• No results found

Migratie intenties leerlingen Kop van Noord-Holland

5.3 Betekenis van regionale territoriale binding voor migratie intenties

De laatste onafhankelijke variabele die besproken wordt is de regionale territoriale binding van de scholieren voortgezet onderwijs. In tabel 8 zijn de resultaten weergegeven.

Tabel 8: drie dimensionale tabel, verhouding tussen regionale territoriale binding en migratie intenties per regio

Migratie intentie/regionale territoriale binding Weinig binding Gemiddeld Sterke binding Achterhoek Blijven 7 9 47 Verwacht aantal 9,2 14,3 39,5

% in binding met omgeving 35,0% 29,0% 54,7%

Vertrekken 13 22 39

Verwacht aantal 10,8 16,7 46,5

% in binding met omgeving 65,0% 71,0% 45,3%

Totaal 20 31 86

Verwacht aantal 20,0 31,0 86,0

% totaal 100% 100% 100%

KvN-H Blijven 5 17 38

Verwacht aantal 7,1 17,3 35,7

% in binding met omgeving 27,8% 38,6% 41,8%

Vertrekken 13 27 53

Verwacht aantal 10,9 26,7 55,3

% in binding met omgeving 72,2% 61,4% 58,2%

Totaal 18 44 91

Verwacht aantal 18,0 44,0 91,0

% totaal 100% 100% 100%

Achterhoek Kop van Noord-Holland

Cramer’s V: 0.443 Cramer’s V: 0.366 Significantie: 0.000 Significantie: 0.000

In de Achterhoek wil een overgroot deel van de leerlingen dat zich zwak verbonden voelt met de regio de Achterhoek verlaten. Aan de andere kant wil 68,8% van de leerlingen die zich wel verbonden voelt met de regio daadwerkelijk ook nog over tien jaar in de Achterhoek blijven

33

wonen. In de Kop van Noord-Holland is hetzelfde patroon zichtbaar. Van de leerlingen die geen binding hebben met de regio wil iedereen de regio verlaten hebben over tien jaar. Van de leerlingen die zich wel (sterk) verbonden voelen met de regio wil iets meer dan de helft van de leerlingen in de regio blijven wonen over tien jaar. In de Achterhoek is er sprake van een sterk verband tussen de variabelen. In de Kop van Noord-Holland is er ook een samenhang, wel iets minder sterk dan in de Achterhoek. Beide tabellen hebben een significantie van 0.000, dit laat zien dat er een verband tussen de variabelen regionale territoriale binding en migratie intenties is.

De resultaten die in de tabellen naar voren komen zijn niet onlogisch. De leerlingen die zich verbonden voelen met de regio willen eerder blijven dan leerlingen die zich niet verbonden voelen met de regio. Wat opvallend is dat de groep leerlingen met een sterke binding die willen blijven wonen in de Kop van Noor-Holland relatief een stuk kleiner is dan diezelfde groep in de Achterhoek. In de Kop van Noord-Holland is de betekenis van de regionale territoriale binding kleiner voor de beslissing om te vertrekken of te blijven dan in de Achterhoek waar er meer leerlingen willen blijven met een sterke regionale territoriale binding.

Uit figuur 12 blijkt dat er relatief minder leerlingen zich verbonden voelen met de regio in de Achterhoek dan in de Kop van Noord-Holland. Wellicht dat het voor leerlingen uit de Kop van Noord-Holland makkelijker is om te zeggen dat zij zich identificeren met de regio omdat de drempel om er bij te horen laag is. In de Achterhoek is er een sterke identiteit van de regio. Deze sterke identiteit kan er ook voor zorgen dat de leerlingen zich juist niet met de Achterhoek willen identificeren. De leerlingen met een sterke regionale territoriale binding in de Achterhoek verwachten vaker nog in de Achterhoek te wonen dan de leerlingen met een sterke regionale territoriale binding in de Kop van Noord-Holland. Dit kan voort komen uit dat het meer betekent om je sterk met de Achterhoek verbonden te voelen dan dat dat het betekent je sterk verbonden te voelen met de Kop van Noord-Holland.

6 Conclusie

In dit onderzoek naar jongeren in rurale krimpgebieden is specifiek onderzoek gedaan naar de rol van lokale territoriale binding en regionale territoriale binding van scholieren voortgezet onderwijs in de Achterhoek en de Kop van Noord-Holland. De centrale onderzoeksvraag was:

“In hoeverre beïnvloeden lokale territoriale binding en regionale territoriale binding de migratie intenties van scholieren voortgezet onderwijs in de Achterhoek en Kop van Noord- Holland in 2019?” Om deze vraag te beantwoorden is er eerst een beeld geschetst van de

variabelen in het onderzoek. Eerst werd er een beeld gegeven de individuele kenmerken van de respondenten. Vervolgens een beeld van de geografische kenmerken van de respondenten. Deze twee variabelen dienden als ondersteuning voor de twee variabelen die centraal stonden in het onderzoek. Dit zijn lokale territoriale binding en regionale territoriale binding. Ten slotte werd laten zien hoe deze variabelen afzonderlijk de migratie intenties beïnvloedden van de scholieren voortgezet onderwijs uit de Achterhoek en de Kop van Noord-Holland.

In het onderzoek stond de huidige functionele binding met de regio van de scholieren niet centraal. Omdat de functionele binding tijdens het voortgezet nog niet zo’n belangrijke rol speelt. In de levensfase die volgt na het voortgezet onderwijs is de functionele binding een stuk belangrijker. De plaats waar opleiding en werk is, is de plaats waar de leerlingen willen wonen. Als dat in de thuisregio is, willen ze er blijven wonen. Als het noodzakelijk is om de regio daarvoor te verlaten, zullen de leerlingen naar eigen verwachting de thuisregio verlaten. Dit

34

beeld is in de Achterhoek en de Kop van Noord-Holland sterk aanwezig. In beide gebieden wil een kwart van de leerlingen die elders gestudeerd heeft over tien jaar weer in de thuisregio wonen. Dit zijn de scholieren die mentaal de Achterhoek of Kop van Noord-Holland niet verlaten. De functionele binding speelt een erg belangrijkere rol in de migratie intenties van scholieren voortgezet onderwijs.

Bij de andere dimensies van lokale territoriale binding zijn er echter wel interessante verschillen tussen de Achterhoek en Kop van Noord-Holland waarneembaar. De invloed van sociale binding en sociale oriëntatie op de intentie om te blijven is sterker in de Achterhoek dan in de Kop van Noord-Holland. De sociaal culturele binding is ook in de Achterhoek van invloed op de beslissing om te blijven, van alle vier de dimensies van lokale territoriale binding is de invloed van sociaal culturele binding het grootst in de Kop van Noord-Holland. Leerlingen laten zich het meeste beïnvloeden door sociaal culturele binding in de beslissing om te blijven in de Kop van Noord-Holland. Bij de laatste dimensie van lokale territoriale binding, binding met omgeving is de betekenis voor de Achterhoek weer sterker dan in de Kop van Noord-Holland. Bij de regionale territoriale binding geldt hetzelfde als bij de lokale territoriale binding van beide gebieden. In de Achterhoek is een sterke regionale territoriale binding meer van invloed op de beslissing om te blijven dan in de Kop van Noord-Holland. Leerlingen uit de Kop van Noord-Holland met een zwakke regionale territoriale binding zullen eerder vertrekken dan leerlingen uit de Achterhoek met een zwakke regionale territoriale binding. De Achterhoek heeft in het dagelijks leven een sterker aanwezige identiteit dan de Kop van Noord-Holland. Het is wel opvallend aangezien er in de Kop van Noord-Holland relatief meer leerlingen een sterkere regionale binding hebben.

Uit het onderzoek blijkt dat lokale territoriale binding en regionale territoriale binding migratie intenties van leerlingen in krimp- en anticipeergebieden kunnen beïnvloeden. Voor het ene gebied kan de invloed van territoriale binding sterker zijn dan voor het andere gebied. In dit onderzoek is de invloed van territoriale binding in de Achterhoek sterker dan in de Kop van Noord-Holland. Territoriale binding is niet de enige factor die migratie intenties beïnvloedt. Ook het perspectief op een passende baan is van invloed op de migratie intenties van leerlingen. Dat perspectief op een baan heeft wellicht een grotere invloed op de migratie intenties dan territoriale binding heeft.

7 Discussie met beperkingen en aanbevelingen

Dit onderzoek heeft geprobeerd aan te tonen hoe lokale territoriale binding en regionale territoriale binding, (zachte factoren) van scholieren voortgezet onderwijs met hun migratie intenties samenhangen. De voornaamste bevinding betreft: de harde factoren zijn erg bepalend voor de verwachte toekomstige woonplek van scholieren voortgezet onderwijs in de Achterhoek en de Kop van Noord-Holland. Terwijl op voorhand de nadruk werd gelegd op de rol van zachte factoren, namelijk: territoriale binding. Leerlingen die zich territoriaal verbonden voelen met de regio willen wel blijven. Als er geen opleiding of werk is, wonen ze waarschijnlijk niet meer in de regio waar ze zijn opgegroeid. Binnen de zachte factoren zijn er ook verschillen in resultaten waarneembaar tussen de beide gebieden. In de Achterhoek kwamen voor de hand liggende resultaten naar boven. Als scholieren voortgezet onderwijs een hoge binding met plaats hebben, wil een meerderheid van de scholieren voortgezet onderwijs ook nog in de Achterhoek wonen over tien jaar. Dit hoeft natuurlijk niet te betekenen dat zij specifiek in de Achterhoek willen blijven wonen, ze kunnen gebonden zijn hun woonplaats

35

door de aanwezigheid van familie. In de Kop van Noord-Holland daarentegen willen ook veel leerlingen met een hoge binding vertrekken. Het is wel van belang om te vermelden dat de uitkomsten in de Kop van Noord-Holland niet significant zijn. Bij regionale territoriale binding zijn de resultaten wel significant. Daar zijn geen onverwachte resultaten. In beide gebieden willen leerlingen met een zwakke binding met de regio vaker vertrekken dan blijven, en vice versa. Hier kunnen ook meerdere redenen aan ten grondslag liggen: waar wil iemand studeren, waar woont veel familie? Resultaten die op voorhand niet verwacht werden zijn: in de Kop van Noord-Holland willen ook meer lager opgeleide mensen vertrekken dan blijven en er zijn meer jongens die willen vertrekken dan blijven.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee- en drie dimensionale analyses. Op deze manier is slechts gekeken hoe elke onafhankelijke variabele afzonderlijk de afhankelijke variabele beïnvloedt. Een multivariate analyse analyseert de variabelen tegelijkertijd waardoor er ook een beter beeld zou ontstaan van de samenhang tussen de onafhankelijke variabelen. Een vervolgonderzoek zou gebruik kunnen maken van multivariate analyse om de samenhang tussen onafhankelijke variabelen bloot te leggen. Op basis van het onderzoek kan niet gesteld worden welke variabele de sterkste invloed heeft op migratie intenties. Daarnaast staan regionale territoriale binding en lokale territoriale binding niet geheel los van elkaar. De dimensie ‘sociaal culturele binding’ van lokale territoriale binding werd gemeten aan de hand van het spreken van dialect en participatie aan lokale/regionale tradities. In de dimensie werd dus gevraagd naar binding die een lokale en/of regionale uiting hebben.

Het feit dat de uitkomsten van meerdere tabellen in vooral de Kop van Noord-Holland niet significant zijn, is daarnaast ook een beperking. Een andere beperking is dat het niet gelukt is om scholieren voortgezet onderwijs te enquêteren die mavo doen in de Kop van Noord-Holland. Een gevolg hiervan is dat de mavo leerlingen die eerder in Doetinchem zijn geënquêteerd niet zijn meegenomen in de analyse, waardoor vooral de analyse van de dimensie onderwijs in het onderzoek niet volledig is. Toekomstig onderzoek zou er goed aan doen om er voor te zorgen dat mavo leerlingen wel meedoen in het onderzoek. Daarnaast zou er ook een kwalitatief onderdeel aan het onderzoek kunnen worden toegevoegd om de verhalen achter de cijfers te achterhalen. Dan zou je echt kunnen uitdiepen hoe de lokale territoriale binding of regionale territoriale binding een rol speelt in het leven van scholieren voortgezet onderwijs. Het gaat in dit onderzoek nog om verwachtingen van leerlingen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn gebaseerd op deze verwachtingen. Het zou interessant zijn om al deze leerlingen over tien jaar nogmaals te enquêteren, al is dat ook erg onwaarschijnlijk.

Bevolkingsaantallen in krimpgebieden dalen door dalende geboortecijfers en jongeren die wegtrekken. Een enkele en eenvoudige oplossing om krimp tegen te gaan is niet te benoemen. Krimp- en anticipeergebieden bieden voor voornamelijk universitair opgeleide jongeren niet genoeg uitdagende banen waardoor jongeren uit krimpgebieden niet meer terug keren naar het gebied waar ze zijn opgegroeid. Beleid van krimpgebieden is er op gericht om banen te creëren voor hoger opgeleiden. Op deze manier wil men hoger opgeleiden naar de krimpgebieden halen, voornamelijk degenen die er zijn opgegroeid (Stohr et. al, 2019). Het creëren van banen voor jongeren met een universitaire opleiding is een manier om ze in de regio te houden. Jongeren willen namelijk wel terugkeren naar de regio of blijven vanwege de meer zachte factoren als vrienden en familie. Maar als er geen banen zijn komen ze niet terug. Iedere krimp- of anticipeerregio is anders. Per regio is een afzonderlijke aanpak nodig om de (toekomstige) krimp goed te kunnen begeleiden.

36

8 Nawoord

Tijdens het schrijven van mijn scriptie heb ik geleerd hoe variërend het doen van onderzoek is. Je begint met een klein idee in je hoofd en voor je bij het eindproduct bent moet je veel verschillende stappen nemen. Niet alle stappen gingen vooruit. Een van de stappen terug was het telefoontje dat een school in Doetinchem niet meer wilde meewerken aan het onderzoek. Gelukkig is het nog goed afgelopen in beide gebieden. Ik wil ten eerste graag mijn begeleider dhr. Thissen bedanken voor zijn kritiek op mijn werk en zijn inzet om scholen zover te krijgen mij toestemming te geven om enquêtes te kunnen afnemen. Ook wil ik de andere vier studenten bedanken in mijn werkgroep voor de input tijdens onze werkgroepen. In het bijzonder wil ik Laura Voortman bedanken, het maken van de enquête met jou waren lange maar erg leuke en gezellige dagen. Onze dag in Doetinchem was een van de leukste dingen om te doen tijdens het maken van mijn scriptie. Ik wil ook graag Geert Ent en Luciën Hoogenbosch bedanken, zij hebben het mogelijk gemaakt om op het Ulenhofcollege in Doetinchem en het Lyceum aan Zee in Den Helder enquêtes af te mogen nemen door hun belangeloze inzet. Uiteraard ook een bedankje aan alle leerlingen op de scholen die de enquête hebben ingevuld, zonder hen was het nooit gelukt! Als laatste wil ik graag mijn ouders, zus en vriendin Roosmarijn bedanken voor de steun als het even niet meer zo goed ging.

37

9 Literatuurlijst

Bjarnason, T. and T. Thorlindsson (2006) Should I stay or should I go? Migration

expectations among youth in Icelandic fishing and farming communities. Journal of Rural Studies 22 (3) pp. 290–300, DOI: 10.1016/j.jrurstud.2005.09.004

Bryman, A. (2012). Social Research Methods - 4th Ed. 4th ed. Oxford: OXFORD University Press.

CBS (2017). Prognose: 18,4 miljoen inwoners in 2060. [online] Available at:

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/51/prognose-18-4-miljoen-inwoners-in-2060.

[Accessed on 14 Mar. 2019].

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2019). Begrippen. [online] Available at:

https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/begrippen?tab=s#id=stedelijkheid--van-een- gebied-- [Accessed 18 Mar. 2019].

Colijn, J. and Groenewold, K. (2015). Oerend mooie Achterhoek. 1st ed. Amsterdam. Fielding, A. (1992). Migration and Social Mobility: South East England as an Escalator Region. Regional Studies, 26(1), pp.1-15.

Giddings, R. and Yarwood, R. (2007). Growing up, going out and growing out of the countryside: childhood experiences in Rural England. Children's Geographies, 3(1), pp.101- 114.

Gieling, J., Vermeij, L. and Haartsen, T. (2017). Beyond the local-newcomer divide: Village attachment in the era of mobilities. Journal of Rural Studies, 55.

Glendinning, A., Nuttall, M., Hendry, L., Kloep, M. and Wood, S. (2003). Rural

Communities and Well-Being: A Good Place to Grow Up?. The Sociological Review, 51(1), pp.129-156.

Glomm, G. (2019). A Model of Growth and Migration. [online] Ideas.repec.org. Available at: https://ideas.repec.org/a/cje/issued/v25y1992i4p901-22.html [Accessed 25 May 2019]. Haartsen, Tialda & Frans Thissen (2014) ‘The success–failure dichotomy revisited: young adults' motives to return to their rural home region’, Children's Geographies, 12:1, 87-101. Haggeman, H. (2017). Krimp Achterhoek houdt niet op na 2030. [online] Gelderlander.nl. Available at: https://www.gelderlander.nl/achterhoek/krimp-achterhoek-houdt-niet-op-na- 2030~af8a17c3/ [Accessed 16 Mar. 2019].

Heck, W. (2018). ‘We liggen op uitsterfkoers, maar niemand heeft het erover’. [online] NRC. Available at: https://www.nrc.nl/nieuws/2018/09/21/we-liggen-op-uitsterfkoers-maar-

niemand-heeft-het-erover-a1626135 [Accessed 16 Mar. 2019].

Kilpatrick, S. and Abbott-Chapman, J. (2002). Rural young people’s work/study priorities and aspirations: The influence of family social capital. The Australian Educational Researcher, 29(1), pp.43-67.

Kooiman, Niels, Jan Latten, Marco Bontje (2018) Human Capital Migration: A Longitudinal Perspective. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 109:5, 644–660.

38

Krikke, P. (2014). Grenzen aan de krimp. [online] Den Haag: Rijksoverheid. Available at: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-393902.pdf [Accessed 30 Jul. 2019].

Lucas, Jr., R. (2004). Life Earnings and Rural‐Urban Migration. Journal of Political

Economy, 112(S1), pp.S29-S59.

Movares (2017). De Kop werkt!. [online] Movares. Available at:

http://file:///C:/Users/simon/Downloads/Position%20Paper%20De%20Kop%20Werkt[6310]. pdf [Accessed 16 Mar. 2019].

NRC. (2018). Krimpgebieden zijn een gegeven, niet een probleem. [online] Available at: https://www.nrc.nl/nieuws/2018/04/06/krimpgebieden-zijn-een-gegeven-en-geen-probleem- a1598496 [Accessed 2 Aug. 2019].

Omroep Gelderland. (2015). Ludieke actie tegen Achterhoek-borden in de Liemers: 'Hier is

niet goed over nagedacht'. [online] Available at:

https://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2102505/Ludieke-actie-tegen-Achterhoek-borden- in-de-Liemers-Hier-is-niet-goed-over-nagedacht [Accessed 11 Aug. 2019].

Paasi, A. (2009). The resurgence of the ‘Region’ and ‘Regional Identity’: theoretical perspectives and empirical observations on regional dynamics in Europe. Review of

International Studies, 35(S1), pp.121-146.

PBL.nl. (2019). Huishoudens. [online] Available at:

https://www.pbl.nl/dossiers/bevolking/content/DemografieHuishoudens [Accessed 13 Aug. 2019].

Pedersen, Helle Dalsgaard (2018) ‘Is Out of Sight out of Mind? Place Attachment among Rural Youth OutMigrants’, Sociologia Ruralis, 58:3, 684-704.

Prognose 2017-2040 Bevolking, huishoudens en woningbehoefte. (2017). [online] Haarlem: Provincie Noord-Holland. Available at:

http://file:///C:/Users/simon/Downloads/Bevolkingsprognose%20Noord-Holland%202017- 2040%20(1).pdf [Accessed 16 Mar. 2019].

Regionale Bestuurskracht Kop van Noord-Holland. (2013). [image] Available at: https://www.noord-

holland.nl/Bestuur/Regionale_bestuurskracht/Regio_s/Regionale_bestuurskracht_Kop_van_N oord_Holland [Accessed 4 Aug. 2019].

Rijksoverheid (2019). Krimp- en anticipeergebieden. [image] Available at:

https://erfgoedmonitor.nl/onderwerpen/krimp-en-anticipeergebieden [Accessed 16 Jun. 2019]. Rijksoverheid.nl. (2018). Krimpgebieden en anticipeergebieden. [online] Available at:

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bevolkingskrimp/krimpgebieden-en- anticipeergebieden [Accessed 16 Mar. 2019].

Rijksoverheid.nl. (2019). Oorzaken en gevolgen bevolkingsdaling. [online] Available at: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bevolkingsdaling/oorzaken-en-gevolgen- bevolkingsdaling [Accessed 2 Aug. 2019].

Simon, C., Huigen, P. & Groote, P. (2010). Analysing regional identities in the Netherlands. Tijdschrift voor economische en sociale geografie, 101(4), pp.409-421.

39

Statline.cbs.nl. (2019). CBS StatLine - Bevolkingsontwikkeling; regio per maand. [online] Available at: https://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37230ned&D1=0- .

Stohr, J., Hol, E. and Bontje, M. (2019). Krimp: in de kern een economisch verschijnsel, dus ook economische regie. Ruimte & Maatschappij, 10(3).

Stuart-Fox, M., Blijie, B., Ligthart, D., Faessen, W. and Kleinepier, T. (2019). De

woningmarkt en leefbaarheid in krimpgebieden. Delft: ABF Research. [Accesed 30 jul. 2019]

Taxworks (n.d.). Ons werkgebied is de regio Achterhoek. [image] Available at: https://www.tax-works.nl/werkgebied [Accessed 16 Jun. 2019].

Ter Heide, H. and Smit, E. (2016). Een halve eeuw suburbanisatie in Holland. [online] Geografie.nl. Available at: https://geografie.nl/artikel/een-halve-eeuw-suburbanisatie-holland [Accessed 13 Aug. 2019].

Tempelman, S. (1999), Duiken in het Duister: Een Gematigd Constructivistische Benadering van Culturele Identiteit. Migrantenstudies 2, pp. 70–82.

Thissen, F., Drooglever Fortuijn, J. and Derijcke, E. (2007). Blijven of wijken. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Thissen, Frans, Joos Droogleever Fortuijn, Dirk Strijker, Tialda Haartsen (2010) ‘Migration intentions of rural youth in the Westhoek, Flanders, Belgium and the Veenkoloniën, The Netherlands’, Journal of Rural Studies 26:4, 428-436.

Van der Vleuten, O. (2018). Een huisarts in Middelburg? Vergeet het maar... AD. [online] Available at: https://www.ad.nl/binnenland/een-huisarts-in-middelburg-vergeet-het- maar~a41f4dde/?referrer=https://www.google.com/ [Accessed 11 Aug. 2019].

Young, A. (2013). Inequality, the Urban-Rural Gap, and Migration*. The Quarterly Journal

of Economics, 128(4), pp.1727-1785.

40

Bijlage 1: schema van variabelen