• No results found

met betrekking tot de verzoening van het beroeps- en het privéleven

6.1 Algemene evolutie

De stelsels van loopbaanonderbreking en tijdskrediet hebben als hoofddoel een betere combinatie van het beroeps- en het privéleven mogelijk te maken. In 2002 werd het stelsel van loopbaanonderbreking voor werknemers en werkgevers uit de privésector omgezet naar een stelsel van tijdskrediet.

Bovenop die 2 stelsels kwamen de 3 thematische verloven die gemeenschappelijk zijn voor de open-bare en de private sector: in 1995 het verlof voor palliatieve zorgen, in 1997 het ouderschapsverlof en in 1998 het verlof voor medische bijstand. Het ou-derschapsverlof werd in 2012 opgetrokken tot maxi-maal 4 maanden. Het Koninklijk Besluit betreffende de verlenging van de duur van het ouderschapsver-lof van 3 naar 4 maanden werd voor de privésector en de lokale en provinciale besturen gepubliceerd op 1 juni 2012 en dat voor het onderwijs en de openbare sector op 1 augustus 2012.

Met ingang van 1 januari 2012 werden diverse re-glementeringen opnieuw gewijzigd. Voor de gewone loopbaanonderbreking in de openbare sector en in het onderwijs werd de maximale duur beperkt tot 60 maanden (vroeger 72 maanden).

In het stelsel van het tijdskrediet zijn de volgende formules mogelijk:

•het recht op voltijds tijdskrediet, op halftijdse of 1/5-loopbaanvermindering zonder motief van 12 maanden voltijds equivalent (tot 31 december 2014 - zie hoofdstuk 8);

•een bijkomend recht op voltijds tijdskrediet, half-tijdse of 1/5-loopbaanvermindering met motief van 36 of 48 maanden;

•het recht op landingsbanen in de vorm van een halftijdse of 1/5-loopbaanvermindering tot aan de pensioenleeftijd voor werknemers vanaf 55jaar met een beroepsloopbaan van 25 jaar als werkne-mer. Vanaf 1 september 2012 werd in het einde-loopbaanstelsel in de openbare sector en het on-derwijs de leeftijd voor de gewone loopbaan onderbreking ook opgetrokken naar 55 jaar.

Een soort “miniloopbaanonderbreking” voor de bij-stand of verzorging van een gehospitaliseerd kind bestaat sinds 1 november 2012 voor de werknemers van de privésector en de statutaire en contractuele personeelsleden van de lokale en provinciale bestu-ren, alsook van de diensten die ervan afhangen. In de andere openbare diensten is die vorm van thema-tisch verlof sinds 1 augustus 2013 van kracht.

Tabel 6.1.I

Evolutie van het aantal uitkeringstrekkers met loopbaan-onderbreking en tijdskrediet

2007 2013 2014 Evol. 2007 - 2014 Evol. 2013 - 2014

Gewone loopbaanonderbreking

Voltijds 8 447 5 177 4 836 - 3 611 - 42,7% - 341 - 6,6%

Naar halftijds 36 838 31 962 30 810 - 6 028 - 16,4% - 1 152 - 3,6%

Vermindering met 1/3 907 1 030 1 007 + 101 + 11,1% - 23 - 2,2%

Vermindering met 1/4 2 347 2 271 2 129 - 218 - 9,3% - 142 - 6,3%

Vermindering met 1/5 23 242 29 385 29 885 + 6 642 + 28,6% + 500 + 1,7%

Totaal 71 781 69 826 68 668 - 3 114 - 4,3% - 1 158 - 1,7%

Tijdskrediet

Voltijds 11 452 6 018 5 790 - 5 662 - 49,4% - 228 - 3,8%

Naar halftijds 32 094 35 132 33 355 + 1 261 + 3,9% - 1 778 - 5,1%

Vermindering met 1/5 68 122 91 577 95 436 + 27 314 + 40,1% + 3 859 + 4,2%

Totaal 111 668 132 728 134 581 + 22 914 + 20,5% + 1 854 + 1,4%

Specifieke vormen

Ouderschapsverlof 34 111 53 235 57 299 + 23 189 + 68,0% + 4 065 + 7,6%

Medische bijstand 5 554 13 470 15 461 + 9 907 + 178,4% + 1 991 + 14,8%

Palliatief verlof 205 269 291 + 86 + 42,1% + 22 + 8,0%

Totaal 39 870 66 974 73 052 + 33 182 + 83,2% + 6 078 + 9,1%

Algemeen totaal 223 319 269 527 276 301 + 52 982 + 23,7% + 6 773 + 2,5%

In tegenstelling tot 2013 is het maandgemiddelde van het aantal betalingen in de verschillende stelsels van loopbaanonderbreking en tijdskrediet in 2014 globaal gezien gestegen: + 2,5% op jaarbasis.

2013 zal dus slechts terloops vermeld worden in de jarenlange stijgende evolutie van het totale aantal onderbrekingen voor alle stelsels samen. Ter herin-nering: van 2007 tot 2012 kenden de stelsels van loopbaanonderbreking en tijdskrediet een toename van 21,8%.

In 2014 was de evolutie van de gewone loopbaan-onderbreking en die van het tijdskrediet niet gelijk-lopend. Terwijl de gewone loopbaanonderbreking met 1,7% is teruggelopen, is het tijdskrediet met 1,4% toegenomen. In de beide stelsel is enkel de vermindering van prestaties met 1/5 erop vooruit gegaan: + 1,7% voor de loopbaanonderbreking en + 4,2% voor het tijdskrediet.

De specifieke vormen kenden opnieuw een groei:

+ 9,1%. Vooral de medische bijstand zet zijn groei van de voorbije jaren voort: op jaarbasis was er in 2014 een stijging van 14,8% (tegen + 17,7% in 2013) en van 178,4% sedert 2007.

6

Tabel 6.1.II

Evolutie van de procentuele verdeling volgens stelsel

2007 2013 2014

Gewone loopbaanonderbreking 71 781 32,1% 69 826 25,9% 68 668 24,9%

Tijdskrediet 111 668 50,0% 132 728 49,2% 134 581 48,7%

Specifieke vormen 39 870 17,9% 66 974 24,8% 73 052 26,4%

Totaal 223 319 100% 269 527 100% 276 301 100%

De evolutie van de verdeling per stelsel blijft erg beperkt in de periode 2013-2014. Het aandeel van de drie belangrijkste stelsels blijft relatief gelijk en het tijdskrediet is nog steeds verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de loopbaanonderbrekingen.

Zoals vorig jaar weerspiegelt de evolutie van de per-centages m.b.t. de stelsels logischerwijs de algemene evolutie van het aantal uitkeringstrekkers, nl. een verschuiving van de stelsels van gewone loopbaan-onderbreking en tijdskrediet naar de specifieke vormen.

Tabel 6.1.III

Evolutie van het aantal gerechtigden op loopbaanonder-breking en tijdskrediet volgens gewest, geslacht, leef-tijdsklasse en stelsel

2013 2014 Evol. 2013 - 2014

Gewest Vlaams Gewest 190 853 196 920 + 6 068 + 3,2%

Waals Gewest 65 408 65 965 + 557 + 0,9%

Brussels Hoofdstedelijk Gewest 13 266 13 415 + 149 + 1,1%

Geslacht Mannen 86 342 88 340 + 1 998 + 2,3%

Vrouwen 183 185 187 960 + 4 775 + 2,6%

Leeftijdsklasse < 25 jaar 1 383 1 318 - 65 - 4,7%

25-49 jaar 124 744 131 095 + 6 351 + 5,1%

50 jaar en ouder 143 400 143 887 + 487 + 0,3%

Stelsel Voltijds 22 776 22 565 - 211 - 0,9%

Naar halftijds 78 808 78 233 - 575 - 0,7%

Vermindering met 1/5 164 641 172 366 + 7 725 + 4,7%

Andere 3 302 3 136 - 165 - 5,0%

Totaal 269 527 276 301 + 6 773 + 2,5%

Het aantal onderbrekers ligt bijna drie keer hoger in het Vlaams Gewest dan in het Waals Gewest. In 2014 is hun aantal het sterkst gestegen in het Vlaams Gewest: + 6 068 tegen amper + 557 in het Waals Gewest en + 149 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De globale stijging is enkel toe te schrijven aan de toename bij de onderbrekingen met 1/5 (+4,7%). Er kan ook worden vastgesteld dat de toename zo goed als volledig terug te vinden is in de middelste leef-tijdsklasse (25-49 jaar). De evolutie bij de mannen en de vrouwen was ongeveer gelijk, met een stijging van 2,6% voor de vrouwen en 2,3% voor de man-nen.

Grafi ek 6.1.I

Gemiddelde maandelijkse uitkering (EUR) in 2013 en 2014

2013

600,00 500,00 400,00 300,00 200,00 100,00 0,00

Vlaams Gewest Waals

Gewest Brussels Hfdst.

Gewest

Mannen Vrouwen 25 - 49 Volledig

jaar Naar

halftijds

< 25

jaar 50 jaar

en ouder

Vermin-dering met 1/5

Gewest Geslacht Leeftijdsklasse Stelsel Totaal

2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014

Andere

2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014

256,56 250,62 252,48 245,29277,15 274,65 252,53 247,96 258,49 251,72282,12 281,04 214,77 210,19

292,71 286,98 487,88 486,18

359,05 351,03

177,22 175,48 173,11171,58 256,58 250,52

De maandelijkse uitkering bedraagt gemiddeld 250,52 EUR in 2014, d.i. een lichte daling in vergelij-king met 2013.

6

6.2 Gewone loopbaanonderbreking

Tabel 6.2.I

Loopbaanonderbreking – Evolutie van het aantal uitke-ringstrekkers

De gewone loopbaanonderbreking daalt op jaarbasis met gemiddeld 1 158 maandbetalingen, d.i. - 1,7%.

Geen enkele subgroep vormt een uitzondering op die algemene daling, behalve de vermindering van pres-taties met 1/5 die een lichte toename kent: + 1,7%.

2013

Mannen Vrouwen 25 - 49 Volledig

jaar Naar

Gewest Geslacht Leefdtijdsklasse Stelsel Totaal

2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014

Andere

2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014 2013 2014

224,88 224,49 249,44

219,82 224,75 221,41 233,94 241,48 225,69 216,46 216,09 225,80 165,59 161,77

De uit kering voor de gewone loopbaanonderbreking bedraagt in 2014 gemiddeld 223,08 EUR, wat een daling van 3,5% inhoudt. Voor elk van de stelsels is er een daling van het gemiddelde maandbedrag.

Nadat de gewone loopbaanonderbreking in het Waals Gewest in 2013 reeds een afname liet optekenen van 8,1%, verliest dat stelsel in 2014 nog eens 4,3%. Op te merken valt dat de volledige onderbreking jaar na jaar verder daalt: nog eens - 6,6% in 2014.

Grafi ek 6.2.I

Gewone loopbaanonderbreking – gemiddelde maande-lijkse uitkering (EUR) in 2013 en in 2014

6.3 Tijdskrediet

Sedert 1 januari 2002 is het stelsel van loopbaanon-derbreking in de privésector vervangen door het stelsel van het tijdskrediet. Vanaf 1 januari 2012 werden een aantal belangrijke reglementaire wijzi-gingen voor dat stelsel van kracht. Het tijdskrediet werd ingedeeld in een stelsel zonder motief, een stel-sel met motief en de landingsbanen of eindeloop-baanstelsels, die recht geven op een vermindering tot 1/2-tijds of met 1/5 tot aan de pensioenleeftijd.

Op 1 januari 2015 is een nieuwe reglementering ter zake (waarop we hier niet verder ingaan) van kracht geworden.

Tabel 6.3.I

Tijdskrediet - Evolutie van het aantal uitkeringstrekkers

Verdeling van het tijdskrediet 2013 2014 Evol. 2013 - 2014 in 2014

Gewest Vlaams Gewest 95 103 96 762 + 1 659 + 1,7% 71,9%

Waals Gewest 31 051 31 300 + 249 + 0,8% 23,3%

Brussels Hoofdstedelijk Gewest 6 574 6 520 - 55 - 0,8% 4,8%

Geslacht Mannen 48 807 49 185 + 378 + 0,8% 36,5%

Vrouwen 83 921 85 397 + 1 476 + 1,8% 63,5%

Leeftijdsklasse < 25 jaar 191 198 + 7 + 3,4% 0,1%

25-49 jaar 43 691 46 266 + 2 575 + 5,9% 34,4%

50 jaar en ouder 88 845 88 117 - 728 - 0,8% 65,5%

Stelsel Voltijds 6 018 5 790 - 228 - 3,8% 4,3%

Naar halftijds 35 132 33 355 - 1 778 - 5,1% 24,8%

Vermindering met 1/5 91 577 95 436 + 3 859 + 4,2% 70,9%

Type/Motief Opvoeding van een kind jonger dan 8 jaar 15 874 21 435 + 5 561 + 35,0% 15,9%

Verlenen van palliatieve zorgen 8 20 + 12 + 141,5% 0,0%

Verlenen van bijstand aan of verzorgen van

zwaar ziek gezins- of familielid 1 004 1 151 + 147 + 14,6% 0,9%

Verzorgen van een inwonend en thuis

verzorgd gehandicapt kind 287 409 + 122 + 42,4% 0,3%

Volgen van een erkende opleiding of onderwijs 761 882 + 121 + 15,9% 0,7%

Zonder motief* 33 658 32 477 - 1 181 - 3,5% 24,1%

Eindeloopbaan (verhoogde uitkering) 81 135 78 208 - 2 928 - 3,6% 58,1%

Totaal 132 728 134 581 + 1 854 + 1,4% 100%

* Met inbegrip van enkele eindeloopbanen (niet-verhoogde uitke-ringen).