• No results found

Summary in Dutch / Samenvatting

Hoofdstuk 7 bevat de discussie en algemene conclusie van het proefschrift Het begint met

de samenvatting van alle deelstudies. Om onze bevindingen op conceptueel niveau samen te vatten, is vervolgens een conceptueel model ontwikkeld (zie ‘Ontwikkelingstaken voor een sterke professionele identiteit’ in Figuur 1). Dit model beschrijft de ontwikkelingstaken die individuen zouden moeten vervullen gedurende hun hele leven, om een sterke PI te ontwikkelen. Dit conceptuele model is gebaseerd op de resultaten uit dit proefschrift en op basis van theorie. Het bestaat uit zes ontwikkelingstaken en bijbehorende sub-taken die besproken zijn in dit hoofdstuk. De zes taken kunnen worden gezien als ‘levenslange taken’ die altijd in beweging zullen zijn en die het proces van identiteitsvorming voortdurend beïnvloeden.

Figuur 1 Conceptueel model ‘Ontwikkelingstaken voor een sterke professionele identiteit’

Het volgende onderdeel van dit hoofdstuk beschrijft de sterktes en zwaktes van het proefschrift. Binnen het hoger onderwijs is vaak geen tijd en geld om een blended learning cursus te ontwerpen met een participatief ontwerp met alle stakeholders (studenten, docenten, onderwijsontwerpers, onderwijsexperts en professionals). Dankzij de Saxion-promotiebeurs heeft dit wel kunnen plaatsvinden. De blended learning cursus werd vervolgens geëvalueerd via drie deelonderzoeken, waarbij zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksmethoden werden gebruikt, wat resulteerde in toepasbare inzichten voor wetenschap en praktijk. De metingen die in de hoofdstukken 3, 5 en 6

171

8

Summary in Dutch / Samenvatting

werden gebruikt, hadden betrekking op de zelfperceptie van de studenten waardoor dit een beperking is. Dit is tamelijk onoverkomelijk bij het onderzoeken van factoren als PI, reflectie, welzijn en interne locus of control; er zou echter meer onderzoek kunnen worden gedaan op basis van de perceptie van stagebegeleiders en docenten met betrekking tot de uitkomstmaten.

Het proefschrift werd uitgevoerd in een praktische context die voor- en nadelen opriep. Een voordeel was dat de onderzoeken de ‘echte’ onderwijssetting nauw nabootsten, dus geen experimenteel karakter hadden dat los stond van de praktijk en dus de werkelijkheid. Een nadeel was dat we bij alle deelonderzoeken rekening moesten houden met verschillende factoren, zoals uitval van studenten of docenten die beperkt tijd hadden. Het gevolg is dat sommige resultaten minder generaliseerbaar zijn en dat sommige conclusies minder overtuigend zijn.

De toevoeging van PT in dit proefschrift kan als een sterkte worden gezien, aangezien het gebruik van PT momenteel niet veel wordt gebruikt als technologie in het onderwijs. De meting van de invloed van PT via zelfperceptie van studenten is zoals eerder benoemd bij de andere uitkomstmaten een zwakte. Er was hierdoor weinig zicht op de daadwerkelijke invloed en indrukken van de studenten. Het is de vraag of PT studenten meer adherent maakte; middels ‘big data’ zou in vervolgonderzoek onderzocht kunnen worden of studenten hun huiswerkopdrachten vaker en/of eerder maakten en/of dat ze er meer tijd aan besteedden.

Na het bespreken van de sterktes en zwaktes zijn aanbevelingen gedaan voor toekomstig onderzoek gericht op de uitkomstmaten PI, autobiografische reflexiviteit en PT. Een van de aanbevelingen gericht op de PI is om in vervolgonderzoek een onderscheid te maken tussen de invloed van de persoonlijkheid van de student, de invloed van reflectie onderwijs en de rol van de docent. Dit onderzoek en het conceptuele model dat in hoofdstuk 7 wordt besproken, gaat uit van een dynamische ontwikkeling in de PI. Er bestaat echter twijfel over de dynamische aard van PI en mogelijk speelt het karakter (dat mogelijk minder dynamisch is dan PI) hierbij een rol. Het is mogelijk dat autobiografische reflexiviteit heeft bijgedragen aan andere inzichten, gedragingen of vaardigheden dan gemeten in het huidige onderzoek. In vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden naar de invloed van autobiografische reflexiviteit op de PI van studenten door het delen van elkaars levensloop, de mate waarin positieve gedachten worden gevormd bij studenten en de mate waarin een geïntegreerd tijdsperspectief gestimuleerd wordt. Wat betreft het gebruik van PT waren de wensen van de onderzoekers en de gebruikers soms groter dan wat de technologie kon vervullen. In toekomstig onderzoek zou het interessant zijn om samen te werken met softwareontwikkelaars in een eerder stadium van het softwareontwerpproces om doelstellingen en ambities te communiceren die passen bij de onderwijssetting met

172

Chapter 8

betrekking tot PT. Enerzijds kan het gebruik van PT er voor zorgen dat studenten met verhoogde motivatie aan een taak kunnen werken, zonder dat de extrinsieke stimuli de intrinsieke stimuli overheersen. Aan de andere kant is het ook wenselijk dat studenten de mogelijkheid hebben om sommige technieken aan en uit te zetten. Wat zeker interessant zou zijn, is het gebruik van PT op basis van de persoonlijkheid van de student. Maatwerk blijft belangrijk: er is een participatief ontwerp voor nodig om te begrijpen of een bepaalde persuasieve techniek past bij de inhoud van de cursus, de doelgroep, de context en de wensen en behoeften van alle betrokkenen, rekening houdend met ethiek. Het zevende hoofdstuk is afgesloten met implicaties voor de praktijk. Samengevat zijn dit:

• combineer kritische reflectie met autobiografische reflectie;

• neem de vijf componenten van PI op in het kritisch reflectie onderwijs; • gebruik het PSD -model bij het ontwerpen van een blended learning cursus;

• werk het conceptuele model uit in een praktisch model vanuit een samenwerking tussen middelbaar onderwijs en hoger onderwijs.

Concluderend kan gezegd worden dat dit proefschrift de belangrijke rol aan heeft getoond van het hoger onderwijs bij het ondersteunen van de PI ontwikkeling van studenten. In het tweede leerjaar kan gestart worden met autobiografische reflexiviteit in combinatie met kritische reflectie, aangezien dit verband houdt met een sterke affectieve en cognitieve betrokkenheid van studenten. Andere betrokken stakeholders, zoals onderwijskundigen, professionals en docenten, bevestigen ook de meerwaarde die autobiografische reflexiviteit met zich meebrengt voor het vormen van een PI in een studentenpopulatie. Het vermogen om zich te binden aan een beroep lijkt de belangrijkste factor te zijn voor het ontwikkelen van een sterke PI en daarom moet dit een aandachtspunt zijn in het hoger onderwijs. Het hoger onderwijs kan, door middel van het kritisch reflectie onderwijs en zijn vier niveaus, studenten stimuleren om na te denken over de vijf componenten van PI (zelfbeeld, zelfvertrouwen, taakopvatting, werk motivatie en toekomstperspectief) om hun PI te versterken. Studenten herkennen deze vijf componenten wanneer ze reflecteren op hun PI en verschillende reflectieniveaus kunnen worden onderscheiden in hun schriftelijke reflectieverslagen. Het is duidelijk welk potentieel PT kan brengen om een grotere betrokkenheid van studenten bij blended learning te bevorderen en dit verdient meer aandacht in toekomstig onderzoek. Ten slotte is het belangrijk om ook een bijdrage van de individuele professional aan de collectieve PI van hun beroepsgroep te stimuleren. Hierdoor ontwikkelt de beroepsgroep zich door de signalen van individuele professionals over de mogelijke tekortkomingen en behoeften binnen het beroep en de samenleving als geheel.

173

8