• No results found

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.3 Bestemmingsplan Ommen-Zuid

Het bestemmingsplan Ommen-Zuid bestaat voor een deel uit stedelijk gebied en voor een deel uit landelijk gebied. Deze twee gebieden gaan op een aantrekkelijke manier 'in elkaar over'. Het stedelijk gebied is royaal van opzet en doet landelijk aan en in het landelijk gebied komen veel 'stedelijke' functies voor. In het bestemmingsplan is waterberging en het Reggeherstelproject niet genoemd. Tevens is er geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen ten behoeve van waterbergingsprojecten. Wel is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de ontwikkeling van nieuwe natuur.

Het plangebied kent in het bestemmingsplan Ommen-Zuid meerdere bestemmingen. De Regge is voor een klein gedeelte opgenomen in het bestemmingsplan en bestemd als 'Water'. De dijk van de Regge is bestemd als 'Dijk'. De agrarische gronden zijn bestemd voor 'Agrarisch gebied met landschapswaarden'. De dijk en een strook agrarische grond is aangeduid als 'zone ten behoeve van het dijklichaam'. Binnen de bestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' is waterberging niet mogelijk, waardoor een bestemmingswijziging noodzakelijk is om de beoogde ontwikkeling te kunnen realiseren.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Op 15 augustus en 12 september 2012 is door Geofox-Lexmond een locatie-inspectie uitgevoerd, zoals opgenomen in Bijlage 2. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat op de onderzoekslocatie zelf geen informatie met betrekking tot de milieuhygiënische bodemkwaliteit aanwezig is. In de directe nabijheid van de onderzoekslocatie zijn enkele verontreinigingen aangetoond. Echter wordt niet verwacht dat deze een grote invloed op het projectgebied hebben.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.2 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Regge en Dinkel, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Voor onderhavig plan is het Waterschap zelf de initiatiefnemer. Voor het project 'Reggeherstelprojecten Beneden Regge 2013' heeft het Waterschap voor elk deelgebied een projectplan opgesteld, waarin alle relevante wateraspecten zijn meegenomen. In deze paragraaf zijn de belangrijkste aspecten uit het projectplan 'Reggeherstelproject Kiekebelt' samengevat.

Gebiedsbeschrijving

De Regge is de belangrijkste rivier in het westelijk deel van Twente en is onderverdeeld in drie delen, namelijk de Boven, Midden, en Beneden Regge. De Beneden Regge vormt het benedenstroomse deel en loopt van stuw Hancate tot aan de uitmonding in de Vecht. Op de Beneden Regge wateren verschillende zijwaterlopen af, waaronder de Linderbeek en de Hammerwetering.

Huidige situatie Waterkwantiteit

De Regge stroomt van Diepenheim naar Ommen en heeft een totale lengte van circa 47 m en een gemiddeld verval van circa 0,15 m per kilometer. Via de Regge komt het water van het centrale en westelijke deel van Twente tot afvoer. Bij de monding in de Overijsselse Vecht bij Ommen komt een stroomgebied tot afvoer van een omvang van ongeveer 82.000 ha.

Het watersysteem van de Regge wordt vooral gevoed met water afkomstig van talrijke zijwaterlopen, zie afbeelding 16. De belangrijkste voedingsbronnen van de Beneden Regge zijn de Midden Regge, Linderbeek en Hammerwetering. Om de waterhuishouding zo optimaal mogelijk te kunnen regelen is de Regge geheel gestuwd. Het water in de Beneden Regge wordt op peil gehouden door stuw Vilsteren in de Vecht. Stuw Vilsteren hanteert een zomerpeil 2,65 m +NAP en een winterpeil van 2,35 m +NAP. De stuw is in beheer bij Waterschap Groot Salland. Stuw Archem is niet van invloed op het projectgebied Kiekebelt.

De huidige bodembreedte van de Beneden Regge in het projectgebied bedraagt circa 20 m.

De knelpunten in het projectgebied worden vooral veroorzaakt door:

 de in het verleden verkorte lengte van de Regge;

 het verdiepte en verbrede stroomprofiel van de Regge;

 geen ruimte voor water wanneer dit nodig is.

Deze situatie, deels veroorzaakt door ingrepen in het verleden, heeft ertoe geleid dat de veerkracht van de Regge sterk is afgenomen. De morfodynamiek behorend bij een natuurlijk riviersysteem is grotendeels verdwenen. Door het verkorte afvoertracé is de afvoercapaciteit vergroot, wat versnelde piekafvoeren tot gevolg heeft.

Waterkwaliteit

De waterkwaliteit van de Beneden Regge wordt voornamelijk bepaald door de kwaliteit van het water uit de Midden Regge dat wordt beïnvloed vanuit diverse bronnen, zoals het toegevoerde water uit stedelijk gebied (dat negatief wordt beïnvloed door onder andere RWZI's en overstorten), aanvoerwater uit het Twentekanaal in droge perioden en water uit landbouw- en natuurgebieden. Daarnaast is er een flinke beïnvloeding vanuit de Linderbeek;

de kwaliteit hiervan wordt negatief beïnvloed door een cluster van zuiveringen (onder andere Den Ham, Vriezenveen en zuiveringen in Almelo, Hengelo en Enschede). In het Beneden Reggegebied zelf is vooral de aanvoer van water uit landbouw- en natuurgebieden bepalend voor de kwaliteit.

In het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn binnen het beheergebied van het Waterschap diverse 'waterlichamen' gedefinieerd. De Beneden Regge is één van deze waterlichamen. De Slenke, Linderbeek, Bevert, (Beneden) Hammerweteringen en natuurlijk de Midden Regge zijn andere KRW waterlichamen binnen het stroomgebied van de Beneden Regge die uitmonden in de Beneden Regge.

Toekomstige situatie

Het hydraulisch ontwerp voor het plangebied van het Reggeherstelproject is erop gericht de Regge om te vormen tot een meer natuurlijk en veerkrachtig riviersysteem. Hiertoe wordt de

Beneden Regge op een aantal locaties heringericht. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op twee van deze deelgebieden, namelijk Kiekebelt en Dalmsholte.

De te verwachten projectresultaten binnen het plangebied zijn:

 een natuurlijke Beneden Regge;

 het vasthouden van water;

 ruimte voor water tijdens hoogwatersituaties;

 een verbetering van de natuurwaarden;

 een verbetering van de recreatieve belevingswaarde.

Streefbeeld Kiekebelt

Het streefbeeld voor de Regge in het projectgebied Kiekebelt is om 1 km beekherstel te realiseren. Daarnaast is het streven om één natuurlijk ingerichte waterloop te maken met een smallere, hogere bodem en meer ruimte voor water. Dit gebeurt door de basisafvoer grotendeels over bestaand tracé, en voor een klein deel door voormalige meanders te leiden en de huidige loop deels te verleggen, beperkt te verondiepen en te versmallen. Bij hogere afvoeren stroomt het water ook door de oude afgesloten grote meander (in de zuidoosthoek van het projectgebied) en worden de gronden binnen het projectgebied benut voor waterberging. Om het streefbeeld te kunnen realiseren, zijn de volgende maatregelen nodig.

Maatregelen hydrologie en morfologie: plangebied wordt afgestemd op dit nieuwe watersysteem.

4.3 Ecologie

Regelgeving en beleid Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere

verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet.

Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

 er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);

 er geen alternatief is;

 geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang.

Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

a. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;

b. door de minister van I&M (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;

c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van I&M). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Resultaten onderzoek

Door Eelerwoude is het rapport 'Natuurtoets, Reggeherstelprojecten Beneden Regge 2013' (projectnummer: P5893, datum: 14-12-2012) opgesteld, zie Bijlage 3. Deze rapportage vormt een aanvulling en actualisatie van de in 2011 door Ecogroen uitgevoerde natuurtoetsen (Quickscan, maart 2011 / Natuurtoets, november 2011 / Habitattoets, november 2011). De in deze onderzoeksrapporten omschreven ontwikkelingen en de weergegeven begrenzingen van de verschillende projectlocaties zijn dusdanig aangepast dat een aanvulling en actualisatie noodzakelijk is. De verspreidingsgegevens van beschermde soorten uit deze rapportages zijn door Eelerwoude (tot zover relevant) in kaartbeelden samengevat en aangevuld met informatie uit eigen onderzoeken en nieuwe literatuurbronnen. In het rapport is de volgende conclusie opgenomen.

Gebiedsbescherming

Een nadere toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet of Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt niet noodzakelijk geacht. Verwacht wordt dat de voorgenomen

plannen vooral een positief effect hebben op bestaande en te ontwikkelen natuurwaarden, door de aanleg van nieuwe meanders, landschapselementen (poelen, bosjes, bomenrijen etc.) en een extensivering van het nu nog overwegend intensief agrarische beheer.

Soortenbescherming

Geconcludeerd wordt dat het plangebied een geschikt leefgebied vormt voor diverse beschermde planten- en diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet. Het gaat om algemene en licht beschermde soorten zoals zoogdieren en amfibieën, maar ook om een aantal strikt beschermde soorten zoals vogels en vleermuizen.

De voorgenomen ontwikkelingen hebben naar verwachting vooral een positief effect op flora en fauna door de aanleg van nieuwe landschapselementen en een meer natuurlijke vormgeving van de Regge en het Reggedal. Negatieve effecten op bestaande natuurwaarden zijn zoveel mogelijk voorkomen door een vroegtijdige terugkoppeling met het ontwerpteam en indien noodzakelijk door planaanpassing. Resterende effecten worden gemitigeerd en de maatregelen die daarbij noodzakelijk zijn worden vastgelegd in een op te stellen ecologisch werkprotocol, dat onderdeel uitmaakt van de contractdocumenten van de uitvoerder.

Samengevat wordt geconcludeerd dat met inachtneming van de voorwaarden in het op te stellen werkprotocol, de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkelingen en plannen niet in de weg staat. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht.

Tot slot wordt opgemerkt dat (structurele) wijzigingen in de planontwikkeling kunnen leiden tot andere effecten en daarmee tot andere conclusies in het kader van deze natuurtoetsing.

Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden.

4.4 Archeologie

Regelgeving en beleid Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Toetsing en conclusie

Door BAAC onderzoeks- en adviesbureau is archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (BAAC Rapport V-12.0306 d.d. december 2012), zie Bijlage 4. Hierin is de volgende

Tijdens het bureauonderzoek zijn een landschappelijke eenhedenkaart en een archeologische en cultuurhistorische elementenkaart gemaakt. Op basis van deze gegevens is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Bij bodemverstorende werkzaamheden is in de zones met een middelhoge tot zeer hoge archeologische verwachting vervolgonderzoek noodzakelijk. Voor de zones met een lage of geen archeologische verwachting is vervolgonderzoek niet noodzakelijk. Eventuele archeologische resten inclusief bijzondere datasets kunnen echter niet worden uitgesloten. Bij het aantreffen van archeologische resten in de gebieden met een lage archeologische verwachting op de kaart, geldt een meldingsplicht. De huidige inrichtingsplannen zijn zo opgesteld dat eventueel aanwezige archeologische resten in situ behouden kunnen blijven. Alle werkzaamheden zijn gepland in gebieden met een lage archeologische verwachting. Vervolgonderzoek wordt bij de huidige plannen niet noodzakelijk geacht.'

GERELATEERDE DOCUMENTEN