• No results found

Betrouwbaarheid & validiteit

Door de eigenschappen van casestudy’s, waaronder het (veelal) geringe aantal onderzoekseenheden, het gebruik van kwalitatieve methoden en de (vaak) noodzakelijke interpretatie van kwalitatieve data, heeft casestudyonderzoek een aantal beperkingen ten aanzien de betrouwbaarheid en validiteit. Zo zijn er bijvoorbeeld beperkte mogelijkheden tot generalisatie, speelt toeval een relatief grote rol, is het dataverzamelings- en verwerkingsproces weinig gestandaardiseerd en zijn casestudy’s vaak moeilijk leesbaar voor buitenstaanders en moeilijk uitvoerbaar voor onderzoekers (Boskma & Herweijer, 1988; Yin, 1984). Om de negatieve eigenschappen en invloeden zoveel mogelijk te beperken zijn er een aantal (kwaliteitsverhogende) maatregelen genomen (Boskma & Herweijer, 1988, p. 61-62; Yin, 1984, p. 35-40). In deze paragraaf worden een aantal van deze maatregelen beschreven in het kader van validiteit en betrouwbaarheid.

Constructvaliditeit

De constructvaliditeit heeft betrekking op de ‘geldigheid’ van het onderzoek (Yin, 1984; Boskma & Herweijer, 1988). De geldigheid van casestudyonderzoek wordt door critici vaak als problematisch gezien. De benodigde (subjectieve) interpretatie van kwalitatieve data verkregen uit documenten, interviews en observaties en de beperkte mogelijkheden om daarbij gestandaardiseerde werkwijzen te hanteren, voeden deze kritiek (Yin, 1984, p. 37). Om deze problematische eigenschap van casestudyonderzoek te beperken wordt er bij de vaststelling van gebeurtenissen en bevindingen zoveel mogelijk gebruik gemaakt van meerdere gegevensbronnen (Boskma & Herweijer, 1988; Yin, 1984). Daarnaast wordt er focus aangebracht door tijdens de dataverzameling de theoretische benaderingen leidend te laten zijn en wordt er gestreefd naar het behoud van de chain of evidence, waarbij het verband tussen de theorie, de gestelde vragen, de bevindingen en de uiteindelijke conclusies zoveel mogelijk wordt behouden (Yin, 1984, p. 37, p. 78). Een derde maatregel om de constructvaliditeit van het onderzoek te vergroten is het voorleggen van de desbetreffende casebeschrijving (in ronden) aan de informanten en respondenten uit het veld (Yin, 1988, p. 38, p. 139). Eventuele onvolledigheid als gevolg van deze review is niet problematisch, echter dient er uiteindelijk wel overeenstemming te zijn over de ‘feitelijke’ gebeurtenissen die in de casebeschrijvingen zijn opgenomen. Onenigheid met betrekking tot deze ‘feiten’ is namelijk een teken dat de casestudy nog niet is voltooid en er verder onderzoek moet worden uitgevoerd (Yin, 1984, p. 138). Tijdens de uitvoering van het onderzoek worden de zojuist genoemde kwaliteitsverhogende maatregelen zoveel mogelijk toegepast, waarmee de accuraatheid van het onderzoek wordt vergroot (Yin, 1984, p. 139).

Interne validiteit

Interne validiteit heeft betrekking op de mate waarin aangetoond kan worden dat er daadwerkelijk sprake is van een (causale) relatie tussen de variabelen binnen het onderzoek en de mate waarin deze kunnen worden onderscheiden van ‘valse’ causale relaties (Yin, 1984, p. 36). Bij casestudyonderzoek is, net zoals bij vele andere typen onderzoeken, het aantonen van causale relaties problematisch (Yin, 1984, p. 104). Het onderzoeken en vergelijken van bepaalde patronen bij drie verschillende cases/deelprojecten draagt echter wel bij aan een versterking van de interne validiteit van het onderzoek (Yin, 1984, p. 103). De in paragraaf 3.5 beschreven analysetechnieken met betrekking tot patroonherkenning en het ontwikkelen van verklaringen vergroten de interne validiteit van het onderzoek (Yin, 1984). Een valkuil voor het ontwikkelen van verklaringen is het beschrijven van causale relaties op een té concreet niveau en daarom wordt er zoveel mogelijk vastgehouden aan de (theoretische gefundeerde) indicatoren (Yin, 1984, p. 107).

Externe validiteit

De externe validiteit, oftewel de reikwijdte van het onderzoek, wordt specifiek bij casestudyonderzoek vaak als zeer problematisch gezien (Yin, 1984, p. 39). Het (onterecht) generaliseren van bevindingen uit enkele (unieke) cases naar een breder domein of naar andere

27 cases is aanleiding voor veel kritiek van critici, die casestudyonderzoek afzetten tegen (kwantitatief) surveyonderzoek. Echter wordt binnen casestudyonderzoek veelal een ander type generalisatie beoogd, namelijk analytische generalisatie naar een bovenliggende theorie, in plaats van ‘directe’

statistische generalisatie naar andere cases (Yin , 1984, p. 39). Indien bij herhaalde toepassing van

een theorie op verschillende cases dezelfde resultaten worden gevonden, is het waarschijnlijk dat de theorie ook geldig is in (vele) andere cases die niet worden onderzocht (Yin, 1984, p. 40). Dus door de generalisatie via de gehanteerde theoretische benaderingen te laten verlopen, wordt de kritiek ten aanzien van de externe validiteit enigszins weerlegd (Boskma & Herweijer, 1988).

Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid is eveneens een belangrijk kwaliteitscriterium van onderzoek (Boskma & Herweijer, 1988; Yin, 1984). Het doel van het verbeteren van betrouwbaarheid in een onderzoek is het uitsluiten van ‘fouten’ die bijvoorbeeld kunnen ontstaan door vooringenomenheid van respondenten, ‘foute’ metingen of een bias van de onderzoeker (Yin, 1984, p. 40). In dat kader worden bevindingen zoveel mogelijk geverifieerd door gebruik te maken van verschillende databronnen. Ook de analytische werkwijze, waarbij dicht bij het empirische (vertrouwelijke) interviewmateriaal wordt gebleven, is bevorderlijk voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. Door zoveel mogelijk letterlijke en concrete uitspraken te gebruiken (zonder deze in eerste instantie te interpreteren) wordt de eventuele invloed van vooringenomenheid verder beperkt. Deze uitvoerige en (mogelijk) gevoelige analyses zijn in het kader van toegezegde vertrouwelijkheid niet opgenomen, maar zijn op aanvraag - en na nadrukkelijk verkregen toestemming van de desbetreffende respondenten - eventueel ter inzage beschikbaar. Tot slot is repliceerbaarheid van het onderzoek een belangrijk uitgangspunt om de betrouwbaarheid te vergroten. In dat kader is er onder andere in dit hoofdstuk een uitvoerige beschrijving en verantwoording van de uitgevoerde activiteiten, de gemaakte keuzes en de gebruikte methodieken (oftewel een chain of evidence) bijgehouden (Boskma & Herweijer, 1988, p. 61, Yin, 1984).

28 Hoofdstuk 4 Ruimte voor de Vecht

In dit hoofdstuk wordt het programma Ruimte voor de Vecht nader toegelicht. Er is onder andere aandacht voor het ontstaan van het programma, de (beleids)problematiek, de betrokken actoren en de institutionele structuur. Het hoofdstuk wordt afgesloten met samenvattende analyse van het programma in het kader van de in hoofdstuk 2 beschreven benadering van Bressers en Kuks (2013). 4.1. Rivier de Vecht & Het Vechtdal

De rivier de Vecht is in totaal 167 kilometer lang, ontspringt in Duitsland en stroomt door 2 Duitse deelstaten voordat het uiteindelijk de Nederlandse grens bij Gramsbergen bereikt. Van daaruit stroomt de Vecht door Overijssel, totdat het samensmelt met het Zwarte water bij Zwolle en uiteindelijk uitmondt in het IJsselmeer. Het Nederlandse gedeelte van de Vecht is ongeveer 60 kilometer lang en daarmee is het de grootste van de kleine rivieren of de kleinste van de grote rivieren in Nederland. De lengte van het Nederlandse deel van de Vecht is dynamisch. Zo heeft er bijvoorbeeld in de (late) 19e eeuw een kanalisering plaatsgevonden, waardoor de oorspronkelijk meanderende Vecht is aanzienlijk is ingekort. Ook zijn er oevers versteend en zijn er 69 oorspronkelijke meanders afgesloten, met als gevolg dat de oorspronkelijke Vecht met 30 kilometer is ingekort. In figuur 4.1 is het Nederlandse deel van Vecht op een landkaart afgebeeld.

Figuur 4.1. Het Nederlandse stroomgebied van de Vecht. Overgenomen van “Grenzen aan het Vechtdalgevoel”, door Andringa, W. & Ten Doeschot, F., 2015, Zwolle: Provincie Overijssel.

Niet alleen de lengte van de Vecht is (in meerjarenperspectief) dynamisch, ook het waterpeil van de Vecht is op relatief korte termijn dynamisch door de sterke afhankelijkheid van seizoensgebonden regenval. Het karakter van de Vecht is daardoor in de zomermaanden aanzienlijk anders dan in de wintermaanden. In zomermaanden is het een ondiepe meanderende rivier met zandbanken, terwijl in de wintermaanden de uiterwaarden vollopen en de Vecht een brede en gekanaliseerde uitstraling krijgt. In een breder perspectief van klimaatverandering en een stijgend waterniveau van het IJsselmeer is er echter ook sprake van een geleidelijke constante stijging van het waterpeil van de Vecht. Verwacht wordt dat de Vecht in 2050 25% meer water te verwerken krijgt en dat zorgt voor een (urgente) waterveiligheidsopgave ten aanzien van een toekomstbestendige rivier en bescherming van het Vechtdal (Bruin-Claus & Ten Doeschot, 2013).

Het Vechtdal (circa 5 kilometer ten noorden en ten zuiden van de rivier) heeft logischerwijs betrekking op het Nederlandse stroomgebied van de Vecht, maar naast de aanwezigheid van de rivier heeft het gebied ook een herkenbaar landschap, waarbij historie, natuur, cultuur en landbouw de beeldvorming domineren. Onderzoek wijst uit dat inwoners van het Vechtdal waarde hechten aan

29 een specifieke set waarden, die gerelateerd zijn aan de fysieke en sociale eigenschappen van het gebied. Zo zijn kwaliteit van natuur en landschap, onderlinge samenwerking en economische zelfredzaamheid specifiek uitgelichte waarden die bij uitstek relevant zijn in het Vechtdal (Buunk & Van der Weide, 2014, p. 7). Dus naast de waterveiligheidsopgave is er een (beleidsmatige) wens ten aanzien van versterking van andere relevante kenmerken en waarden in het Vechtdal. Een gewenste samenhangende benadering van deze gedifferentieerde beleidsproblematiek in het kader van de Vecht en het Vechtdal is de aanleiding geweest voor het programma Ruimte voor de Vecht.