• No results found

Bestaande modellen met betrekking tot studiekeuze

In document Studiekeuze : bedoelt u stuurloos? (pagina 33-36)

3 Studiekeuze

3.2 Bestaande modellen met betrekking tot studiekeuze

In de vorige paragraaf is een korte uiteenzetting gegeven over keuzegedrag in het

algemeen. Voordat het theoretisch model voor dit onderzoek aan bod komt, volgt in deze

paragraaf een samenvatting van een aantal andere modellen over studiekeuze.

Van Leeuwen & Hop (2000) beschrijven het studiekeuzeproces van HAVO- en

VWO-leerlingen aan de hand van de gegevens van de Studie Keuze Monitor (SKM). Met

behulp van de SKM, een computersysteem voor loopbaanoriëntatiebegeleiding, wordt het

studiekeuzegedrag van leerlingen in kaart gebracht door middel van een vragenlijst. Dit

gebeurt onder leiding van de decaan. De vragenlijst omvat vragen met betrekking tot

schoolprestaties, studiekeuzes, toekomstverwachtingen, mediagebruik en gebruik van

computers en internet. Ten tijde van dit onderzoek bevatte de SKM gegevens van ruim

13,000 leerlingen uit de leerjaren 1997 en 1998.

Het studiekeuzeproces zelf bestaat uit verschillende beslissingen (van Leeuwen & Hop,

2000). Deze beslissingen worden deels na elkaar en deels simultaan genomen. Deze

beslissingen zijn onder meer:

- De keuze om al dan niet verder te gaan studeren

- Het niveau waarop verder gestudeerd gaat worden

- De keuze voor een sector

- De keuze voor een instelling

Een ruwe schets van dit proces is weergegeven in figuur 3.2. Hierbij moet worden

opgemerkt dat de volgorde van de beslissingen niet volledig is onderzocht en aangetoond

(van Leeuwen & Hop, 2000).

Figuur 3.2. Het studiekeuzeproces van HAVO- en VWO-leerlingen (van Leeuwen &

Hop, 2000).

Met betrekking tot de volgorde waarin de verschillende keuzes worden gemaakt kan ook

één en ander gezegd worden. Uit een onderzoek onder 245 scholieren uit 5 en 6 VWO

blijkt, dat het overgrote deel van de scholieren eerst een specifieke opleiding kiest

(Verkroost, 2006). Vervolgens wordt besloten op welk niveau verder wordt gestudeerd.

Tot slot worden de keuzes met betrekking tot instelling en studiestad gemaakt. Dit komt

niet overeen met het model van van Leeuwen en Hop (2000), maar bij dit model is

expliciet vermeld dat de volgorde van de beslissingen nog niet empirisch is onderzocht.

Uit een onderzoek voor de Faculteit Natuur en Techniek (FNT) van de Hogeschool van

Utrecht (HvU) komt naar voren wat de belangrijkste motivaties zijn voor MBO studenten

om door te stromen in een HBO opleiding (Elzinga, 2003). Elzinga (2003) baseerde het

in dat onderzoek gebruikte theoretisch model op de Theorie of Planned Behavior (Ajzen,

1988). Voor het attitudedeel meette Elzinga (2003) de attitude ten opzichte van Utrecht,

de attitude ten opzichte van doorstuderen, en de attitude van doorstuderen aan de FNT

HvU. Alleen de laatste bleek direct invloed te hebben op de intentie om door te gaan

studeren bij de FNT van de HvU. Eveneens van belang bleken bepaalde meningen van

anderen met betrekking tot doorstuderen in het algemeen en doorstuderen aan de FNT

van de HvU. Ook de waargenomen gedragscontrole had invloed op de gedragsintentie.

Achtergrondvariabelen die directe invloed hadden op de waargenomen gedragscontrole

omvatten het gemiddelde cijfer en de perceptie van de leerlingen met betrekking tot hun

prestaties en inzet. Ook voorlichting heeft invloed op de waargenomen gedragscontrole.

Andere achtergrondvariabelen die van belang bleken te zijn omvatten demografische

gegevens als leeftijd en geslacht. Het (na onderzoek aangepaste) model van Elzinga

(2003) staat in figuur 3.3.

Gedrag Inschrijven bij de FNT van de HvU Intentie Plannen om door te gaan studeren bij de FNT van de HvU Attitude

Attitude ten opzichte van de stad Utrecht

Attitude Attitude ten opzichte van doorstuderen aan de FNT HvU

Attitude Attitude ten opzichte van doorstuderen

Subjectieve norm Inschattingen over hoe anderen staan tegenover de stad Utrecht

Subjectieve norm Inschattingen over hoe anderen staan tegenover doorstuderen aan de FNT van HvU

Subjectieve norm Inschattingen over hoe anderen staan tegenover doorstuderen Waargenomen gedragscontrole De evaluatie hiervan De evaluatie hiervan De evaluatie hiervan

De neiging zich aan anderen te conformeren

De neiging zich aan anderen te conformeren

De neiging zich aan anderen te conformeren Leeftijd Prestaties Prestaties Inzet Cijfer Voorlichting Leeftijd Cijfer Prestaties Geslacht Prestaties Voorlichting Prestaties Inzet Cijfer Inzet Prestaties Cijfer Voorlichting

Figuur 3.3. Studiekeuzemodel van Elzinga (2003).

Hoewel het onderzoek van Elzinga (2003) handelt over studiekeuze, zijn er belangrijke

verschillen. Ten eerste betreft het hier MBO studenten, die feitelijk al zijn opgeleid tot

een bepaald beroep. De keuze om door te gaan studeren heeft hierdoor een meer

vrijwillig karakter dan voor VWO-scholieren. Vervolgens krijgen VWO-scholieren meer

voorlichting toegestopt, terwijl MBO-leerlingen zelf op zoek moeten gaan. Ook heeft dit

onderzoek specifiek betrekking gehad op de Faculteit van Natuur en Techniek van de

Hogeschool van Utrecht. Het is niet zeker dat datgene, wat voor een HBO-opleiding

geldt, ook voor een WO-opleiding geldt. Daarnaast kan ook niet geconcludeerd worden

dat voor Enschede, dat in een wat minder druk deel van Nederland ligt, hetzelfde geldt

als voor Utrecht, dat deel uitmaakt van de randstad. Tot slot zijn er duidelijke verschillen

tussen de respondenten van Elzinga (2003) en de gemiddelde VWO-scholier met

betrekking tot opleidingsniveau en gemiddelde leeftijd. Toch levert dit model een aantal

interessante inzichten. Dat de attitude invloed heeft op het gedragsintentie komt overeen

met het model van gepland gedrag van Ajzen (1988). Het is interessant om te

onderzoeken waar deze attitude nu precies door gevormd wordt. Het is duidelijk dat de

waargenomen gedragscontrole wordt gevormd door het gemiddelde cijfer, en de

perceptie van inzet en prestaties van de scholier zelf. Voorlichting kan invloed uitoefenen

op de waargenomen gedragscontrole. Van veel relaties in het model van Elzinga (2003) is

het interessant om te kijken of deze ook gelden bij de studiekeuze van VWO-scholieren.

Bovendien kan het veel informatie opleveren wanneer verder onderzocht wordt uit welke

factoren de attitude is opgebouwd.

Samenvatting

Er zijn weinig bestaande modellen met betrekking tot studiekeuze. Van de hier

gepresenteerde modellen is het model van van Leeuwen & Hop (2000) te abstract om

adviezen met betrekking tot de voorlichting uit af te leiden. Het model van Elzinga

(2003) geeft meer inzichten, maar deze resultaten zijn in dit geval niet bruikbaar voor

BIT vanwege de grote verschillen tussen de respondenten uit het onderzoek van Elzinga

(2003) en de doelgroep van BIT. De respondenten van Elzinga (2003) waren

MBO-studenten, terwijl de doelgroep voor BIT bestaat uit VWO-scholieren. Het verschil tussen

beide doelgroepen uit zich in leeftijd en opleidingsniveau. Een interessante conclusie van

Elzinga (2003) is dat niet alleen het gemiddelde cijfer, inzet en prestaties invloed

uitoefenen op de waargenomen gedragscontrole, maar dat ook voorlichting hier een rol in

speelt.

In document Studiekeuze : bedoelt u stuurloos? (pagina 33-36)