• No results found

4.4 “De kracht van het werk ligt in het nabij zijn” resultaten van deelvraag

A. Beweging, plaats en tijd

Een presentiebeoefenaar gaat naar de ander toe en beweegt zich in het (leef)milieu van de ander. Hij is een gemakkelijk aanspreekpunt en zijn werk wordt gekenmerkt door ongehaastheid.

Geen van de respondenten werkt als de presentiebeoefenaren uit Een theorie van

de presentie, vanuit exposure, zich onderdompelend in de leefcultuur van de ander,

zonder kantoortje, gewoon op straat, lummelend en lettend op wat er in een buurt gebeurt. Als we beweging ruimer interpreteren, namelijk dat je als professional hoe dan ook naar de cliënt toe gaat, dan ontstaat er een genuanceerd beeld.

Praktijk Extramuraal contact

Marjet Bos, Groningen Cliënt/ doorverwijzer meldt zich, cliënt wordt geïndiceerd, werker komt naar cliënt toe Marleen v.d. Haar, Woerden Cliënt meldt zich, werker gaat naar cliënt toe Truus van Kaam Lemmer Cliënt meldt zich, cliënt komt (doorgaans) naar

werker toe

Werner v.d. Wouw, Eindhoven Cliënt/ doorverwijzer meldt zich, werker gaat naar cliënt toe

Kees Scheffers, Nijmegen Cliënt meldt zich, vrijwilliger gaat naar cliënt toe

In alle gevallen geldt: het eerste contact komt doorgaans van de cliënt of de doorverwijzer, dat is het moment dat er actie ontstaat. Vergelijk je dit met het

intramuraal werken van geestelijk verzorgers dan zie je wel meer dat er daar gewerkt wordt met dit kenmerk van de presentiebenadering. Als intramurale geestelijk verzorger kun je je ophouden in het restaurant of het koffiehoekje en kun je, uit jezelf, spontaan contact met een cliënt leggen.

Is het contact gelegd dan is er wel de beweging naar de cliënt. In de

beroepspraktijk van Bos is dit bijvoorbeeld zeer herkenbaar. In haar Volvo - voor het achterraam van haar auto staat een grote zonnebloem, een soort groet aan het

achterliggend verkeer - rijdt Bos door het Groningse landschap van de ene cliënt naar de andere. “In deze auto leef ik,” vertelde ze toen ik haar opzocht. In de auto bereidt ze de gesprekken voor en schrijft ze, na afloop, kort haar bevindingen op. Continuering van het contact hangt af van een gezamenlijk beraad van geestelijk verzorger en cliënt. Wil de cliënt stoppen dan houdt het contact ook op. Bos is in het contact wel gemakkelijk bereikbaar, zij geeft haar 06-nummer af en zegt daarbij dat zij altijd gebeld kan worden. Maar mensen bellen zelden. “Mensen maken er geen misbruik van, maar ook te weinig gebruik denk ik dan, als ik in mijn verzorgingshuis was dan was ik eerder op de hoogte geweest, omdat ik dan rondloop en mensen dan zo spreek, ook verzorgenden spreken mij dan sneller aan.” (MB, r. 650-656)

Het hebben van geduld en tijd is ook een aspect dat past bij dit methodische kenmerk van de presentiebenadering. Al eerder vertelde ik dat Bos veel productieve uren moet draaien omdat ze als “duurbetaalde kracht” via, de goedkope Ondersteunende

Begeleiding, wordt betaald. (MB, r. 386-389) Voor het fysiek contact betekent het dat

een ontmoeting zeker begrenzing kent, omdat in haar agenda weer een nieuwe cliënt wacht. Maar in het contact kan zeker wel ruimte zijn voor dit aspect van de

presentiebenadering, waarbij de geestelijk verzorger afgestemd is op het leefritme van de ander. Bos noemt het “het intunen op de golflengte van de ander”. (MB, r 680) Deze opmerking past echter ook onder het kopje afstemmen en openheid. Als argument zou je dan kunnen gebruiken dat het ‘intunen’ zich afspeelt binnen het raadsgesprek en

‘afstemmen op het leefritme van de ander’ een bredere betekenis lijkt te hebben - voorbij het raadsgesprek alleen.

“Het leven mee uit houden” rekent Bos bijvoorbeeld tot een belangrijke eigenschap in haar werk. Ik zie hier de kenmerken tijd en geduld in terug. Bos: “Het leven mee uithouden, dat kom ik veel tegen in de praktijk (…).” (MB, r. 17-18) Het uithouden is eigenlijk een relatie aangaan die soms voor lange tijd kan duren.

Eenzelfde uithoudingsvermogen is ook voor de vrijwilligers van het COL in Nijmegen van belang. Contacten die met ouderen in de stad worden gelegd zijn

geldt in langdurige contacten, geldt voor Scheffers ook voor de vrijwilligers: “In de geestelijke verzorging is in het gesprek vaak de machteloosheid uithouden, daarbij kunnen blijven, daarbij de ander helemaal tot zijn recht laten komen. Dat moeten vrijwilligers ook, soms wel een jaar lang.” (KS, r. 346-350) Zoiets is volgens Scheffers niet te leren, de vrijwilligers nemen dit als bagage al mee als ze zich bij het COL

aanmelden. Vrijwilligers worden maatjes en dit houdt in dat contacten lang mogen duren. Hij geeft een voorbeeld van zo’n langdurige begeleiding:

“Ik ken een (vrijwilligster) die bezoekt één mevrouw, elke week één middag, een uur of anderhalf. (…) Zo’n mevrouw zegt op een gegeven moment: ‘Ja, ik ben slecht in

contacten. Ik moet geen mensen om me heen.’ En dan met een grapje: hoe bijzonder (is het) dat wij het zo lang volhouden. Die mevrouw wordt steeds zieker, die lag al bijna op bed toen die vrijwilliger kwam (…) en dat die vrouw haar hand uitsteekt naar die

vrijwilliger en gewoon zo zwijgend (met elkaar) zitten, terwijl die vrijwilliger de hand vasthoudt van die mevrouw. Het is voldoende dat er iemand even haar hand vasthoudt. Die mevrouw woonde alleen (…), dat hele huis was helemaal vervuild (…). Op de bank was een stukje schoon en daar ging die vrijwilliger elke keer zitten. Dat huis lag vol haren van de hond, een dikke laag door het hele huis. Ja, dat is goud die vrijwilligers.” Voor Scheffers een voorbeeld van “volledige presentie”. Er gewoon zijn voor de ander en nabij kunnen zijn. (KS, r. 353-369) Dit voorbeeld geeft ook de complexiteit weer van een verdeling naar methodische kenmerken. Volledige presentie houdt in dat alle methodische kenmerken in het voorbeeld zijn terug te vinden. Zo is er naast de

beweging – de vrijwilliger gaat naar de cliënt toe – en het hebben van tijd voor de ander, ook sprake van aansluiting (maatje zijn, nabij zijn, erbij blijven), van afstemmen (de ander wordt erkend in hoe zij is, iemand met weinig sociale contacten, maar wel met een hond (waar ze vast veel plezier aan heeft beleefd). Uiteindelijk is er ook betekenis, een diepe ervaring van verbondenheid tussen deze twee mensen.

In de praktijk van de vrijgevestigde geestelijk verzorger kan er geen ruimte zijn voor ongehaastheid. Omdat cliënten per consult moeten betalen, verwachten zij dat de geestelijk verzorger “verantwoordelijkheid” neemt. “Ik bedoel als ik mijn begeleidingen slecht doe,dan ben ik mijn klanten kwijt en krijg ik een slechte naam.” (TvK, r. 298-301) “Als iemand hier op consult komt, betekent (dit) dat ik dus niet een leuk praatje kan houden. (…) Die persoon komt zelf met een vraag ‘ik zit vast en help mij er helderheid in te krijgen’ en een tweede keer hebben we al iets afgesproken waaraan we gaan werken. (…) Daar wordt gewerkt, aan deze tafel. Dan kom je verder. Daar ben je bij gebaat bij die helderheid. En hij weet (…) dit kost mij €60 per uur, (…), dan moet ik waar voor m’n geld hebben. Maar daar moet hij zelf ook wat aan doen. Als iemand met zijn armen achterover gaat leunen en met een half verhaal komt, dan kan ik ook maar weinig.” (TvK, 338-344) Alleen met presentie is volgens Van Kaam niemand bij gebaat. Presentie

kan ook een excuus zijn “want je werkt ook als je niets doet. Je bent er.” (TvK, r. 901- 904)