur 154). Het betekent 5,7 miljard tot 12,2 miljard extra per jaar in Vlaanderen of 57 tot 122 miljard € over de periode 2021-2030 in Vlaanderen229. Dat betekent een drastische versnelling van het investeringsritme, vooral in de gebouwensector bij huishoudens en de tertiaire sector (waaronder scholen). In bepaalde segmenten bv. in de scholen van het GO! gaat het zelfs om een versnelling van het investeringsritme met een factor 7 (cf. deel 9.5) Deze investeringsversnellingen hebben een bijzondere impact op de financiering ervan, maar ook op het terrein bij de concrete uitvoering van deze investeringen en de vereiste menskracht en materialen hiervoor (deel 16, deel 17 en deel 18).

228 SERV, 2019. Elementen voor een gesublimeerd klimaat- en energiebeleid 2019-2024.

229 Deze inschatting is omwille van de bredere aanpak veel hoger dan de Belgische inschattingen van het Planbureau 73 miljard € en de BCG 25 tot 35 miljard €.

INVESTERINGEN

(miljard €/jaar)

nu min max Huishoudens 2,5 4,5 7,5 Tertiair 0,3 1,4 1,9 Industrie 0,5 0,6 0,6 Transport 1,1 1,9 2,6 Energie 1,1 2,3 3,0 Sociale woningen 0,9 1,3 2,4 Groen/blauwe infrastructuur 0,4 0,5 1,0 TOTAAL 6,8 12,5 19,0

x 2

102 Figuur 152: Klimaatgerelateerde investeringen in infrastructuur kunnen verdubbelen of verdriedubbelen

Figuur 153: Investeringen met realisatie van energie- en klimaatdoelen 2030 (Vlaanderen) Investeringen

(Mld €/jaar) Versnelling investeringsritme (factor tov nu)

Nu Minimum Maximum Minimum Maximum

De investeringsbehoeften werden deels ingeschat op basis van de inschattingen van de benodigde investeringen door het federaal planbureau voor België die geëxtrapoleerd werden voor Vlaanderen (Figuur 155 en Figuur 156). Deze inschattingen werden op diverse punten aangevuld met bottomupinschattingen en andere beschikbare cijfers aangezien de inschattingen van het planbureau voor de energiesector en de gebouwensector laag lijken230 en

230 Zo schat het federaal planbureau de huidige investeringen in netten in op 0,9 miljard euro per jaar, terwijl deze voor de distributienetten in Vlaanderen (833 mio € in 2018 door Fluvius) en het Elianet (637 mio € in 2018) samen al veel meer zijn en deze nog geen rekening houden met de investeringen in de Brusselse en Waalse netten en de investeringen door Fluxys. Ook houden de prognoses enkel rekening met investeringen in elektriciteits- en gasnetten en niet met andere netten zoals warmtenetten. Wellicht neemt het federaal planbureau maar een deel van de netinvesteringen in aanmerking (bv. vanuit de motivatie dat niet alle netinvesteringen klimaatgerelateerd zijn). In dit rapport wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen de redenen van investeringen.

Ook de door het planbureau veronderstelde investeringen in woningen lijken laag ingeschat om de beoogde emissiereductie te kunnen realiseren (-35%, cf. infra), wellicht eveneens omdat een onderscheid wordt gemaakt tussen klimaatinvesteringen en andere. Zo gaat het planbureau ervan uit dat 6,9 miljard € investeringen per jaar volstaat om het energieverbruik/m² in woningen met 42% te reduceren (van 200 kWh/m² nu naar 116 kWh/m² in Alt3 2030 (het -35%-scenario) en het aandeel elektrische verwarming in woningen met 125% te laten stijgen van 0

5 10 15 20

Nu Nodig min Nodig max

miljard €/jaar

103

omdat de vereiste investeringen in de transportsector niet in de studie van het planbureau opgenomen waren. De bottomup-bierviltjesinschattingen willen het belang aantonen van echte bottom-uppotentieelstudies die energiebesparingsmogelijkheden, CO2-reductiepistes en hun kosten in kaart brengen en samen brengen. Hoewel de SERV hier al jaren naar vraagt, zijn degelijke omvattende bottomupstudies nog steeds niet beschikbaar.

Deze ‘biervilt’berekeningen zijn zeker niet volledig. Voor heel wat investeringen werden de kosten nog niet ingeschat (zie ook verder voor meer concrete informatie over welke investeringen en kosten nog niet werden meegenomen). De berekeningen zijn dus louter indicatief en moeten verfijnd worden. Meer informatie is nodig over de huidige investeringen (waarover data erg gefragmenteerd zijn), en de investeringsbehoeften in diverse scenario’s, bij diverse ambitieniveaus en bij diverse maatschappelijke keuzen.

20% nu (2015) naar 45% in Alt 3-2030. Er zijn 4.563.651 woningen in België (statbel), wellicht stijgend naar ruim 5 miljoen woningen in 2030 (Planbureau voorziet ook volumeeffect). 6.9 miljard gedeeld door 5 miljoen woningen geeft 1380 €/jaar, dus bijna 14000 euro over 10 jaar voor alle woningen. Anders ruw gerekend, als je om de doelen te halen 40.000 € (voor 80% besparing op energieverbruik/m² en plaatsing warmtepomp) zou investeren in de helft van de woningen (met oog op 40% reductie) zou je 9,1 miljard €/per jaar nodig hebben.

104 Figuur 154: Detail van investeringen voor realisatie van energie- en klimaatdoelen 2030231

Mld €/jaar (Vlaanderen)

Elektriciteitsproductie 0,3 1,1 1,1

Netten gas en elektriciteit 0,8 0,8 1,3

Warmtenetten 0,0 0,4 0,6

Sociale woningen 0,9 1,3 2,4

Groen/blauwe infra. 0,4 0,5 1,0

Blauwe infrastructuur 0,4 0,5 0,9

Groene infrastructuur 0,1

Totaal 6,8 12,5 19,0

Figuur 155: Investeringen in België op basis van Planbureau-cijfers voor 35% in niet-ETS (excl. transport) 232

231 Samenvatting van de bierviltjesberekening, die in de delen hierna nog wordt toegelicht. Roze vakjes: data zijn afkomstig van studie federaal planbureau (cf. supra), met 65% aandeel voor Vlaanderen. Donkerroze vakjes (energie): data zijn deels afkomstig van studie federaal planbureau, deels van bottomupinschatting.

Rode vakjes: data zijn afkomstig van bottomupinschatting.

232 Federaal Planbureau. Cijfers voor Vlaanderen veronderstellen 65% van het Belgische bedrag. REF: scenario met huidig beleid. B-35% is het zogenaamde ‘Alt3’-scenario van het Planbureau dat leidt tot 35%-reductie van niet-ETS-emissies.

105 Figuur 156: Inschatting Federaal Planbureau investeringen klimaat- en energietransitie233

België Vlaanderen