• No results found

Betekenisvol taalonderwijs in de praktijk. Inzichten en breinbrekers

In document 33ste Conferentie Onderwijs Nederlands (pagina 148-152)

1. Taalonderwijs in het mbo

Op het Deltion College in Zwolle, een groot ROC met zo’n 17.000 studenten, wordt al een aantal jaren geëxperimenteerd met het vormgeven en uitvoeren van betekenis-vol taalonderwijs. De reden? Studenten die naar het mbo gaan, hebben vaak een beperkte taalbasis. Hun motivatie voor een algemeen vak als Nederlands is vaak ook laag. Ze komen naar het mbo om een beroep te leren en niet om algemene vakken te volgen. Daarnaast lijkt er, door de formalisering van het taalonderwijs in het mbo met methodes en examens, geen ruimte voor rijk taalonderwijs. Er bestaat onvrede over de methodelessen bij zowel docenten als studenten. De onderwerpen zijn algemeen, saai

en sluiten niet aan bij de belevingswereld van de student, omdat uitgevers veelal kie-zen voor een type boek per niveau en niet per opleiding. Zo moeten studenten

‘Beveiliging’ hetzelfde boek doorwerken als studenten die een verzorgingsopleiding volgen. Dat zijn redenen geweest voor taaldocenten op Deltion om na te denken over het vormgeven van betekenisvolle taallessen die los staan van de methode. Biesta (2011) was daarbij een inspiratiebron. Niet alleen ‘kwalificatie’, maar ook ‘socialisatie’

en ‘subjectificatie’ (persoonsvorming) van studenten zijn van belang. Dat alles heeft geleid tot een Deltion-visie op taalonderwijs waarbij ervan uit wordt gegaan dat het vooral van belang is dat studenten hun ervarings- en taalbasis vergroten, zodat ze vol-doende geletterd kunnen deelnemen aan de maatschappij of voor een vervolgopleiding kunnen kiezen (Schaafsma 2017). Goed taalonderwijs richt zich niet op teaching to the test (zoals in methodes gebeurt), maar op betekenisvol taalonderwijs. Cursorische vaar-digheden worden vanuit betekenisvolle contexten geoefend. Er werd ook een regie-groep ‘Taal’ samengesteld met leden vanuit verschillende opleidingssectoren. Zij zor-gen ervoor dat nieuwe ontwikkelinzor-gen op het gebied van taal het ROC bereiken, expe-rimenteren zelf met nieuwe aanpakken en begeleiden collega’s door met hen in gesprek te gaan en met hen samen te werken.

2. Als taaldocent op weg naar verandering

Ik werk sinds een aantal jaren op Deltion College als taaldocent in de opleiding ‘Orde en veiligheid’. Ik geef onderwijs aan toekomstig ‘particuliere beveiligers’, ‘coördinator beveiligers’ en ‘handhavers toezicht en veiligheid’. Zij volgen lessen op het mbo niveau 2 en 3. In alle gevallen doen zij examen op het niveau 2F. De gemiddelde klassengroot-te ligt rond de 24. Het is een mix van jongens en meisjes tussen 16 en 26 jaar (+/- 60%

jongens en +/- 40% meisjes). Een gevarieerde doelgroep, dus. Tijdens mijn eerste les-sen Nederlands op het mbo, enkele jaren geleden, merkte ik direct dat er iets zou moe-ten gebeuren in mijn lessen. Ten eerste had ik niet het gevoel dat mijn studenmoe-ten iets leerden. Ten tweede dreigde een strijd te ontstaan tussen de studenten en mij, omdat ze de lessen Nederlands niet waardeerden. Dat was niet mijn doel. Nadat ik het visie-stuk van het Deltion College had gelezen, wist ik al snel dat ik het het volgende schooljaar anders zou gaan doen. Ik besloot de methode niet meer te gebruiken, de

‘losse lesjes’ af te zweren en veel aandacht te gaan besteden aan actuele lessen over voor mijn doelgroep betekenisvolle contexten die zouden zorgen voor samenhang en een betere taalontwikkeling (Moelands e.a. 2007). Bovendien kreeg ik de kans om lid te worden van de regiegroep ‘Taal’. Inmiddels heb ik ervaren dat een andere visie op taal-onderwijs tot veel positieve energie en nieuwe inzichten kan leiden, maar ook voor breinbrekers kan zorgen.

4

3. Breinbrekers

3.1 Breinbreker 1: de opleidingsmanager

De eerste stap in het veranderen van mijn onderwijs was een overleg met mijn oplei-dingsmanager. Een aantal jaren geleden is op ons ROC per opleiding een taalmetho-de gekozen die door ietaalmetho-dereen moet wortaalmetho-den gebruikt. Managers staan vaak niet open voor verandering, omdat ze bang zijn dat er dan chaos ontstaat en dat studenten de verplichte examens niet halen. Gelukkig wist ik mijn manager te overtuigen door te wijzen op de visie en te vertellen hoe ik naar het taalonderwijs in onze opleiding kijk.

Ze was akkoord: “Ik vind het prima dat de methode de deur uitgaat. Jij bent de pro-fessional”. Ook het College van Bestuur geeft leraren die dat willen de ruimte om te experimenteren.

3.2 Breinbreker 2: de planning

Mijn opleidingsmanager voegde wel nog iets belangrijks toe: “Maar wat als je uitvalt door ziekte? Hoe weet een vervanger wat hij moet doen en waar hij de draad moet oppakken?” Een goede vraag! In ons ROC werken we met planningen, waarin precies is vastgelegd welk methodehoofdstuk op welk moment aan bod komt (het fijn curri-culum). Met mijn opleidingsmanager sprak ik af dat we, in plaats van een planning op hoofdstuknummers, een planning op lesdoelen zouden maken. Omdat daarin alleen het lesdoel vaststond, kon ik er vervolgens voor zorgen dat ik voor iedere klas een aan-gepaste les op eigen niveau kon maken, gebaseerd op actuele contexten.

3.3 Breinbreker 3: de studenten

Tijdens de eerste weken van het schooljaar kwam ik een volgende hobbel tegen. De studenten bleken zo gewend te zijn aan leren uit een boekje dat ze maar moeilijk kon-den wennen aan het op het oog ‘losse’ karakter van de lessen. Ze hadkon-den veel meer vrijheid, maar ze vroegen zich ook af wat ze eigenlijk leerden nu ze geen lesjes in methodes meer invulden. Ik heb daar veel gesprekken met hen over gevoerd. Na een periode van 10 weken, toen studenten het eerste product moesten inleveren, was de twijfel weg en geloofden ze in hun nieuwe vrijheid. Bijkomend voordeel: veel studen-ten kwamen ineens met plezier naar het vak Nederlands.

3.4 Breinbreker 4: de voorbereiding

Collega’s vragen me altijd weer of het niet heel veel werk is om actuele lessen te beden-ken. Natuurlijk is het in het begin even omschakelen, maar ik moet zeggen dat ik er

4

veel handigheid in heb gekregen. Ik heb als het ware een focus ontwikkeld op het vin-den van interessant materiaal voor mijn stuvin-denten als ik de krant of nieuwssites lees.

Toch zou ik nog meer willen samenwerken met collega’s, zodat we van elkaars zoek-tochten kunnen profiteren.

3.5 Breinbreker 5: het examen

Ik wil graag mooi taalonderwijs geven dat studenten kansen biedt, maar managers en studenten willen vooral graag de taalexamens halen. Begrijpelijk natuurlijk. Kon ik dat met mijn nieuwe aanpak nog garanderen? Het was even spannend, maar aangezien ik een planning op basis van doelen had gemaakt, leken mijn studenten goed voorbereid te zijn op het examen. Ik had niet alleen gekozen voor vrijheid, maar ook voor struc-tuur. Ik hield de resultaten van de studenten bij en maakte me toch wat zorgen (zie:

Tabel 1).

2017-2019 2018-2020 2019-2021

HTV A 6.8 6.9 6.3

HTV B 7.9 7.3 5.7

HTV C - 6.3

Tabel 1 – Gemiddelde cijfers voor schrijven 2F HTV (Handhaver Toezicht en Veiligheid).

Ik ben inhoudelijk naar de examens gaan kijken en met studenten in gesprek gegaan.

De teksten op de examens waren pareltjes. Mijn studenten hadden veel ervaring opge-daan met het schrijven van verschillende soorten teksten en ze hadden geen moeite met het produceren van samenhangende teksten en het geven van argumenten. Toen ik met de studenten besprak wat zij misten, bleek dat ze vooral de regels omtrent het schrijven van een artikel of een brief niet helemaal naleefden en daar worden ze voor-al op beoordeeld. Ik zou aan mijn betekenisvolle lessen toch echt ook nog wat exa-mentraining moeten toevoegen. Waar ik over nadenk: wat is een goede balans tussen werken aan de taalbasis en aan betekenisvol taalonderwijs enerzijds en het geven van examentraining anderzijds, zodat studenten slagen voor het vak Nederlands?

4. Tot slot

Nu ik het tweede jaar inga van experimenteren met onderwijs waar ik helemaal achter sta, bekruipen me ook vragen. Doe ik er goed aan om de methode los te laten? Doe ik mijn studenten niet tekort? Kan ik vertrouwen op wat ik weet over goed taalonder-wijs? Ik blijf onderzoeken wat de effecten zijn van het lesgeven op mijn manier, zon-der lesboek en met veel aandacht voor lezen en schrijven. Welke producten leveren de

studenten af? Komen studenten met plezier naar de les? En ja, welke cijfers halen ze voor de examens? Want ook in het tweede jaar zal ik ongetwijfeld weer nieuwe inzich-ten en breinbrekers tegenkomen.

Referenties

Biesta, G. (2011). Learning democracy in school and society: Education, lifelong learning and the politics of citizenship. Rotterdam: Sense Publishers.

Moelands, F, J. Jongen, F. van der School & B. Henken (2007). “Balans over leesstra-tegieën in het primair onderwijs”. In: Primair Onderwijs Peiling van het Onderwijsniveau, 35, z.p.

Schaafsma, F. (2017). ‘Visie op Nederlands, rekenen en Engels vanuit het Deltion-onderwijsconcept’. Zwolle: Deltion College.

Ronde 5

Trinske Mijnheer

Hogeschool Windesheim, Zwolle / Aventus, Apeldoorn Contact: t.mijnheer@aventus.nl

In document 33ste Conferentie Onderwijs Nederlands (pagina 148-152)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN