• No results found

Beperkingen presentiebenadering van inhoudelijke aard

vak goed doet” resultaten van deelvraag

2. Beperkingen presentiebenadering van inhoudelijke aard

1. De presentiebenadering past uitsluitend in een verouderd beeld van wat geestelijke

verzorging is

Een geestelijk verzorger krijgt, volgens Van Kaam, geen duidelijk profiel als deze de presentiebenadering omarmt: “de presentietheorie behoort tot “een verouderd beeld (…), zoals (geestelijke verzorging) was.” Van Kaam noemt het het “oh-en-ah-pastoraat”. “Och kerm, och mevrouwtje, och lieverdje, noem maar op, uiteindelijk lijkt het heel leuk aan de buitenkant, maar (…) (het) maakt de levensstroom niet open.” (TvK, 413-420) De presentiebenadering staat daarom resultaten in de weg. Dit soort geestelijke verzorging is te toedekkend, alleen gericht op troost. (TvK, 413-448) Dit bezwaar geldt zowel voor een intramurale als extramurale geestelijke verzorging.

2. Elementen uit de presentiebenadering behoorden al tot de ‘instrumenten’ van de

geestelijk verzorger

Nabij zijn, aandachtig zijn, meegaan met de ander het zijn woorden die de voorwaarde

creëren om het vak geestelijk verzorger uit te oefenen. Deze woorden staan los van de presentiebenadering. Ze horen volgens Van Kaam “bij de ethiek” van het vak. (TvK, r. 780-791) Scheffers bedoelt iets vergelijkbaars als hij zichzelf presentiebeoefenaar avant la lettre noemt. (KS, r. 538)

3. Naast presentie moet de geestelijk verzorger meer in huis hebben

Twee respondenten gaven aan dat zij graag methodisch willen werken en plaatsten methodisch werken tegenover de presentiebenadering, alsof presentiebeoefenaren niet methodisch werken. Methodisch werken is in deze gevallen: werken via een bepaald – min of meer – vast stramien. Niet een stramien waar de uitkomst altijd hetzelfde is, wel een stramien dat voorschrijft hoe een gesprek tussen cliënt en geestelijk verzorger moet verlopen (dit stramien is respectievelijk ‘levensbeschouwelijke diagnostiek’ en ‘diagnose en dialoog’ genoemd).

Maar ook de twee respondenten die in hun aanpak sterke verwantschap kennen met de presentiebenadering, sluiten andere benaderingen niet uit. We zagen al in 4.2.2

Inhoudelijke ervaringen, dat Scheffers een onderscheid maakt tussen het werk van

vrijwilligers en het werk van geestelijk verzorgers. Voor beide geldt dat aandachtig luisteren een basisvaardigheid moet zijn. Alleen bij de geestelijk verzorger komt ook de ‘hermeneutische competentie’: “Dat je het verhaal van de ander kunt verder vertellen, dat je het verhaal van de ander - (en) dat hangt af van je levensbeschouwing - kunt plaatsen naast een gedicht of een verhaal, (…) dat je die relatie kunt leggen, dat is de competentie van de geestelijk verzorger.” (KS, r. 203-207)

Om vrijwilligers meer inzicht te bieden in de ‘soorten’ gesprekken, reikt Scheffers hen ook een basisschema aan van uit welke niveaus een gesprek bestaat:

Je “(hebt) eigenlijk vier niveaus. Het niveau van het verhaal, van de feiten, van wat er allemaal verteld wordt. Het niveau van de gevoelens die daarbij zijn. Het niveau van het gedrag en het niveau van betekenisgeving en zingeving. En een gesprek loopt goed als je met z’n tweeën op hetzelfde niveau zit. (…) Als iemand zegt:’Ik ben zo verdrietig, m’n moeder is overleden.’ En ik reageer in de zin van je hebt je vader toch nog, hè, dus op feiten niveau (…) in plaats van emotie dan gaat er qua communicatie iets fout, en dat moeten ze leren.” (KS, r. 333-345)

In het werk van Marjet Bos is naast veel presentie een andere benadering zichtbaar. Als Bos zegt dat “90% van de mensen” niet om zorg (zeker dus ook niet om geestelijke verzorging) vraagt, dan stelt zij zich vervolgens als presentiebeoefenaar op door het zoeken van aansluiting, door het aandachtig luisteren naar die ander. Een doel

hierin is om bij de ander het gevoel van buitengesloten zijn weg te nemen en de eigenwaarde te vergroten. De onderliggende wens hierbij is dat de ander tóch durft te gaan vragen, voor zichzelf durft op te komen, omdat dit voor de vrager én voor de hulpverlener belangrijk is. Een vorm van empowerment, een vorm van ‘opvoeden’: de cliënt opvoeden in het kunnen aanvaarden van zorg.

Een citaat: “Versterking van het gevoel van eigenwaarde, dat zie ik ook bij hele oude mensen, (…) die zich ook teveel en te over voelen. (…) Ook bijvoorbeeld (in) hun afhankelijkheid van zorgverlening. (…)Dat zie je vaker, ook bij ouderen, die bellen niet, die lossen het dan maar zelf op. Ik probeer, dat mijn cliënten tot inzicht komen dat (…) door (..) zorg [te] aanvaarden dat zorg dan een middel kan zijn om onafhankelijker in het leven te staan. Dat is een wat moeilijk verhaal maar daar doe ik dan soms ook lang over om dat te…. Dat je door zorg te aanvaarden ook iets betekent voor degene die zorg verleent. Dat is voor mensen die zo oud zijn en al die tijd zelf, is het heel moeilijk om zoiets van besef te krijgen. (…) En dat je door toch een beroep te doen op de

zorgverlener (…), dus letterlijk aan de bel te trekken (…), dat je daardoor de zorgverlener kunt helpen om betere zorg te kunnen verlenen. En omdat ze anders alsmaar zouden moeten denken van mevrouw huppelepup daar zou wat mee kunnen zijn. Daar moet ik nog even langs. En wanneer ze ervan overtuigd zijn dat mevrouw huppelepup wel aan de bel trekt, dat ze dat dan los kunnen laten en zelf hun werk veel makkelijker kunnen doen hè. (…) Omdat ze dat vertrouwen hebben dat hun cliënt wel een beroep op hun doet. (…) En dat zijn ook inzichten die hebben mensen niet vanuit hun zelf.” (MB, r. 131-154)

Veel hiervan is natuurlijk wel te verenigen met presentie, maar Bos biedt hier meer dan alleen presentie, ze heeft namelijk een duidelijk toegevoegd doel voor ogen, om de cliënt te leren zorg te durven aanvaarden.

Beperkingen kunnen soms ook mogelijkheden inhouden, het een hoeft niet het andere uit te sluiten. Hieronder ga ik in op de mogelijkheden van de presentiebenadering op

organisatorisch/ strategisch en inhoudelijk gebied.

MOGELIJKHEDEN

1.Mogelijkheden presentiebenadering van organisatorische en strategische aard

1. De presentiebenadering stimuleert de geestelijk verzorger om te pionieren

Er wordt durf en uithoudingsvermogen gevraagd van een presentiebeoefenaar wanneer deze contact en aansluiting zoekt bij de ‘vreemde ander’. Durf en uithoudingsvermogen komen ook aan bod als de respondenten benadrukken dat een extramurale geestelijke verzorger een “pionier” moet zijn. (MB, r. 637-638, WvdW, r685-697, MvdH, r302-317)

Een pionier betreedt een ‘niemandsland’, zoekt nieuwe wegen om zijn doel te bereiken en laat zich niet afschrikken door het vreemde, integendeel voelt zich juist er door gestimuleerd. Durf om de chaos op te zoeken, houdt de presentiebeoefenaar scherp en alert. Eenzelfde durf kan de geestelijk verzorger nodig hebben bij het opzetten van een extramurale praktijk: de durf om anders te zijn. “Het zou iemand moeten zijn die niet bang is om (…) eigen wegen (…) te ontwikkelen omdat het niet allemaal gebaande paden zijn. Dus die inventief is, initiatiefrijk, maar nooit alleen op eigen houtje en solistisch, altijd de ander opzoeken.” (WvdW, r685-690) “Je moet dus ook wel een olifantenhuid hebben, iets van een doordouwer moeten zijn, in de goeie zin van het woord, om het vol te houden, dat niet iedereen er op zit te wachten.” (WvdW, r761-767)

2. De presentiebenadering stimuleert de geestelijk verzorger om samen te werken Baart noemt de presentiebeoefenaar “een goed bruggenhoofd”, een intermediair tussen leefwereld en systeemwereld, met die toevoeging dat de presentiebeoefenaar zich kritisch verhoudt tot bureaucratie en de zogenaamde bedrijfsmatige maakbaarheid van het bestaan. (Baart, 2004b, p. 2, 6) De respondenten herkenden dit overigens niet in de presentiebenadering. We zagen eerder dat volgens hen een extramuraal geestelijk verzorger moet kunnen netwerken en verschillende taalspelen moet beheersen.