• No results found

3. Niveau van de rechtvaardigheid

3.2 Bevindingen toetsing

Ter afronding van de toetsing worden hieronder de voor- en nadelen van ECL besproken voor zowel de auteursrechthebbende, de bibliotheken als de maatschappij.

149 Koskinen-Olsson 2006, p. 268. 150 Koskinen-Olsson 2006, p. 268. 151 Panezi 2014, p. 22.

38 Voordelen van Extended Collective Licensing

Het voordeel van ECL voor auteursrechthebbenden is er voornamelijk in gelegen dat dit het monitoren van het gebruik van hun werk vergemakkelijkt. Het is voor auteursrechthebbenden niet eenvoudig om dat zelfstandig te doen, met name in het geval van massagebruik. Collectief rechtenbeheer is wat dat betreft een goede optie om de auteursrechten die de wet aan rechthebbenden geeft, zoals het recht om een vergoeding te vragen voor het gebruik van het werk, te waarborgen.152 Een cbo dat een substantieel deel van de rechthebbenden in een bepaalde

categorie vertegenwoordigt heeft naar alle waarschijnlijkheid bovendien een betere onderhandelingspositie dan een individuele rechthebbende.153

Bibliotheken ondervinden het grootste voordeel van ECL omdat zij een (in principe) volledig dekkende licentie kunnen verkrijgen waardoor ze erop kunnen vertrouwen dat het gebruik dat zij maken van andermans werk niet onverwachts gehinderd wordt door aansprakelijkheidsclaims en verboden van niet vertegenwoordigde rechthebbenden.154

ECL creëert daarmee een balans tussen de belangen van de rechthebbenden enerzijds en de belangen van de gebruikers anderzijds, door eenvoudige en legale toegang tot werken te bieden, tegen een redelijke vergoeding. Hierdoor kan ook de maatschappij van het ECL-systeem profiteren aangezien bibliotheken op basis van dit systeem in staat zijn een breed aanbod aan e- books op te bouwen. ECL’s hebben de effectiviteit van een wettelijke licentie, terwijl rechthebbenden de controle over de hun werk kunnen blijven behouden.155Bovendien creëert het

de mogelijkheid om toestemming te verkrijgen om ook commercieel niet (meer) interessant werken te digitaliseren en/of te leen aan te bieden.

Nadelen van Extended Collective Licensing

Alhoewel voor bibliotheken en de maatschappij geen nadelen zijn gebleken die tegen de invoering van ECL pleiten, zien auteursrechthebbenden nadelen in een invoering van een ECL-systeem voor e-lending. Zij vrezen dat het eenvoudig beschikbaar stellen van e-books voor online uitlening ten koste zal gaan van de verkoop van e-books. Zoals uiteen is gezet staat de juistheid van dit scenario niet per definitie vast. Het zou eveneens zo kunnen zijn dat er een breder interesse ontstaat voor e-books of bepaalde auteurs doordat meer lezers bepaalde werken of auteurs ontdekken wanneer zij er via e-lending eenvoudig mee in aanraking kunnen komen. Om deze nadelen te beperken kan er voor gekozen worden om bepaalde beperkingen in te voeren ten aanzien van e-

152 Koskinen-Olsson 2006, p. 266. 153 Koskinen-Olsson 2006, p. 264. 154 Koskinen-Olsson 2006, p. 267. 155 Riis & Schovsbo 2010, p. 472.

39

lending, ook wel aangeduid als ‘fricitons’. Hiermee wordt het uitlenen van e-books op kunstmatige wijze meer in overeenstemming gebracht met het uitlenen van papieren boeken. Gedacht kan worden aan het vereisen van (i) een lidmaatschap van de bibliotheek om e-books uit te kunnen lenen, (ii) beperkte duur van de uitleentermijn, (iii) one loan per license en (iv) een beperkt aantal uitleningen in totaal per licentie omdat een papieren boek na een bepaald aantal keren ook in een te slechte staat verkeert om nog uit te lenen.156 Hiermee krijgen bibliotheken in

de digitale wereld als het ware vergelijkbare rechten als in de digitale wereld. Ook het instellen van een embargo-periode waarbinnen een nieuw uitgebracht e-books nog niet uitgeleend mag worden wordt genoemd als mogelijkheid om het de nadelen van e-lending voor auteursrechthebbenden te beperken.157

Om gefundeerde beslissingen te kunnen doen over de wijze waarop een ECL-systeem van invloed zal zijn op de verkoopcijfers van auteursrechthebbenden is echter een economische analyse nodig die te ver strekt voor de omvang van deze scriptie. Desalniettemin ben ik van mening dat wanneer gekozen wordt voor een ECL-systeem met mogelijkheid tot opt-out er geen duidelijke indicaties bestaan die bevestigen dat de e-lending inderdaad tot een kannibalisatie van de verkoopmarkt voor e-books zal leiden. Bovendien krijgen auteursrechthebbenden voor het gebruik van hun werk nog steeds een vergoeding. Wanneer de mogelijkheid bestaat voor rechthebbenden om zich terugtrekken van de ECL-overeenkomst ben ik dan ook van mening dat de nadelen van e-lending voor auteursrechthebbenden niet substantieel genoeg zijn om bij het systeem bij voorbaat af te schrijven.

156 Dusollier 2014, p. 16. 157 Dusollier 2014, p. 16.

40

Hoofdstuk 4

Conclusie

Als afronding van deze scriptie volgt hieronder een korte samenvatting van de onderzochte materie en een beantwoording van de vraag of het ECL-model vanuit het perspectief van de auteursrechthebbenden een rechtvaardige manier oplevert om e-lending door bibliotheken te vereenvoudigen.

Om tot een antwoord op deze hoofdvraag te komen is ten eerste in kaart gebracht hoe het auteursrecht op e-books geregeld is. Zoals is gebleken is de auteursrechtbescherming van e- books momenteel nog groter dan die van papieren boeken. Op papieren boeken zijn namelijk de leenrechtexceptie en uitputting van toepassing, die momenteel voor e-books (nog) niet gelden. Dit betekent dat de auteursrechthebbende van e-books over een ‘groter’ exclusief recht beschikt en minder gebruik van zijn werk hoeft te dulden dan de auteursrechthebbende van een papieren boek.

Vervolgens is geïnventariseerd op welke manieren het auteursrecht op e-books geëxploiteerd kan worden. De verschillen in beschermingsomvang blijken ook gevolgen te hebben voor de exploitatiemogelijkheden. Waar de uitputting van papieren boeken plaatsvindt nadat het boek voor het eerst rechtmatig in het verkeer is gebracht binnen de Europese gemeenschap, is dat voor e-books momenteel (nog) niet het geval. Alhoewel hierover prejudiciële vragen zijn gesteld, is hierover op dit moment nog onduidelijkheid. Gevolg is dat de tweedehands verkoop van papieren boeken op grote schaal plaatsvindt, maar bij e-books niet. Daarnaast is de collectie e-books beschikbaar voor e-lending via bibliotheken nog bescheiden in omvang omdat bibliotheken zich voor e-lending niet op de leenrechtexceptie van artikel 15c Aw kunnen beroepen zoals bij papieren boeken. Dit betekent dat de legale en laagdrempelige manieren om e-books anders dan via verkoop ter beschikking te stellen voor consumenten nog erg beperkt zijn. De exploitatie van e-books is dus momenteel nog voornamelijk gericht op de verkoop van nieuwe e-books, waaraan de auteursrechthebbende bij elke verkoop verdient. Voor papieren boeken is er een reeds een veel completer aanbod aan boeken. Men kan een boek niet alleen kopen in de winkel, maar ook eenvoudig tweedehands kopen en verkopen of lenen bij een bibliotheek. Hoewel e-books alleen in de verschijningsvorm van papierenboeken verschillen hebben zij auteursrechtelijk een heel andere status.

Gebleken is dat bibliotheken verschillende problemen ondervinden bij de opname van e-books in hun online collecties. Zo hebben bibliotheken toestemming van de rechthebbenden nodig om een werk te digitaliseren, en veel belangrijker nog, om het ter beschikking te stellen voor e-lending.

41

Dit probleem doet zich zowel voor bij gedigitaliseerde werken als bij digitaal geboren boeken. Nu bibliotheken niet met elke individuele rechthebbende in contact kunnen treden om te onderhandelen over de vraag of en onder welke voorwaarden een boek gedigitaliseerd en/of voor e-lending aangeboden mag worden, betekent dit dat bibliotheken slechts over een beperkte collectie uitleenbare e-books beschikken.

Het model van Extended Collective Licensing kan een oplossing voor deze problemen bieden in die zin dat het een aanspreekpunt creëert om de toestemming voor het digitaliseren en online uitlenen van e-books te regelen. Dit komt omdat een cbo dat opereert op basis van een ECL- overeenkomst bevoegd is op te treden namens alle auteursrechthebbenden binnen een bepaalde categorie, ongeacht of deze rechthebbenden aangesloten zijn bij dit cbo. Elk gebruik van het werk levert de auteursrechthebbende een vergoedingsaanspraak op. Het voordeel voor de rechthebbende is dat deze kan profiteren van de collectieve afspraken die het cbo met gebruikers heeft gemaakt, zonder hier zelf iets voor te hoeven doen. Vaak heeft dit tot gevolg dat een hogere vergoeding verkregen kan worden dan wanneer de rechthebbende zelfstandig onderhandelt over de hoogte van de licentievergoeding voor gebruik van zijn werk. Mocht de rechthebbende van mening zijn dat hij op grond van zelfstandige onderhandelingen een hogere vergoeding kan krijgen, dan kan hij zich terugtrekken van de ECL-overeenkomst en de exploitatie van zijn auteursrecht in eigen hand houden. Het bestaan van een dergelijke opt-out mogelijkheid dient wat mij betreft daarom ook hét fundamentele element van een ECL-overeenkomst te zijn. Het ontbreken daarvan maakt dat het ECL-systeem per definitie niet rechtvaardig geacht kan worden vanuit het perspectief van de auteursrechthebbende.

Wanneer men kiest voor invoering van ECL verdient een algemene ECL-bevoegdheid de voorkeur boven een specifieke ECL-bepaling per terrein. Een algemene ECL-bepaling zorgt namelijk voor flexibiliteit en voorkomt dat de wetgever bij elk terrein waar sprake is van een mandaatsprobleem opnieuw in moet grijpen door het creëren van een nieuwe specifieke ECL- bepaling. Wanneer een dergelijke algemene ECL-bepaling bovendien gecombineerd wordt met het vereiste van ministeriele goedkeuring, houdt dit in dat er een mogelijkheid bestaat het toepassingsgebied af te bakenen en een check van de representativiteit door te voeren, waardoor voorkomen kan worden dat collectieve licenties met verruimd effect afgesloten worden op terreinen waarop dit onwenselijk is.

Een inventarisatie van de alternatieve mogelijkheden om het uitlenen van e-books door bibliotheken te vereenvoudigen heeft laten zien dat deze alternatieven vooral voor bibliotheken nadelige gevolgen hebben. Een belangrijk voorbeeld hiervan zijn licenties met vrijwaringsclausules. In principe maakt het voor de rechthebbenden weinig verschil of de

42

toestemming via een ECL-overeenkomst verloopt of via een collectieve licentie met een vrijwaringsclausule. In beide gevallen bestaat voor de auteursrechthebbende immers doorgaans de mogelijkheid zijn werken terug te trekken uit het collectief beheer en behoudt de rechthebbende hiermee zijn aanspraak op individuele vergoeding. Voor bibliotheken zijn de verschillen daarentegen veel groter, voornamelijk omdat een licentie met vrijwaringsclausule het gebruik van een werk van een niet vertegenwoordigde rechthebbende niet legaal maakt. Aangezien vanuit het perspectief van de auteursrechthebbende geen voorkeur voor een alternatief systeem bestaat kan geconcludeerd worden dat voor alle betrokkenen een ECL- systeem de beste oplossing is om het uitlenen van e-books door bibliotheken te vereenvoudigen. Vanuit het perspectief van de rechthebbenden zijn in ieder geval geen dusdanige bezwaren opgedoken die zich met het oog op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zouden verzetten tegen de invoering van een dergelijk systeem.

Dit betekent dat er volgens mij sprake is van het volgende. De huidige situatie waarbij auteursrechthebbenden het online uitlenen van hun werken nog tegen kunnen houden is in het voordeel van de rechthebbenden, terwijl de uitbreiding van de leenrechtexceptie naar e-books voornamelijk in het voordeel van bibliotheken is. Wat mij betreft is ECL met opt-out mogelijkheid een goede manier om elkaar tegemoet te komen en ‘to meet in the middle’. Hierbij kunnen bibliotheken hun collecties uitleenbare e-books vergroten terwijl rechthebbenden de mogelijkheid blijven houden zich hiertegen te verzetten door gebruik te maken van hun opt-out wanneer hun inkomsten hierdoor op onevenredige wijze verlaagd worden.

Voor het verruimde effect van de ECL-overeenkomst is een wettelijke bepaling nodig. Omdat het auteursrecht een nationaal recht is kan de wettelijke bepaling slechts per land gelden en niet voor de gehele EU. Om grensoverschrijdend gebruik van werken binnen de EU te realiseren is dit echter wel nodig.158 Reciprociteitsovereenkomsten kunnen dit verhelpen. Daarvoor is vereist dat

in alle andere landen representatieve cbo’s actief zijn. Dit blijkt niet het geval te zijn.159 Toch hoeft

dit aan de invoering van een ECL-systeem niet in de weg te staan. Er zijn namelijk ook genoeg landen waar wel cbo’s actief zijn.160 Wellicht geeft het geen volledige dekking voor de landen waar

geen representatief cbo actief is, maar in theorie zou het invoeren van ECL-systemen in andere landen als incentive kunnen werken voor de auteursrechthebbenden. Wanneer rechthebbenden in landen zonder representatief cbo de voordelen (van bijvoorbeeld grensoverschrijdend gebruik) in het buitenland opmerken, kan dit er voor zorgen dat ook zij zich verenigen in een cbo om reciprociteitsovereenkomsten met zusterorganisaties aan te gaan om hun werk eveneens

158 Strowel 2011, p. 667.

159 Hugenholtz & Van Gompel 2010, p. 6. 160 Hugenholtz & Van Gompel 2010, p. 9.

43

breder te kunnen exploiteren.161 Het gaat immers om vrijwillig collectief rechtenbeheer. Op deze

manier kan het ECL-systeem misschien zelfs zorgen voor een groter en vollediger netwerk aan cbo’s.

Resumerend ben ik daarom van mening dat de invoering van een ECL-systeem niet alleen voordelen biedt voor bibliotheken maar ook vanuit het perspectief van auteursrechthebbenden is aan te merken als een rechtvaardig middel om e-lending te vereenvoudigen en zelfs een kans behelst om een groter publiek kennis te laten maken met hun werken en op die manier een mogelijkheid biedt om hun werken breder te exploiteren.

44

Literatuurlijst

Axhamn & Guibault 2011 (2)

J. Axhamn & L. Guibault, ‘Solving Europeana’s mass-digitization issues through extended collective licensing?, Nordic Intellectual Property law review 2011-6, p. 509-516.

Beunen 2010

A.C. Beunen, ‘Erfgoedinstellingen online: musea, bibliotheken en archieven in de praktijk’, in L.P.C. Belder, Documentaire van Cultureel Erfgoed in juridisch perspectief, Amsterdam: DeLex 2010, p. 21-45.

Bossenbroek & Janssen 2008

M. Bossenbroek & H. Janssen, ‘Auteurswet nekt de digitale bibliotheek’, NRC Handelsblad 17 april 2008. Beschikbaar via <http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/pleidooi/auteurswet-nekt-de- digitale-bibliotheek>.

Dusollier 2014

S. Dusollier, ‘A manifesto for an e-lending limitation in copyright’, Jipitec 2014-3. Van Eechoud e.a 2009

M. van Eechoud, e.a., Harmonizing European copyright law: The challenges of better lawmaking. Information Law Series 19. Alphen aan den Rijn: Kluwer Law International 2009.

Ficsor 2006

M. Ficsor, ‘Collective management of copyright and related rights in the digital, networked environment: voluntary, presumption base, extended, mandatory, possible, inevitable?’, in D. Gervais, Collective management of copyright and related rights, Alphen aan den Rijn: Kluwer Law International 2006, p. 37-83.

Geerts 2013

P.G.F.A. Geerts, Bescherming van de intellectuele eigendom, Deventer: Kluwer 2013. Gielen e.a. 2014

Ch. Gielen e.a., Kort begrip van het intellectueel eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2014. Hugenholtz & Van Gompel 2010

P.B. Hugenholtz & S. van Gompel, ‘The Orphan Works Problem: The Copyright Conundrum of Digitizing Large-Scale Audiovisual Archives, and How to Solve It’, Popular Communication 2010- 8, p. 61-71.

45 Klass & Rupp 2014

N. Klass & H. Rupp, ‘Europeana, arrow and orphan works: bringing Europe’s cultural heritage online’, in I. Stamatoudi & P. Torremans, EU Copyright Law, Cheltenham: Edward Elgar 2014, p. 946-987.

Koskinen-Olsson 2006

T. Koskinen-Olsson, ‘Collective management in the Nordic countries’, in D. Gervais, Collective management of copyright and related rights, Alphen aan den Rijn: Kluwer Law International 2006, p. 257-282.

Van Lingen 2006

N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, Groningen: Wolters-Noordhoff 2006. Panezi 2014

A. Panezi, ‘Legal challenges for online digital libraries, IDP Journal 2014-19, p. 18-33. Riis & Schovsbo 2010

T. Riis & J. Schovsbo, ‘Extended Collective Licenses and the Nordic Experience: It’s a Hybrid but is it a Volvo or a Lemon? Columbia Journal of Law & The Arts 2010-33, p. 471-498.

Ringnalda 2011

A. Ringnalda, ‘De voorgestelde richtlijn Verweesde Werken: op naar een Europese Internetbibliotheek?’, IER 2011-67, p. 387-393.

Stamatoudi & Torremans 2014

I. Stamatoudi & P, Torremans, EU Copyright Law, Cheltenham: Edward Elgar Publishing 2014. Strowel 2011

A. Strowel, ‘The European “Extended Collective Licensing” Model’, Columbia Journal of Law & the Arts, 2011-34, p. 665-669.

Schierholz 2010

A. Schierholz, ‘Collective Management in Europe’ in M.M. Walter & S. Lewinski, European Copyright Law, Oxford: Oxford University Press 2010, p. 1145-1190.

Rapporten en onderzoeken

Axhamn & Guibault 2011 (1)

J. Axhamn & L. Guibault, Cross-border Extended Collective Licensing: a solution to online dissemination of Europe’s cultural heritage? Final report prepared for Europeana Connect.

46 Beschikbaar via

<http://www.ivir.nl/publicaties/guibault/ECL_Europeana_final_report092011.pdf> Hugenholtz e.a. 2014

P.B. Hugenholtz e.a., Extended collective licensing: panacee voor massadigitalisering?, Amsterdam: Instituut voor Informatierecht 2014. Beschikbaar via

<http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/09/01/extended- collective-licensing-panacee-voor-massadigitalisering.html>.

Hugenholtz, Visser & Hins 2007

P.B. Hugenholtz, D.J.G. Visser & A.W. Hins, Geschillenbeslechting en collectief rechtenbeheer, WODC 2007. Beschikbaar via < http://www.ivir.nl/publicaties>.

Van der Noll 2012

R. van der Noll e.a., ‘Online uitlenen van e-books door bibliotheken’, SEO Onderzoek 2012-83. Beschikbaar via <http://www.seo.nl/uploads/media/2012-83_Online_uitlenen_van_e- books_door_bibliotheken.pdf>.

Triaille 2013

J-P. Triaille, e.a., ‘Study on the application of Directive 2001/29/EC on copyright and related rights in the information society’, oktober 2013.

Beschikbaar via <http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/studies/index_en.htm>. Whitney e.a. 2014

P. Whitney e.a., ‘IFLA E-Lending Backround Paper 2014’. Beschikbaar via <http://www.ifla.org/files/assets/hq/topics/e- lending/documents/2014_ifla_elending_background_paper.pdf>.

47

Rechtspraak

Europees Hof van Justitie 3 juli 2012, C-128/11 (UsedSoft/Oracle).

Europees Hof van Justitie 17 april 2008, C-456-06 (Peek & Cloppenburg/Cassina). Hoge Raad 27 januari 1995, NJ 1995/669 (Bigot/Doucal).

Hof Amsterdam 20 januari 2015, IEPT 20150120 (NUV/Tom Kabinet).

Rechtbank Den Haag 1 april 2015, IEPT 20150401 (VOB/Stichting Leenrecht). Rechtbank Den Haag 2 september 2014, IEPT 20140903 (VOB/Stichting Leenrecht). Rechtbank Amsterdam 21 juli 2014, IEPT 20140721 (NUV/Tom Kabinet).

Wetgeving en overige documenten

Auteursrechtrichtlijn

Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de

informatiemaatschappij.

Richtlijn verhuurrecht en uitleenrecht

Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006

betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom werken (ter vervanging van Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992, PbEG 1992 L346/61).

Richtlijn verweesde werken

Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken.

Satelliet en Kabelrichtlijn

Richtlijn 1993/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en de naburige rechten op het gebied van satellietomroep en doorgifte via de kabel.

Kamerstukken

GERELATEERDE DOCUMENTEN