• No results found

Besluit III: De mogelijke invloed van het beleid op het frame van het gedrag van toeristen op de fiets

6. Presentatie en analyse van het onderzoeksmateriaal III: de invloed van het beleid

6.3. Besluit III: De mogelijke invloed van het beleid op het frame van het gedrag van toeristen op de fiets

waarmee is gesproken benadrukt deze verantwoording en stelt dat hier invulling aan wordt gegeven door het aanbieden van zowel persoonlijke (theoretische) instructies alsmede praktijkervaringen in de vorm van: proefritjes, het huren van een fiets voor een aantal uur en een korte fietstour om ervaring op te doen en begeleid langs de meest ‘lastige’ delen van Amsterdam te worden gevoerd:

“We gaan ervan uit dat de mensen kunnen fietsen maar vaak is het wel 2 of 3 jaar geleden en dan denken ze dat ze zo weer op een fiets kunnen stappen en dan wel in een stad als Amsterdam. Dan leggen we de regels wel eerst even uit”… “De toeristen kunnen bij ons ook voor een paar uurtjes een fiets huren, mensen die twijfelen of ze wel kunnen fietsen zijn daardoor niet ‘gedwongen’ om de hele dag de fiets te gebruiken wanneer ze dat eigenlijk niet kunnen. Als ze voor een hele dag een fiets huren terwijl ze niet kunnen fietsen, resulteert dat in gevaarlijke situaties.” (Trawicki 2016)

De eerste fietsverhuurder lijkt het met deze verantwoording iets minder nauw te nemen en verhuurt ‘gevaarlijke’ fietsen met een terugtraprem, heeft een zeer verouderde instructievideo en heeft tijdens mijn aanwezigheid in geen enkele vorm instructies of praktijklessen gegeven/aangeboden:

“Zo heb ik ze uitgelegd dat veel toeristen een fiets huren met een terugtraprem omdat dit goedkoper is, het is echter zo dat ze gewend zijn om handremmen te gebruiken. Daardoor snappen ze niet hoe ze moeten remmen met een terugtraprem. Dan remmen ze abrupt of gaan ze heel langzaam aan remmen.” (Klomp 2016)

De potentie van het beleidsmaatregelen lijkt daarmee tevens te worden beïnvloed door het gedrag van de fietsverhuurders. Daarnaast zouden eisen aan fietsverhuurders mogelijkerwijs een positief effect kunnen uitoefenen op de mate waarin de toeristen zich aan de gedragsnormen houden.

6.3. Besluit III: De mogelijke invloed van het beleid op het frame van het gedrag van toeristen op de

fiets

Uit het voorgaande is gebleken dat een aantal beleidsmaatregelen van invloed kunnen zijn op het gedrag van de toerist en/of het frame van de bewoners. Sommige beleidsmaatregelen worden zowel geprefereerd door de bewoners alsmede door de toeristen, de mate waarin maatregelen worden geprefereerd verschilt echter wel (sterk). Andere maatregelen lijken, het gedrag van de toeristen in aanmerking genomen, niet direct noodzakelijk. In het onderzoek zijn vijf verschillende (mogelijke) maatregelen opgenomen, de eerste twee hebben betrekking op de gedragspatronen van de toeristen, de derde op de gedragsnormen. Voor de reductie is de

51

wenselijkheid onder de toeristen niet getoetst omdat de verwachting bestaat dat deze maatregel niet zal worden geprefereerd. Hierbij zal worden vermeld in welke mate elk van de beleidsmaatregelen wordt geprefereerd door de bewoners en de mate waarin de beleidsmaatregelen worden geprefereerd en/of opgevolgd door de verschillende type toeristen.

Maatregel I: ‘Het spitsmijden’

Het zijn met name de bewoners met een (heel) negatief frame die deze maatregel prefereren, terwijl opvallend is dat slechts een zeer gering aantal (heel) positieve bewoners deze maatregel prefereert. Het weren tijdens de spits leidt er volgens de overgrote meerderheid van deze bewoners niet toe dat het oordeel (nog) positiever wordt. Het daadwerkelijke effect van deze maatregel kan per definitie ter discussie worden gesteld, aangezien in elk geval een deel van de ‘spitsweerders’ deze maatregel prefereert vanuit een principekwestie. Hoewel de meerderheid van de toeristen naar verwachting op drukke (centrum) locaties fietst, zal het effect op de drukte op het fietspad (en de negatieve effecten die hiermee samenhangen) tevens zeer beperkt zijn wanneer de toeristen tijdens spitsuren op (rustige) locaties fietsen die tijdens de spitsuren nauwelijks wordt gebruikt. Daarnaast lijkt deze beleidsmaatregel onmogelijk te implementeren: het afdwingen van het fietsen buiten de spitsuren is volgens de gemeente niet te handhaven en ongastvrij. Wellicht is invoering van deze echter maatregel niet per definitie noodzakelijk. De meeste toeristen geven aan buiten de spitstijden te hebben gefietst, mogelijk hangt dit samen met het feit dat ook voor de toeristen op drukke locaties lastiger kan zijn om zich in het verkeer te begeven.

Maatregel II: ‘De buren bezoeken”

Het spreiden van de toeristen over de stadsdelen en de regio lijkt eveneens een beperkt effect te sorteren, een minderheid van de bewoners prefereert deze maatregel. Het positieve effect dat kan optreden, vormt tevens de oorzaak van het negatieve effect dat in het verlengde van implementatie van deze maatregel ligt. Hoewel met het spreiden van de toeristen op de fiets de drukte in het centrum kan afnemen, neemt de drukte in de andere stadsdelen toe. Omdat de aanwezigheid van toeristen in de woonomgeving samenhangt met een negatief frame, kan het frame van de bewoners van de stadsdelen buiten het centrum door deze spreiding negatief beïnvloed worden. Daarbij bestaat de mogelijkheid dat de toeristen de andere stadsdelen en/of de regio gaan bezoeken, maar het centrum niet overslaan. Daarmee neemt de drukte in het centrum niet (of in beperkte mate wanneer de tijd wordt die in het centrum wordt doorgebracht wordt gereduceerd) af maar in de andere stadsdelen en de regio wel toe.

De gemeente ziet daarentegen potentie in spreiding. Met een drieledig beleid dat zich uit in de uitgifte van een fietskaart, de lancering van een promotiecampagne en investeringen in het regionale fietsnetwerk tracht de gemeente de toeristen uit het centrum te lokken en de toeristen te verleiden de grotere actieradius die de fiets biedt te benutten. Van de toeristen die deel uit maken van dit onderzoek hebben er slechts drie niet het centrum bezocht en twaalf de andere stadsdelen en/of de regio. Daarmee lijkt het spreidingsoffensief tot nu toe slechts een beperkt effect te sorteren. Toch kan worden verondersteld dat het niet onmogelijk is om de toeristen te spreiden: ongeacht het type heeft een vrij groot aantal toeristen de andere stadsdelen en/of de regio bezocht of zouden de toeristen meer informatie over willen ontvangen over de fietsmogelijkheden (naar verwachting met als doel deze wellicht te bezoeken). Daarbij hebben bijna alle respondenten in (een van) de stadsdelen Zuid, Oost of West gefietst.

Maatregel III: ‘Het klaslokaal’

De meerderheid van de (heel) negatieve en de neutrale bewoners spreekt de voorkeur uit voor een verplicht fietsdiploma en/of betere instructies. Het frame van deze bewoners (de instructeurs) zou positief kunnen worden beïnvloed wanneer de toeristen zich op deze wijze voorbereiden op de fietstocht. De redenatie hierachter is eenvoudig: de toeristen gaan zich beter gedragen omdat zij beter op de hoogte zijn van de geldende gedragsnormen, het aantal negatieve effecten dat wordt geframed neemt hierdoor af waardoor het frame en het oordeel positiever worden. Uit het onderzoek is echter reeds gebleken dat het frame nooit een

52

worden gesproken van een wisselwerking dan van lineaire causaliteit. In het verlengde wordt de toerist door een aantal van de bewoners niet positiever geframed wanneer aan de regels wordt gehouden.

Hoewel de gemeente met de ‘Bike Instructor’ en de uitgifte van een fietsfolder de toeristen op de fiets tracht te onderwijzen, is de effectiviteit van deze ludieke vorm van instrueren niet getoetst. Wellicht gaat de betekenis van de regels met deze instructiewijze aan (een deel van) de toeristen voorbij en wordt het frame van de (heel) negatieve bewoners bevestigd. Uit de interviews met de twee fietsverhuurders lijkt de ‘Bike Instructor’ in elk geval vanuit de optiek van deze fietsverhuurders niet te voldoen als instructiemateriaal, wellicht wordt dit mede veroorzaakt door een gebrek aan samenwerking tussen de gemeente en de fietsverhuurders bij de

ontwikkeling van de ‘Bike Instructor’. Hoewel de effectiviteit daarmee per definitie in twijfel kan worden getrokken, zal het effect naar verwachting nog verder afnemen wanneer de andere fietsverhuurbedrijven, evenals deze fietsverhuurders besluiten de ‘Bike Instructor’ niet (meer) te vertonen. Daarentegen blijkt dat bij sommige fietsverhuurders ook andere instructiemogelijkheden ontbreken om zich (voldoende) voor te bereiden. De verwachting is echter dat de meeste toeristen zich willen voorbereiden bij de fietsverhuurders en dat daarmee de mate waarin de toerist wordt voorbereid en de effectiviteit van het gemeentelijk beleid deels afhankelijk zijn van de medewerking van de fietsverhuurders.

Daarbij is het effect van instructies afhankelijk van de bereidwilligheid en vaardigheden van de toeristen. Terwijl uit het onderzoek blijkt dat de meeste toeristen zich voorbereiden, nog beter willen voorbereiden of bereid zijn om zich voor te bereiden, is het percentage dat zich heeft voorbereid of bereid is zich voor te laten bereiden het laagst onder de toeristen die onder invloed fietsen. Het is hier waar de schoen wringt: wanneer een deel van de toeristen die het vaakst de gedragsnormen overtreed zelfs niet bereid is om zich voor te bereiden (laat staan alle normen op te volgen), zal het gedrag van in elk geval dit deel van de groep niet verbeteren. Zelfs al zouden de andere toeristen zich wel (willen) voorbereiden, de regels begrijpen en zich beter gaan gedragen, dan zouden alsnog een aantal toeristen de regels blijven overtreden. De vraag is daarbij of alle toeristen zich daadwerkelijk beter gedragen wanneer wordt voorbereid. Wellicht kan een deel van de overtredingen van de gedragsnormen worden verklaard vanuit onzekerheid, onervarenheid of beperkte vaardigheden van toeristen, bij deze toeristen ontbreekt de capaciteit om (alle) gedragsnormen op te volgen, hoe groot de bereidwilligheid ook is. Tevens bestaat de mogelijkheid dat de toeristen bereid zijn om een selectief aantal gedragsnormen op te volgen terwijl andere als onderdeel van de fietstocht of sightseeing (als het stoppen/stilstaan en bellen) nog steeds zullen worden overtreden. Uit het onderzoek blijkt immers dat hoewel de toeristen stellen dat de regels worden begrepen, deze alsnog door een aantal toeristen worden overtreden.

Maatregel IV: ‘De uitsmijter’

Het stellen van een maximum aan de omvang van een groep toeristen op de fiets en een reductie/stop wordt in overeenstemming met de verwachting met name door de (heel) negatieve bewoners geframed. Het lijkt erop dat bij de bewoners die ijveren voor deze maatregel de aanwezigheid van (grote groepen) toeristen op fiets (mede) ten grondslag ligt aan een negatief frame. Hoe minder toeristen (tegelijkertijd) worden tegengekomen, hoe minder vaak de bewoner wordt geconfronteerd met de toeristen en in het verlengde de negatieve effecten optreden die volgens deze bewoners met de aanwezigheid van toeristen gepaard gaan. Volgens een deel van deze bewoners is zelfs een reductie of stop wellicht noodzakelijk om de stad leefbaar te houden en te voorkomen dat Amsterdam zich ontwikkelt tot het (fiets)Venetië van het Noorden.

Daarentegen kan echter in twijfel worden getrokken in hoeverre een reductie van het aantal toeristen dat fietst daadwerkelijk een oplossing kan bieden voor de geframede problematiek. Naar verwachting is de problematiek die wordt gekoppeld aan het fietstoerisme onderdeel van een veel omvangrijker probleem: de aanwezigheid van een (te) groot aantal toeristen in Amsterdam. Met een reductie/stop zal het aantal toeristen dat te voet, per rondvaartboot, scooter of touringcar de stad zal bezichtigen toenemen, wat naar verwachting tevens negatief zal worden geframed door deze bewoners. De drukte zal daarmee niet afnemen. Daarbij is dit een vrij onrealistische maatregel, de economische en politieke belangen die met de toeristische industrie gemoeid zijn, maken het onmogelijk tot een reductie/stop over te gaan. Het stellen van een maximum aan de omvang van een groep toeristen op de fiets zal

53

zelfs het (totaal) aantal toeristen dat fietst niet reduceren en is eveneens onmogelijk te realiseren gezien de mogelijkheid ontbreekt om eisen te stellen aan de fietsverhuurbedrijven.

Maatregel V: ‘Bruggen bouwen’

Opvallend is dat het juist de bewoners zijn die een neutraal of (heel) positief oordeel hebben die de aanwezigheid van toeristen op de fiets (nog) positiever zouden beoordelen wanneer de gemeente zou investeren in fietspaden en/of fietsvoorzieningen. Deze maatregel kan mogelijk het gedrag en de negatieve effecten die gepaard gaan met de aanwezigheid van toeristen op de fiets reduceren. De invloed op het gedrag zal waarschijnlijk echter beperkt blijven tot een bepaald aantal gedragsnormen, daarmee de bron (het gedrag/de aanwezigheid) grotendeels ongemoeid latend. Dit kan verklaren waarom deze maatregel in de optiek van een vrij groot aantal van de (heel) negatieve bewoners niet voldoende effectief blijkt om het frame positief te beïnvloeden.

Met name door de kwantiteit en kwaliteit (en veiligheid) van de fietspaden en fietsvoorzieningen te vergroten en de concurrentie om de ruimte en voorzieningen te verminderen, kunnen overtredingen van een aantal gedragsnormen (o.a. stoppen/stilstaan) en negatieve effecten (o.a. ongelukken en conflicten, files en blokkades, drukte) afnemen en de mobiliteit, bereikbaarheid en toegankelijkheid worden verbeterd. In het verlengde worden de bewoners in minder sterke mate gedwongen om het gedrag aan te passen op de toeristen en zullen mogelijke negatieve effecten die deze reacties van de bewoners oproepen, uitblijven.

Daarentegen moeten tegelijkertijd de beperkingen van het beleid in ogenschouw worden genomen. In historisch Amsterdam is sprake van een stedelijke vorm die grotendeels vastligt, waar de ruimte beperkt is, de historische architectuur beschermd en het aantal gebruikers divers en omvangrijk. Binnen deze context is het per definitie lastig om de kwantiteit en kwaliteit van de fietspaden en fietsvoorzieningen te verbeteren. In het verlengde stelt de gemeente dat niet nog eens extra wordt geïnvesteerd omdat toeristen fietsen. Daarbij kan de houdbaarheid van extra investeringen in twijfel worden getrokken. Het gevaar bestaat dat investeringen een aanzuigende werking hebben: het aantal toeristen (en bewoners) dat fietst neemt toe waardoor wederom extra investeringen noodzakelijk zijn, die resulteren in een toename van het aantal fietsers etc. Er ontstaat een vicieuze cirkel die zich herhaalt tot de grenzen of bij de toeristen of bij de gemeente (of de stad) bereikt worden. Een kwart van de toeristen prefereert extra investeringen, daarmee is het niet onmogelijk dat extra investeringen daadwerkelijk het aantal toeristen dat fietst in Amsterdam (in enige mate) zou doen toenemen.

Maatregelen Voordelen en nadelen Beleid gemeente

Het aantal toeristen dat tijdens de spits fietst verminderen (gedragspatronen)  60,4% van de (heel) negatieve;

40,4% van de neutrale; 9,4% van de (heel) positieve bewoners

 57,1% van de ‘stonde’; 66,7% van de voorbereide; 65,2% van de ervaren toeristen (67,5% totaal)

 Mogelijk afname van de (te) grote drukte op het fietspad

 Bereidwilligheid onder toeristen  Voor sommige bewoners met name

principekwestie  Effect twijfelachtig

 Onmogelijk te handhaven, ongastvrij

 “Onmogelijke opgave, niet te handhaven” (Smiers 2016)

De toeristen over de stadsdelen verspreiden (gedragspatronen)  43,0% van de (heel) negatieve;

39,4% van de neutrale; 24,5% van de (heel) positieve bewoners  71,4% van de ‘stonde’; 71,4% van de

voorbereide; 69,6% van de ervaren toeristen (62,5% totaal)

 Afname drukte in het centrum  Breidwilligheid onder toeristen  Drukte in andere stadsdelen neemt toe  Risico dat toeristen het centrum én de

omliggende stadsdelen en regio bezoeken

 Fietskaart: ‘6 fietsroutes langs de randen van Amsterdam’  Promotiecampagne:

‘Amsterdam bezoeken, Holland zien’

 Fietsnetwerk: ‘De Groene Loper’

54 De introductie van een fietsdiploma en/of betere uitleg/toetsing (gedragsnormen)

 74,5% van de (heel) negatieve; 69,7% van de neutrale; 32,1% van de (heel) positieve bewoners  57,1% van de ‘stonde’; 100% van de

voorbereide; 65,2% van de ervaren toeristen (77,5% totaal)

 Toeristen kunnen zich beter gaan gedragen waardoor het frame positiever wordt  Breidwilligheid onder toeristen

 Twijfelachtig of instructies tot beter gedrag leiden

 Voor sommige bewoners met name principekwestie

 Afhankelijkheid van fietsverhuurbedrijven

 Instructievideo: ‘The Bike Instructor’

 Fietsfolder: ‘Happy Cycling is Safe Cycling’

Maximale omvang groep toeristen op de fiets en/of reductie/stop (effecten)  86,4% van de (heel) negatieve;

69,7% van de neutrale; 28,3% van de (heel) positieve bewoners

 Geprefereerd door een groot aantal bewoners (met name de negatieven)  Te veel (economische) belangen om tot

reductie/stop te komen

 Afhankelijkheid van fietsverhuurbedrijven  Effectiviteit twijfelachtig

 “Niet af te dwingen bij fietsverhuurders en niet realistisch” (Smiers 2016)

Extra investeringen in fietspaden en fietsvoorzieningen (effecten)  52,3% van de (heel) negatieve;

65,1% van de neutrale; 58,5% van de (heel) positieve bewoners  28,6% van de ‘stonde’; 19% van de

voorbereide; 26,1% van de ervaren toeristen (25% totaal)

 Afname van het optreden van een aantal effecten en gedragingen

 Verbeterde mobiliteit, bereikbaarheid en toegankelijkheid

 Beperkte mogelijkheden gezien de geringe beschikbare ruimte

 De bron (het gedrag) wordt nauwelijks veranderd

 Houdbaarheid twijfelachtig

 “Investeringen zijn voor alle fietsers niet alleen voor toeristen op de fiets, daarvoor investeren we niet extra” (Smiers 2016)

 “Gevaarlijke situaties pakken we aan, deze situaties zijn zowel voor toeristen als bewoners gevaarlijk” (Smiers 2016)

55

7. Besluit

“Als ze slingeren bel ik om een botsing te voorkomen, als ze aan de verkeerde kant fietsen vertel ik ze dat, als ze ergens in gaan waar dit niet mag zeg ik dat (Rokin) of als ze fietsen in een voetgangersgebied zeg ik dat ook. Langzamer fietsen is vaak een must, ze fietsen langzaam en slingeren vaak. Het is al zo druk in Amsterdam, er zijn teveel fietsende toeristen en verhuurbedrijven. En de regels moeten beter uitgelegd worden. Nu wordt er alleen maar geld verdient aan de toeristen.” (man, 35-45 jaar)

7.1. Conclusie

In de conclusie zal de hoofdvraag van dit onderzoek worden beantwoord: “Hoe wordt het fietsgedrag van de toeristen in Amsterdam geframed en op welke wijze kan dit beleidsmatig worden beïnvloed?” Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn drie deelvragen geformuleerd die in de voorgaande paragrafen zijn behandeld. Met de eerste deelvraag is inzicht ontstaan in het frame van de bewoner van Amsterdam. Bij de tweede deelvraag lag de focus op het frame van de toeristen en de fietsverhuurders. In de laatste deelvraag is nader ingegaan op de wijze waarop het beleid invloed zou kunnen uitoefenen op het frame van het fietsgedrag van de toeristen. In de hoofdvraag komen deze deelvragen samen. Door de literatuur die aan de basis ligt van dit onderzoek te verbinden met de belangrijkste bevindingen van de deelvragen, zal de centrale vraagstelling worden beantwoord.

In dit onderzoek is framing onderzocht binnen de context van een politieke en beleidsmatig studie waarbij de focus ligt op het identificeren van het frame van de bewoners van Amsterdam (microniveau). Dit frame kan worden gezien als de bril waarmee de bewoner van Amsterdam naar de aanwezigheid van toeristen op de fiets kijkt. Ten eerste komt het frame tot uiting in de wijze waarop het gedrag van de toerist op de fiets wordt geïnterpreteerd (Gofman 1974, Kinder en Sanders 1996, Druckman 2001, Brewer et al. 2003, Chong en Druckman 2007, Druckman 2009). Ten tweede worden met het frame verantwoordelijkheden toegeschreven aan toeristen op de fiets: de effecten. Ten derde oefent het frame invloed uit op de beoordeling van de aanwezigheid van de toeristen. Tenslotte worden vanuit het frame maatregelen bedacht/geprefereerd om de negatieve effecten en gedragingen die worden geframed te reduceren. (Benford en Snow 2000, Entman 2003, Van Gorp 2007, De Bruijn 2012). Tegelijkertijd is de verwachting dat tussen het frame en de beoordeling een vicieuze cirkel bestaat en de geframede effecten en gedragingen een wisselwerking met elkaar aangaan, hier kan in dit onderzoek echter niet naar worden gecontroleerd. Met name binnen de context van het onderdeel van deze studie dat betrekking heeft op de toeristen, is het daarnaast belangrijk om in acht te nemen dat niet alleen het gedrag van anderen binnen een frame wordt geplaatst, maar tevens het eigen gedrag op een bepaalde wijze wordt geframed.

Daarbij kan niet worden gesproken van één frame, maar kenmerkt elke bewoner en toerist zich door een persoonlijk frame (frame in thought). Bij de bewoners is dit frame opgebouwd uit dimensies die de effecten en gedragingen van de toeristen vertegenwoordigen. Hierbij spelen sommige effecten en gedragingen een belangrijkere rol bij het tot stand komen van het oordeel dan andere. (Ajzen en