• No results found

De fiets, de Amsterdammer en de toerist : de perfecte combinatie?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De fiets, de Amsterdammer en de toerist : de perfecte combinatie?"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

MASTER THESIS Stedelijke en regionale planning

De fiets, de Amsterdammer en de toerist. De perfecte combinatie?

Miranda Jonker 10200754

Universiteit van Amsterdam (UvA)

Begeleider: dhr. dr. M.C.G. te Brömmelstroet Tweede lezer: dhr. prof. dr. W.G.M. Salet

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Aanleiding en introductie onderzoek

1.1. Inleiding 3

1.2. Maatschappelijk en wetenschappelijke relevantie 3

1.3. Centrale vraagstelling 4

2. Theoretisch kader

2.1. Het framen van de werkelijkheid 6

2.2. Verdieping I: Bestaand onderzoek naar framing van toeristische effecten 7

2.3. De rol van communicatieve frames 8

2.4. Verdieping II: De rol van persoonskenmerken en gedragingen 9

2.5. Het conceptueel model 9

3. Methodologische verantwoording

3.1. Onderzoeksgedeelte I: het frame van de bewoners van Amsterdam 12

3.1.1. Operationalisering van de concepten 12

3.1.2. Dataverzameling 16

3.1.3. Methode van analyse 18

3.2. Onderzoeksgedeelte II: het frame van de toeristen en fietsverhuurders 19

3.2.1. Operationalisering van de concepten 20

3.2.2. Dataverzameling 21

3.2.3. Methode van analyse 22

4. Presentatie en analyse van het onderzoeksmateriaal I: de bewoners

4.1. De samenstelling en representativiteit van de steekproef 24

4.2. Empirie I: het frame van de bewoners van Amsterdam 25

4.3. Analyse I: het frame van de bewoners van Amsterdam 28

4.4. Besluit I: het frame van de bewoners van Amsterdam 32

5. Presentatie en analyse van het onderzoeksmateriaal II: de toeristen en fietsverhuurders

5.1. De samenstelling en representativiteit van de steekproef 35

5.2. Empirie II: het frame van de toeristen en de fietsverhuurders 36

5.3. Analyse II: het frame van de toeristen en de fietsverhuurders 28

5.4. Besluit II: het frame van het fietsgedrag van de toeristen en de fietsverhuurders 41

6. Presentatie en analyse van het onderzoeksmateriaal III: de invloed van het beleid

6.1. Empirie III: De invloed van het beleid van de gemeente Amsterdam 42

6.2. Analyse III: De invloed van het beleid van de gemeente Amsterdam 45

6.3. Besluit III: De mogelijke invloed van het beleid op het frame van het gedrag van de toeristen op de fiets 50

7. Besluit 7.1. Conclusie 55 7.2. Reflectie 59 7.3. Aanbevelingen 60 8. Literatuurlijst 63 9. Appendix 69

(3)

3

1.

Aanleiding en introductie onderzoek

‘Ik heb nooit leren autorijden want ik heb geen rijbewijs. Daarom mag ik ook geen auto besturen. Maar waarom mogen stonede randdebielen die voor het laatst gefietst hebben toen ze 6 jaar oud waren, wel door een drukke stad als Amsterdam fietsen? Dit gaat mijn pet te boven. Ze fietsen over de stoep, tegen het verkeer in, op plekken gereserveerd voor voetgangers, staan zomaar stil. Dat kan je gewoon niet maken! Behalve bloedirritant is het gevaarlijk voor henzelf en de rest van het verkeer. Moeten de verhuurders niet verplicht zijn duidelijker uit te leggen wat wel en niet mag in het fietsverkeer? En als een toerist amper op zijn fiets kan blijven zitten, kan hij dan geweigerd worden om er een te huren? In Amsterdam fietsen wij niet voor de lol of recreatie, maar om van A naar B te komen. Wij hebben dus geen zin en tijd voor kleuters op het fietspad.” (man, 40-45 jaar)

1.1. Inleiding

In 2015 heeft de Copenhagenize Index Amsterdam uitgeroepen tot de op een na meest fietsvriendelijke stad ter wereld

(Copenhagenize Design 2015), terwijl TripAdvisor Amsterdam karakteriseert als een ‘echte fietsstad’ (TripAdvisor n.d.). Dit verklaart mogelijk het groeiende aantal toeristen dat besluit Amsterdam te verkennen op de fiets, trachtend zich slingerend een weg te banen door het ‘’chaotische labyrint van Amsterdam’ (TripAdvisor n.d.). De gemeente Amsterdam erkent dat deze grote populariteit niet onverdeeld wordt toegejuicht door de bewoners (O&S Amsterdam 2012, Gemeente Amsterdam 2015). De fietsende bewoner van Amsterdam irriteert zich het sterkst aan de colonnes fietstoeristen (Van den Brink 2015) die pogen te survivallen in ‘fietsjungle’ Amsterdam (AD 2015). Met jaarlijks ongeveer 700 000 toeristen die zich op een van de vrolijk gekleurde huurfietsjes in het avontuur storten (Julen 2013), kan van een heuse fietsplaag worden gesproken (Brink 2013). De bewoner van Amsterdam irriteert zich mateloos wanneer weer eens een ‘happy cycling tourist’ (Gemeente Amsterdam n.d.) voor de wielen belandt, ‘een peuter kan immers nog beter fietsen’ (Van den Brink 2015).

Toch zijn Griekse toeristen op de A10 (Tienkamp 2015) eerder uitzondering dan regel. Volgens de Amsterdamse politie en fietsverhuurorganisatie MacBike, is niet de brave toerist maar de fietsende Amsterdammer de grootste wegpiraat (Van der Wal 2011). De bewoner van Amsterdam kan nog iets leren van de gemeentelijke fietslessen van ’Bike Instructor’ Maxim Hartman (Gemeente Amsterdam n.d.) en een lesje in de fietsetiquette is eveneens geen overbodige luxe (Gemeente Amsterdam 2015). Hoewel hieruit blijkt dat in de media van alles wordt geroepen, is de vraag wat kan worden gezien als waarheid. Het is binnen deze context dat het concept ‘framing’ om de hoek komt kijken. Want hoe beoordelen de bewoners van Amsterdam de aanwezigheid van toeristen op de fiets en op welke wijze wordt eigenlijk betekenis gegeven aan het fenomeen van de fietsende toerist? Bestaat de geagiteerde Amsterdammer wel? Welke gedragingen en effecten worden geframed en waar wordt dit frame door beïnvloed? Kan de toerist daadwerkelijk zo slecht fietsen? En welke rol speelt de gemeente Amsterdam? Het zijn deze vragen waar dit onderzoek zich op richt.

1.2. Maatschappelijk en wetenschappelijke relevantie

Hoewel in een omvangrijk aantal studies de relatie tussen bewoners en toeristen centraal staat, is onderzoek binnen de context van de huidige, toeristische, stedelijke gemeenschappen schaars (Andereck et al. 2005, Nunkoo en Gursoy 2012, Sharpley 2014, Garzia et al. 2015). Daarnaast ontbreekt inzicht in de wijze waarop fietstoerisme wordt geframed door bewoners van stedelijke

gemeenschappen volledig. Terwijl juist nu het stedelijk fietstoerisme internationaal en met name in Amsterdam een grote vlucht neemt (Copenhagenize Design n.d.): 10% van de verplaatsingen van de toeristen in Amsterdam wordt al per fiets afgelegd. Binnen de context van de sterke groei van het toerisme kan hiermee worden gesproken van een substantieel aantal toeristen dat in Amsterdam fietst. (Gemeente Amsterdam 2013; 20152).

(4)

4

Om het toerisme te kunnen ontwikkelen en te continueren, moet echter onder de bewoners een draagvlak bestaan (Gursoy en Rutherford 2003, Harrill 2004, Jurowski en Gursoy, 2004, Pérez & Nadal 2005). De noodzaak om dit draagvlak te creëren en/of te behouden wordt versterkt nu de grenzen van de opnamecapaciteit van (het centrum van) Amsterdam lijken te worden overschreden (Gemeente Amsterdam 20153). De gemeente Amsterdam wijst hierbij 3 mei in 2014 aan als de dag waarop alles veranderde en de

voorheen zo gezellige toeristische drukte de Amsterdammer te veel werd (Lijendekker et al. 2015). Op deze historische dag werd het kantelpunt bereikt en wonnen termen als Disneyficatie aan belang (Hodes 2015). De overlast, drukte en chaos die worden ervaren door de bewoners van Amsterdam worden tevens gelinkt aan het groeiende fietstoerisme (Ten Berge en Jacobs 2013, Leijendekker et al. 2015, Heijnen en Bosveld 2015). De bewoners ergeren zich aan het onoplettende fietsgedrag van toeristen (O&S Amsterdam 2011, Gemeente Amsterdam 2015), dat zorgt voor gevaarlijke situaties (Gemeente Amsterdam 2015). Wellicht hangt dit samen met het feit dat de toeristen in Amsterdam, voornamelijk afkomstig uit Europese landen als het Verenigd Koninkrijk, Italië, Spanje en Frankrijk (30%) en de Verenigde Staten (19%), nauwelijks een (echte) fietscultuur kennen (Pelzer 2012, ECF Cycling barometer 2015).

Het is daarom noodzakelijk dat met toeristisch fietsbeleid gericht kan worden ingespeeld op deze recente ontwikkelingen. Of het door de gemeente ontwikkelde spreidingsbeleid en de fietslessen van de ‘Bike Instructor’ hiervoor de meest geschikte interventies zijn, is de vraag. Daarentegen wordt de groei van het fietstoerisme sterk gestimuleerd door de gemeente Amsterdam. In de Strategische agenda Toerisme in de MRA 2025 wordt ingezet op een groei van het fietstoerisme in Amsterdam en de omliggende (Metropool)regio (Gemeente Amsterdam 20153). De fiets vormt een duurzaam alternatief voor vervuilende vervoersmiddelen als

touringcars en hop-on-hop-off bussen en verbetert de doorstroming van de wegen in en rondom het centrum. Daarnaast stelt de gemeente dat het historisch centrum van Amsterdam zich het best op de fiets laat ontdekken. De fiets wordt gepresenteerd als een goedkope, duurzame en avontuurlijke wijze om Amsterdam te verkennen, terwijl de toerist op de fiets tussen de fietsende

Amsterdammers de echte ‘local ervaring’ kan opdoen. Dit maakt een fietstocht door Amsterdam volgens de gemeente tot een niet te missen ervaring. (Gemeente Amsterdam n.d.2)

De verwachting is daarmee dat het aantal toeristen op de fiets zal toenemen, terwijl het beleid het aan wetenschappelijke en statistische onderbouwing ontbreekt en niet op effectiviteit is getoetst. Het tweeledige onderzoek dat onderdeel is van deze thesis en zich richt op het frame van het gedrag van de fietstoerist vanuit het perspectief van de bewoners alsmede de toeristen, kan wellicht de enige richting geven aan het toekomstig beleid. Omdat studies gericht op het toerisme sterk contextafhankelijk zijn, is de mogelijkheid om te generaliseren naar andere contexten beperkt (Harrill 2004, Sharpley 2014). Toch kan dit onderzoek tevens een (algemene) indicatie geven van het gedrag van fietstoeristen en het effect van een toename van het aantal fietstoeristen op het frame van de leden van de ontvangende gemeenschap. Op die manier kent het onderzoek tevens (beleidsmatige) toepassingen buiten de context van Amsterdam.

1.3. Centrale vraagstelling

Omdat onderzoek ontbreekt naar zowel het frame van de bewoners, het gedrag van de toeristen op de fiets en de effectiviteit van het huidige beleid, zal dit onderzoek met name verkennend van aard zijn. Het onderzoek heeft als doel om inzicht te ontwikkelen in de wijze waarop de bewoners van Amsterdam de toerist op de fiets framen. Tevens zal het frame van de toeristen en

fietsverhuurders van het fietsgedrag van de toeristen worden onderzocht. Op deze wijze ontstaat vanuit verschillende perspectieven inzicht in het frame van het fietsgedrag. Daarbij staat het vertalen van de bevindingen in realistische beleidsmaatregelen centraal. De hoofdvraag luidt hierbij:

“Hoe wordt het fietsgedrag van de toeristen in Amsterdam geframed en op welke wijze kan dit beleidsmatig worden

beïnvloed?”

(5)

5

Omdat dit onderzoek drieledig is, zal de hoofdvraag worden beantwoord aan de hand van drie deelvragen. In eerste instantie zal het frame van de bewoners van Amsterdam en de variabelen die van invloed zijn op, en beïnvloed worden door dit frame, uiteengezet worden. In de tweede deelvraag zal het frame van de toeristen en de fietsverhuurders centraal staan. Het daadwerkelijke gedrag van de toeristen ligt naar verwachting ergens tussen het frame van de bewoners en de toeristen en de fietsverhuurders. Daarom is van belang om tevens inzicht te ontwikkelen in deze frames. Ten slotte zal inzicht worden ontwikkeld in de wijze waarop het gedrag en het frame kunnen worden beïnvloed door gemeentelijk beleid. Het zwaartepunt van dit onderzoek ligt bij het ontwikkelen van inzicht in het frame van de bewoners van Amsterdam, het frame van de toeristen zal worden vergeleken met het frame van de bewoners en dienen als triangulatie/toetsing. Hiermee wordt tot de volgende deelvragen gekomen:

1. Hoe worden toeristen op de fiets door de bewoners van Amsterdam geframed?

2. Hoe wordt het gedrag van de toeristen op de fiets geframed door de toeristen en de fietsverhuurders?

(6)

6

2. Theoretisch kader

“Kippen-zonder-koppen, niet op de hoogte van verkeersregels of die negeren, ze kunnen meestal niet fietsen, of zo op fietsen gefocust dat ze andere verkeersdeelnemers niet meer zien” (man, 45-55 jaar)

In het theoretisch kader zullen de concepten die in de onderzoeksvraag en de deelvragen worden behandeld nader uiteengezet worden. Hierbij zal met name het concept framing, dat de rode draad vormt van dit onderzoek, worden behandeld. Dit theoretische kader vormt de basis voor het empirische onderzoek en het conceptueel model. Het theoretische kader valt uiteen in twee onderdelen. In eerste instantie zal nader worden ingegaan op het concept framing, in de verdieping zal specifiek worden ingegaan op het fenomeen framing binnen de toeristische context van dit onderzoek. In het tweede deel zal de rol van communicatieve frames nader uiteengezet worden, in de verdieping zullen de variabelen die binnen een toeristische context van invloed kunnen zijn op het frame, worden behandeld.

2.1. Het framen van de werkelijkheid

Het concept framing kent een brede toepassing en een grote populariteit in management en organisatietheorieën (Benford en Snow 2000, Cornelissen en Werner 2014). Ten eerste wordt het begrip toegepast binnen een omvangrijk aantal disciplines, variërend van (cognitieve) psychologie (Tversky en Kahneman 1981), taal- en discoursanalyses (Tannen 1993), communicatie en mediastudies (Pan en Kosicki 1993) tot politieke en beleidsmatige studies (Schon en Rein 1994). Daarbij concentreert framing zich op

uiteenlopende schaalniveaus (Cornellisen en Werner 2014) van het microniveau (Hodgkinson et al. 1999), het mesoniveau (Benford en Snow 2000) tot het macroniveau (Fligstein en McAdam 2011). Ten derde ligt de focus van het onderzoek naar framing zowel op de analyse (van de constructie) van frames, alsmede op de effecten van (specifieke) frames. De eerste vorm van onderzoek gaat nader in op het definiëren en identificeren van frames (wat is het frame?) terwijl de tweede de focus richt op het effect dat het frame teweegbrengt (hoe functioneert het frame?). (Van Gorp 2007, Reese 2010)

Het frame kan worden gedefinieerd als de wijze waarop de werkelijkheid wordt geïnterpreteerd. Schön en Rein (1986) stellen dat ieder individu met een bepaalde blik naar de wereld kijkt en daarmee een bepaalde visie heeft op de werkelijkheid. Het frame is een versimpelde representatie en interpretatie van hetgeen wordt waargenomen, geen (objectieve) weergave van de werkelijkheid. Het functioneert als (hulp)middel om de wereld om ons heen te begrijpen, te interpreteren alsmede te organiseren. Elk individu heeft een eigen frame: het individuele frame (frame in thought). (Goffman 1974, Kinder en Sanders 1996, Druckman 2001, Brewer et al. 2003, Chong en Druckman 2007, Druckman 2009).

Het frame vormt een filter dat bestaat uit dimensies, sommige dimensies zijn hierbij belangrijker dan andere dimensies. Op basis van de verschillende waarderingen van de dimensies krijgt het frame gestalte. Hoewel elk van de dimensies onderdeel vormt van het frame, zal het zwaartepunt worden gelegd bij de dimensie waaraan het meeste gewicht wordt gehangen. (Ajzen en Fishbein 1980, Nelson en Oxley 1999, O’Keefe 2002, Chong en Druckman 2007, Druckman 2009) Dit kan het beste worden geïllustreerd door nader in te gaan op een voorbeeld uit de toeristische literatuur. Hoewel bewoners van ontvangende gemeenschappen die

economisch afhankelijk zijn van de aanwezigheid van toeristen zich kenmerken door een positief oordeel, vormen negatieve effecten tevens onderdeel van het frame van deze bewoners (Perdue et al. 1990, King et al 1991, Ap 1992, Snepenger et al. 2001, McGehee en Andereck 2004). Terwijl de bewoner de aanwezigheid van toeristen associeert met bijvoorbeeld geluidsoverlast (dimensie I), wordt de toerist tevens geassocieerd met inkomsten (dimensie II). Omdat de bewoner het zwaartepunt legt bij dimensie II, is over het algemeen sprake van een positief oordeel. De implicatie is dat niet alleen het frame (de waarneming) over het algemeen een positief karakter krijgt, maar tevens de beoordeling (houding) van het individu positief wordt beïnvloed (Chong en Druckman 2007,

Druckman 2009). Het frame functioneert niet alleen als middel om betekenis te geven aan de werkelijkheid en om

(7)

7

worden ontwikkeld en een oordelen worden geveld (Benford en Snow 2000, Entman 2003, Van Gorp 2007, De Bruijn 2012). Het frame helpt om gebeurtenissen, effecten en gedragingen die worden waargenomen toe te schrijven aan actoren. Met behulp van framing wordt het object of het fenomeen beoordeeld en worden indien noodzakelijk strategieën en oplossingen geformuleerd.

2.2. Verdieping I: Bestaand onderzoek naar framing van toeristische effecten

Binnen de toeristische context van dit onderzoek is tevens sprake van framing: de toeristen, of meer in het algemeen de aanwezigheid van toeristen wordt door de bewoners op een bepaalde wijze geframed. De afgelopen jaren is een groot aantal onderzoeken ondernomen om inzicht te ontwikkelen in de relatie tussen toeristen en de leden van een ontvangende gemeenschap (Gursoy en Rutherford 2004, Harrill 2004, Andereck et al. 2005, Sharpley 2014, Garcia et al. 2015). Hoewel in deze studies niet direct wordt gerefereerd naar het concept framing, maar naar de houding (Andereck et al. 2005), de perceptie (Sharpley 2014) en de opinie (Williams en Lawson, 2001) van de leden van de gemeenschap, refereren al deze definities in principe naar hetzelfde: de gedachtegang (Sharpley 2014) of interpretatie/beleving (Deerley et al. 2012) van de bewoner, welke kunnen worden gevangen door, of in het verlengde liggen van de term framing.

In de studies wordt het frame van de bewoner van de toerist voornamelijk onderzocht aan de hand van de veronderstelde effecten die worden veroorzaakt door de aanwezigheid van toeristen (Andereck et al. 2005, Sharpley 2014, Garcia et al. 2015). Met name worden negatieve effecten waargenomen door bewoners van ontvangende gemeenschappen en worden in het verlengde negatieve oordelen geveld (Gursoy en Rutherford 2004, Harrill 2004, Andereck et al. 2005, Sharpley 2014, Garcia et al. 2015). De geframede effecten kunnen hierbij worden gegroepeerd naar economische effecten (Liu en Var 1986, Haralambopoulos en Pizam 1996, Lindberg en Johnson 1997), sociaal-culturele effecten (Liu en Var 1986, Dogan 1989) en omgevingseffecten (Andereck 1995). Daarnaast kan onderscheid worden gemaakt naar positieve en negatieve effecten.

De economische effecten die het toerisme met zich meebrengt, worden over het algemeen het meest positief geframed door de bewoners van de ontvangende gemeenschappen (Garzia et al. 2015). Wanneer positieve economische effecten worden geframed, vormen deze tevens een belangrijke dimensie bij het ontwikkelen van het oordeel (Haralambopoulos en Pizam 1996, Lindberg en Johnson 1997, Harrill 2004). Met name blijkt dat het toerisme de werkgelegenheid vergroot (Korca 1996, Haralambopoulos en Pizam 1996, Yoon et al. 2001, Andriotis en Vaughan 2003, Andereck et al. 2005, Dyer et al. 2007) en daarmee een vorm van inkomen genereerd (Korca 1996, Haralambopoulos en Pizam 1996, Bujosa en Rosselló, 2007).

De omgevingseffecten worden voornamelijk negatief geframed. Het ontstaan van overbevolking, in de vorm van te grote drukte en het ontstaan van filevorming en blokkades worden hierbij het meest frequent geframed (King et al. 1991; 1993, Reid en Boyd 1991, Lindberg en Johnson 1997, Burnt en Courtney 1999, Yoon et al. 2001, Andereck et al. 2005, Dyer et al. 2007, Bujosa en Rosselló 2007, Sharpley 2014, Garcia et al. 2015). Het gevolg is dat de reistijd toeneemt terwijl de bereikbaarheid en mobiliteit afnemen. Daarnaast neemt als gevolg van de verdringing die de aanwezigheid van (een groot aantal) toeristen met zich mee kan brengen, de toegankelijkheid van de publieke voorzieningen af (Lindberg en Johnson 1997). Ook (lucht)vervuiling en geluidsoverlast worden geframed (Andereck 1995, Andereck et al. 2005). Wanneer echter als gevolg van de aanwezigheid van toeristen extra wordt geïnvesteerd in de kwaliteit en kwantiteit van de infrastructuur en publieke voorzieningen, kan sprake zijn van een positief omgevingseffect (Andereck en Vogt 2000, Andereck et al. 2005, Dyer et al. 2007, Nunkoo en Ramkissoon 2011). De waarden, normen, gewoonten en overtuigingen die deel uitmaken van de sociaal-culturele context van de ontvangende gemeenschap, kunnen tevens worden beïnvloed door de aanwezigheid van toeristen (Garzia et al. 2015). Het toerisme kan helpen om de cultuurhistorische omgeving en de culturele identiteit te behouden (Yoon et al. 2001, Andereck et al. 2005) en kan culturele activiteiten stimuleren (Lui en Var 1986, Andereck en Voght 2000). Een negatief sociaal effect dat kan ontstaan, is een toename van criminaliteit (Lindberg en Johnson 1997, Andereck et al. 2005), drugs- (Haralambopoulos en Pizam 1996) en alcoholgebruik (King et al. 1991). Meer in het algemeen kan de aanwezigheid van toerisme leiden tot stress (Garzia et al. 2015), ongelukken, conflicten en irritaties (Dogan 1989).

(8)

8

Hoewel de effecten in deze studies worden onderzocht, worden de onderliggende gedragingen van de toeristen die aan de effecten ten grondslag liggen niet of nauwelijks in de onderzoeken opgenomen. Terwijl tal van studies zijn verschenen naar framing van het toerisme door de ontvangende gemeenschap, wordt in een zeer beperkt aantal studies de gedragingen van de toerist onderzocht. Het frame van de bewoner van de toeristen omvat echter niet alleen de effecten die de aanwezigheid van toeristen met zich meebrengt, maar tevens de gedragingen die met deze effecten samenhangen (Rousseau 1990). Om inzicht te ontwikkelen in het frame van de bewoner is het dientengevolge eveneens noodzakelijk om het frame van het gedrag van de toerist nader te onderzoeken (Deerley et al. 2012). De gedragsnormen (de regels) (De Beer 2003) en gedragspatronen (het tijdstip en de locatie) (Vandamme 2007) van de toeristen, evenals die van de bewoners kunnen een belangrijke rol spelen bij de wijze waarop het toerisme wordt geframed. Wanneer inzicht ontstaat in de gedragingen kan beter worden begrepen waarom bepaalde effecten (in sterkere mate) worden geframed. (Deerley et al. 2012)

2.3. De rol van communicatieve frames

Hoewel individuele frames worden gevormd door de eigen waarneming, kunnen deze frames tegelijkertijd worden beïnvloed door de frames die zijn ontwikkeld door andere actoren. De frames van deze actoren worden gedefinieerd als communicatieve frames. Omdat communicatieve frames (Kinder en Sanders 1996, Druckman 2001, Brewer et al. 2003, Chong en Druckman 2007, Druckman 2009) bij gebeurtenissen de nadruk leggen op één of meerdere dimensies (frame-setting), beïnvloeden deze frames (mogelijk) het frame van het individu (de ontvanger) (Tuchman 1987, Entman 2003). Op deze manier wordt de wijze waarop de werkelijkheid wordt geframed door de ontvanger veranderd (frame-building) (Gamson en Modigliani 1989). Hierbij gaat de ontvanger (deels) via de (specifieke) bril kijken die wordt uitgedragen door de actoren die verantwoordelijk zijn voor het frame (Shah et al. 2002). Op deze wijze treedt een frame-effect op (Druckman 2009).

De mate waarin en de wijze waarop het individu het communicatieve frame in zich opneemt verschilt. Het individu wordt niet per definitie beïnvloed door de communicatieve frames die beschikbaar zijn (Druckman 2009). Het zijn met name de communicatieve frames die weten te overtuigen, realistisch zijn (Pan en Kosicki 2001) en aansluiten bij hetgeen door het individu als relevant en passend binnen het eigen frame worden gezien, die invloed uitoefenen (Eagly en Chaiken 1993, Nelson et al. 1997, Price and Tewksbury’s 1997, Shah et al. 2009). Het individu interpreteert de communicatieve frames daarnaast niet op passieve wijze, elk individu interpreteert en absorbeert communicatieve frames op geheel eigen wijze. Daarmee verschilt het effect dat het

communicatieve frame uitoefent. (Price and Tewksbury’s 1997, Shah et al. 2009) Daarnaast komen de communicatieve frames niet uit de lucht vallen, maar is altijd sprake van een wisselwerking met het individuele frame. Zelfs de communicatieve frames die door elites/opinieleiders (journalisten, wetenschappers, politici) worden verspreid, zijn aangepast op de frames van de ontvangers (Druckman en Chung 2007). Daarmee zijn communicatieve frames (deels) een reflectie van de individuele frames.

De communicatieve frames kunnen zich op hetzelfde niveau bevinden als het individuele frame alsmede op een hoger niveau. De frames van vrienden, familie en kennissen bevinden zich op het zelfde niveau als het frame van het individu. De vrienden, familie en kennissen hebben tevens elk een individueel frame ontwikkeld en dragen daarmee een bepaalde interpretatie van de werkelijkheid uit. Tijdens conversaties worden deze frames overgedragen. Tegelijkertijd bestaan frames op een hoger niveau die invloed kunnen uitoefenen op het individuele frame (Druckman 2009). Het zijn met name de communicatieve frames van deze elites waarvan wordt verondersteld dat deze invloed uitoefenen op het individuele frame (Chong en Druckman 2007). De actoren achter deze

communicatieve frames variëren van journalisten (de media), wetenschappers tot politici (de politiek) (Van Gorp 2007, Druckman 2009). Journalisten ontwikkelen frames om de grote hoeveelheid informatie te communiceren naar de ontvangers (Pan en Kosicki 1993) en beïnvloeden daarmee de nieuwsselectie en de inhoud van nieuwsberichten. De communicatieve frames kunnen in het verlengde van de politiek tevens onderdeel vormen van het beleid (Laws en Rein 2003, Verhoeven 2009). Het doel van (communicatieve) beleidsframes is om het maatschappelijk vertrouwen te winnen en daarmee een draagvlak voor het beleid te ontwikkelen (Laws en Rein 2003). Hierbij wordt door het (gemeentelijk) bestuur een probleem gediagnosticeerd (inhoud en de

(9)

9

betrokken actoren) en wordt als reactie hierop een oplossing of strategie ontwikkeld in de vorm van beleid. Wanneer

geïmplementeerd kunnen deze beleidsframes tevens de werkelijkheid en daarmee indirect het frame van het individu beïnvloeden: wanneer het beleid invloed uitoefent op de werkelijkheid verandert deze waardoor tevens het individuele frame zal worden gewijzigd. (Rein en Schön 1986, Benford en Snow 2000, Korsten n.d.)

2.4. Verdieping II: De rol van persoonskenmerken en gedragingen

Uit het voortgaande blijkt dat het individueel frame (frame in thought) wordt ontwikkeld op basis van verschillende dimensies die elk een bepaalde waarde vertegenwoordigen. Hoewel uit het voorbeeld is gebleken dat economische afhankelijkheid invloed kan uitoefenen op de inhoud van het frame, kunnen tevens andere aspecten een rol spelen bij de ontwikkeling. Uit onderzoek naar de houding van bewoners van ontvangende gemeenschappen ten opzichte van de aanwezigheid van toeristen, blijkt dat binnen gemeenschappen over het algemeen verdeeldheid heerst over het toeristisch vraagstuk. Hoewel sommige bewoners (de ontwikkeling van) het toerisme positief framen, zijn anderen (beduidend) negatiever (Fedline en Faulkner 2000, Andriotis en Vaughan 2003, Pérez en Nadal 2005) en waar in een bepaalde context voornamelijk euforie bestaat, overheerst in andere contexten weerstand (Butler 1980, Allen et al. 1988, Fridgen 1991). De verklaring voor deze variatie kan met name worden gevonden in de persoonlijke kenmerken en de gedragingen van het individu (Deerley et al. 2012, Sharpley 2014).

In de meeste studies wordt de verklaring voor het frame gezocht in de persoonlijke kenmerken van de bewoners (Sharpley 2014). Hierbij kunnen een aantal kenmerken worden onderscheiden, maar ligt het zwaartepunt bij het merendeel van de studies bij economische afhankelijkheid (Andereck et al. 2005, Sharpley 2014). Wanneer wordt gecontroleerd naar andere persoonskenmerken van de bewoners (Haralambopoulos en Pizam 1996, Fedline en Faulkner 2000, Andereck et al. 2005, Sharpley 2014) bestaat enige contradictie in de bevindingen. De belangrijkste persoonlijke kenmerken omvatten het geslacht, de leeftijd en het opleidingsniveau. Hierbij zijn vrouwen negatiever dan mannen (Mason en Cheyne 2000, Nunkoo en Gursoy 2012), maar zijn ouderen zowel positiever (Tomljenovic en Faulkner 2000, McGehee en Andereck 2004) als negatiever (Haralambopoulos en Pizam 1996, Huh en Vogt 2008). Daarbij zijn bewoners met een hoger opleidingsniveau eveneens zowel positiever (Haralambopoulos en Pizam 1996, Teye et al. 2002) als negatiever (Andriotis en Vaughan 2003). Meestal ontbreekt echter enige vorm van samenhang tussen het frame en de persoonlijke kenmerken (Andereck et al. 2005, Sharpley 2014, Garcia et al. 2015). Bij de invloed van de afstand van de woning tot het toeristisch centrum is sprake van uiteenlopende bevindingen. Hoewel wordt gesteld dat nabijheid resulteert in een negatiever frame (Korca 1996, Harrill en Potts 2003, Jurowski en Gursoy 2004), blijkt tevens dat nabijheid het frame positief kan beïnvloeden (Sheldon en Var 1984, Haley et al. 2005). In contradictie wordt gesteld dat sterke interactie kan resulteren in een positiever frame (Landford en Howard 1994, Andereck et al. 2005). Het is hierbij echter met name het ontstaan van vriendschappen en niet alleen het tegenkomen van de toeristen dat tot een positiever frame leidt. Tevens kan daarentegen de frequentie van de interactie invloed uitoefenen op het frame. De aanwezigheid van een groot aantal toeristen (Vargas-Sachez et al. 2011) (massatoerisme) resulteert vaak in een negatiever frame (Butler 1980, Allen et al. 1988, Fridgen 1991). Daarbij kan convergentie of divergentie tussen de gedragingen van de toeristen en de bewoners ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van negatieve frames. Wanneer de toeristen er afwijkende gedragsnormen op na houden, kan dit tot wrijving leiden. Tevens is het echter mogelijk dat overeenkomstige

gedragspatronen ertoe leiden dat de toeristen frequent worden tegengekomen, waardoor het frame negatief kan worden beïnvloed. (Deerley et al. 2012)

2.5. Het conceptueel model

Aan de hand van het theoretisch kader kan het conceptueel model worden geformuleerd. In het conceptueel model worden de hierboven behandelde theoretische concepten met elkaar in verband gebracht. Dit model vormt de leidraad en de basis voor het onderzoek.

(10)

10

Centraal binnen het conceptueel model staat het frame van de bewoners van Amsterdam dat sterk samenhangt met de beoordeling van de aanwezigheid van toeristen op de fiets in Amsterdam. Uit de literatuur blijkt immers dat met behulp van het frame oordelen worden geveld. De verwachting is echter tevens dat de beoordeling (houding) en het frame elkaar in een vicieuze cirkel kunnen versterken: het oordeel kan ertoe leiden dat de bewoners binnen het frame (steeds meer) de nadruk gaan leggen op de effecten en gedragingen die met dit oordeel samenhangen, daarmee tot een nog negatiever oordeel komend. In dit onderzoek kan hier echter niet naar worden gecontroleerd. Tevens worden vanuit het frame oplossingen ontwikkeld en is het frame van invloed op de geprefereerde (beleids)maatregelen van de bewoners. Het frame omvat de effecten waarvan wordt verondersteld dat deze worden veroorzaakt door de aanwezigheid van toeristen op de fiets, alsmede op het gedrag dat met deze effecten samenhangt. Bepaalde effecten kunnen hierbij samenhang vertonen met de gedragspatronen en andere met zowel de gedragsnormen als de patronen. De verwachting is daarbij dat tussen het frame van de effecten en gedragingen sprake kan zijn van een wisselwerking: het framen van bepaalde effecten kan ertoe leiden dat door de bewoner wordt verondersteld dat bepaalde gedragingen (frequent) voorkomen, terwijl deze niet direct (met de veronderstelde frequentie) worden waargenomen. Deze mogelijk wisselwerking kan met dit onderzoek echter niet worden aangetoond. Uit het theoretisch kader blijkt tevens dat zowel communicatieve frames alsmede

persoonskenmerken en gedragingen van de bewoners van invloed kunnen zijn op de wijze waarop effecten en gedragingen worden geframed. Dit onderdeel van het conceptueel model vormt de basis van deelvraag I.

Het gedrag dat wordt geframed is de individuele interpretatie van de bewoner van het daadwerkelijke gedrag van de toerist. Het is echter niet alleen de bewoner die het gedrag van de toerist framet maar tevens de fietsverhuurder en ook de toeristen framen het eigen gedrag op een bepaalde wijze. Het daadwerkelijke gedrag van de toeristen vormt de basis van de frames, maar wordt niet gerepresenteerd door de frames. Daarmee kan worden verondersteld dat het frame van het fietsgedrag van de toeristen en de fietsverhuurders eveneens in bepaalde mate het daadwerkelijke fietsgedrag representeren. Dit frame is daarmee gedeeltelijk een representatie van het gedrag dat van invloed is op het bewonersframe van de gedragingen. Het frame van het gedrag van de toeristen en de fietsverhuurders zal worden onderzocht in deelvraag II.

Het beleid dat de gemeente Amsterdam voert, beïnvloed het frame van het gedrag van de toerist zowel direct alsmede indirect. De wijze waarop de toerist op de fiets wordt gerepresenteerd door het beleid is direct van invloed op het frame van het gedrag van de toerist. Wanneer bepaalde maatregelen worden ingevoerd, kunnen daarbij effecten worden gereduceerd zonder het gedrag van de toeristen te beïnvloeden. Tevens is het beleid indirect van invloed wanneer beleidsmaatregelen het optreden van effecten of het gedrag van de toeristen beïnvloeden en op deze wijze het frame van het gedrag van de bewoner veranderen. Zo kunnen bijvoorbeeld het verbreden van fietspaden en het wegnemen van obstakels het aantal files en blokkades en ongelukken en conflicten doen afnemen. Tevens kan met behulp van instructies en een spreidingsoffensief het gedrag van de toeristen worden veranderd: gedragspatronen kunnen worden gewijzigd en het opvolgen van gedragsnormen kan worden gestimuleerd. De invloed zal met name het groot zijn wanneer de ingevoerde beleidsmaatregelen worden geprefereerd door de bewoners. De invloed van het beleid staat centraal in deelvraag III.

(11)

11 COMMUNICATIEVE FRAMES PERSOONSKENMERKEN, FIETSKENNIS EN VOORBEREIDING/BEGELEIDING VAN DE TOERISTEN BEOORDELING VAN DE AANWEZIGHEID VAN TOERISTEN

OP DE FIETS

HET FRAME VAN DE TOERISTEN EN FIETSVERHUURDERS FRAME VAN DE EFFECTEN VAN

TOERISTEN OP DE FIETS

FRAME VAN DE GEDRAGINGEN VAN DE TOERSITEN OP DE FIETS GEPREFEREERDE

(BELEIDS)MAATREGELEN (OPLOSSINGEN)

HET BELEID VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM

PERSOONSKENMERKEN EN GEDRAGINGEN VAN DE

(12)

12

3. Methodologische verantwoording

“Vorige week met mijn fiets over de kop geslagen omdat twee toeristen besloten te slingeren over een smal fietspad. Stoned als een garnaal bood hij zijn excuus aan maar dat maakte de schrammen, blauwe plekken en €60,00 aan reparatiekosten aan mijn fiets niet goed. Dagelijks ondervind ik hinder van fietstoeristen en het is wachten op zware ongelukken. Weg met die fietsverhuur!” (man, 35-45 jaar)

Het onderzoek is gebaseerd op twee pijlers: het frame van de bewoners van Amsterdam en het frame van de toeristen en de fietsverhuurders. In het eerste deel van het onderzoek is een deductief kwantitatief onderzoek uitgevoerd onder de bewoners van Amsterdam. Het tweede onderzoek omvat een kwantitatief onderdeel waarbij de toeristen de analyse-eenheid vormen, en een kwalitatief onderdeel dat betrekking heeft op de fietsverhuurders. Voor het beantwoorden van de derde deelvraag is gebruik gemaakt van de onderzoeken die zijn gehouden onder de bewoners en de toeristen en fietsverhuurders. Deze bevindingen zijn aangevuld met drie (kwalitatieve) interviews met beleidsmakers.

3.1. Onderzoeksgedeelte I: het frame van de bewoners van Amsterdam

In dit eerste deel van het onderzoek is het frame van de bewoner van Amsterdam nader onderzocht. Bij dit onderdeel is een kwantitatieve onderzoeksmethode in de vorm van een enquête toegepast. Omdat het doel van dit onderzoek is om de bevindingen te generaliseren naar de gehele bewonersgemeenschap van Amsterdam (macroniveau), vormt kwantitatief onderzoek de meest geschikte methode (Bryman 2008). Daarnaast kan kwantitatief onderzoek (vrij goed) worden herhaald binnen een andere context. Dit is met name belangrijk omdat toeristisch onderzoek zich kenmerkt door een sterke mate van contextafhankelijkheid (Harrill 2004, Sharpley 2014). Tevens domineert kwantitatief onderzoek zeer sterk binnen dit onderzoeksveld (Andereck et al. 2003, Sharpley 2014, Garcia et al. 2015). Hoewel onderzoek naar toeristen op de fiets ontbreekt, hebben de uitlatingen van de gemeente, de media en verwante toeristische studies voldoende stof gegeven om tot een kwantitatief onderzoek te komen. In de enquête is echter veel ruimte geboden om aanvullende informatie te geven, daarmee is een kwalitatief element opgenomen. Hiervoor is gekozen omdat onderzoek binnen deze specifieke context ontbreekt en daarmee de mogelijkheid bestaat dat bepaalde (belangrijke) aspecten (effecten/gedragingen/reacties/herkenning/omschrijving) anders niet in het onderzoek worden opgenomen. Daarbij biedt deze informatie mogelijkheden om het frame binnen de context te plaatsen. Naast de enquête is een korte kwantitatieve media- en beleidsanalyse uitgevoerd. Tevens zijn, met name ten behoeve van de beantwoording van de derde deelvraag, drie

semigestructureerde kwalitatieve interviews met beleidsmedewerkers gehouden.

3.1.1. Operationalisering van de concepten

De beoordeling van de aanwezigheid van de toeristen op de fiets zal niet nader worden geoperationaliseerd maar worden onderzocht aan de hand van een rapportcijfer. Het frame van de bewoner valt uiteen in de effecten en de gedragingen van de toeristen op de fiets en wordt (mogelijk) beïnvloed door communicatieve frames en persoonskenmerken en gedragingen. Ten eerste zullen de veronderstelde effecten uiteengezet worden, vervolgens zal nader worden ingegaan op het gedrag van de toeristen op de fiets alvorens de communicatieve frames en persoonskenmerken en gedragingen van de bewoners zullen worden

geoperationaliseerd. Als laatste zullen de oplossingen en beleidsoplossingen die uit het frame volgen uiteengezet worden.

Effecten van de aanwezigheid van toeristen op de fiets

Uit het theoretisch kader is gebleken dat aan de aanwezigheid van toeristen zowel economische, omgevings- alsmede sociaal-culturele effecten worden toegeschreven. De verwachting is echter dat slechts een zeer gering deel van de bewoners van Amsterdam persoonlijk economische effecten ondervindt van de aanwezigheid van toeristen op de fiets, daarom wordt in dit

(13)

13

onderzoek gefocust op de omgevingseffecten en sociaal-culturele effecten waarvan wordt verwacht dat deze in het verlengde kunnen liggen aanwezigheid van toeristen op de fiets in Amsterdam.

Variabelen effecten Indicatoren

Omgevingseffecten  Het veroorzaken van files en blokkades (Mantel 2011, Brink 2013, Gemeente Amsterdam n.d.; n.d.3)

 Het veroorzaken van te grote drukte op het fietspad (zie theoretisch hoofdstuk)  Investeringen in fietspaden en fietsvoorzieningen (zie theoretisch hoofdstuk) Sociaal-culturele effecten  Het veroorzaken van ongelukken en conflicten (Gemeente Amsterdam 2015)

 Het veroorzaken van irritaties (Van Zoelen 2007, O&S Amsterdam 2011, Brink 2013, Gemeente Amsterdam 2015)

 Afname van de drukte in het centrum van Amsterdam (Gemeente Amsterdam n.d.)

Het gedrag van de toeristen op de fiets

Het gedrag van de toeristen uit zich in gedragsnormen en gedragspatronen. De gedragsnormen zullen worden onderzocht aan de hand van de fietsverkeersregels die in Amsterdam gelden en aan de hand van drie sociale gedragsnormen: slingeren, (te) langzaam fietsen en het fietsen met een telefoon of koptelefoon. In totaal zijn 16 gedragsnormen geformuleerd. De normen gelden voor alle bewoners, maar sommige gedragingen zijn sterker gelinkt aan het gedrag van toeristen dan aan dat van de bewoners. Het (te) langzaam fietsen, het slingeren tijdens het fietsen, plotseling stoppen, midden op de weg stilstaan en de fietsbel onnodig gebruiken zijn overtredingen waarvan door media en de bewoners wordt verondersteld dat die met name worden begaan door de toeristen. Dit blijkt uit het mediaframe en de aanvullende reacties van de bewoners. De gedragspatronen hebben betrekking op het tijdstip en de locatie waarop gefietst wordt. Er is gecontroleerd naar het tegenkomen van toeristen op de fiets tijdens de spitsuren en in de stadsdelen die zich op verschillende afstanden tot het centrum van Amsterdam bevinden.

Variabelen gedragingen Indicatoren

Gedragsnormen  Niet met een telefoon of koptelefoon fietsen (Gemeente Amsterdam n.d.2; n.d.3)

 Niet (te) langzaam fietsen (Kreling 2007, Van Zoelen 2007, Mantel 2011, Brink 2013, Groen 2014, Gemeente Amsterdam n.d.2)

 Niet slingeren tijdens het fietsen (Sevil 2003, Van Zoelen 2007, Mantel 2011, Mooyman 2013, Brink 2013, Groen 2014)

 Niet dronken of stoned fietsen (Sevil 2003, Van Zoelen 2007, Gemeente Amsterdam n.d.; n.d.2, )

 De fietsbel niet onnodig gebruiken (Sevil 2003, AT5 2015)

 Op het fietspad fietsen wanneer deze aanwezig is (Gemeente Amsterdam n.d.; n.d.2)

 Met niet meer dan twee personen naast elkaar fietsen (Sevil 2003, AT5 2015, Gemeente Amsterdam n.d.2)

 Niet op de stoep, autoweg of in winkelgebieden fietsen (AT5 2015, Gemeente Amsterdam n.d.2;

n.d.3, MacBike n.d.)

 Niet plotseling stoppen (Sevil 2003, Brink 2013, Gemeente Amsterdam n.d.; n.d.2)

 Niet op het fietspad (de weg) blijven stilstaan (Brink 2013)

 Richting aangeven bij het afslaan (Van Zoelen 2007, Groen 2014, Gemeente Amsterdam n.d.; n.d.2; n.d.3,MacBike n.d.)

 Voorrang geven aan voetgangers op het zebrapad (Gemeente Amsterdam n.d.; n.d.2; n.d.3)

 Voorrang geven aan verkeer van rechts (AT5 2015, Gemeente Amsterdam n.d.2; n.d.3, MacBike

n.d.)

(14)

14

 Aan de juiste kant van de weg fietsen (Kreling 2007, Gemeente Amsterdam n.d.; n.d.2; n.d.3,

MacBike n.d.)

 Stoppen voor het rode stoplicht (Kreling 2007, Gemeente Amsterdam n.d.2; n.d.3; MacBike n.d.)

Gedragspatronen  Tegenkomen in het centrum van Amsterdam

 Tegenkomen in de stadsdelen Zuid, Oost of West

 Tegenkomen de stadsdelen Noord, Westpoort, Nieuw-West of Zuidoost

 Tegengekomen tijdens de spitsuren (8:00-9:00 en 16:00-18:00) (Gemeente Amsterdam n.d.2)

Communicatieve frames

Bij de communicatieve frames kan onderscheid worden gemaakt naar frames van de media, het beleid en vrienden, familie en kennissen. In de media wordt beperkt aandacht besteed aan het fietstoerisme in Amsterdam, een negatieve wijze van framing overheerst echter. De positieve invalshoek wordt met name geboden door de uitspraken van de woordvoerders van de fietsverhuurbedrijven. De woordvoerders bagatelliseren of relativeren de uitspraken die eerder in het artikel zijn geuit. De

fietsverhuurders ontkennen met name dat de toeristen op de fiets ongelukken en conflicten veroorzaken. Uit de media analyse blijkt dat zowel effecten als gedragingen worden geframed. Het meest frequent wordt gesteld dat de toeristen op de fiets slingeren en (te) langzaam fietsen. De gemeente Amsterdam suggereert indirect dat de instructies die zijn opgenomen in de Bike Instructor de (meest voorkomende) overtredingen van de toeristen weergeven. Met behulp van deze instructies moeten de toeristen immers worden voorbereid op de fietstocht door Amsterdam en zou het fietsen in Amsterdam veiliger en prettiger moeten worden. Over de inhoud van de frames van vrienden, familie en kennissen is niets bekend, de inhoud verschilt naar de familie en de vrienden- en kennissenkring.

Variabelen communicatieve frames Indicatoren

Journalistieke/media frames  Het veroorzaken van irritaties (Van Zoelen 2007, Brink 2013)  Het veroorzaken van files en blokkades (Mantel 2011, Brink 2013)

 Het niet veroorzaken van ongelukken en conflicten (Besteman 2006, Van Zoelen 2007,Van der Wal 2011, AT5 2011, Brink 2013)

 Slingeren tijdens het fietsen (Sevil 2003, Van Zoelen 2007, Mantel 201, Mooyman 2013, Brink 2013, Groen 2014)

 (te) Langzaam fietsen (Kreling 2007, Van Zoelen 2007, Mantel 2011, Brink 2013, Groen 2014)  Plotseling stoppen (Sevil 2003, Brink 2013)

 Dronken of stoned fietsen (Sevil 2003, Van Zoelen 2007)

 Geen richting aangeven bij het afslaan (Van Zoelen 2007, Groen 2014)

Politieke- en beleidsframes  Het veroorzaken van irritaties (O&S Amsterdam 2011, Gemeente Amsterdam 2015)  Het veroorzaken van blokkades (Gemeente Amsterdam n.d.)

 Afname van de drukte in het centrum van Amsterdam (Gemeente Amsterdam n.d.)  Veroorzaken van gevaarlijke situaties (Gemeente Amsterdam 2015)

 Fietsen voor de tram en over de tramrails (Gemeente Amsterdam n.d.)  Van binnenuit inhalen (Gemeente Amsterdam n.d.)

 Geen richting aangeven bij het afslaan (Gemeente Amsterdam n.d.)  Niet aan de juiste kant van de weg fietsen (Gemeente Amsterdam n.d.)  Niet stoppen voor het zebrapad (Gemeente Amsterdam n.d.)  Met telefoon fietsen (Gemeente Amsterdam n.d.)

 Niet op het fietspad fietsen wanneer dit wel aanwezig is (Gemeente Amsterdam n.d.)  Plotseling stoppen (Gemeente Amsterdam n.d.)

(15)

15 Frames van vrienden, familie en

kennissen

Persoonskenmerken en gedragingen van de bewoners

Aan de hand van de theorie zijn de persoonskenmerken geselecteerd waarnaar is gecontroleerd. Hierbij is ervoor gekozen om vier persoonskenmerken op te nemen. Daarbij zal worden gecontroleerd naar het fietsgedrag van de bewoners van Amsterdam. Uit de theorie is gebleken dat niet alleen het gedrag van de toerist maar het gedrag van de bewoner eveneens invloed kan uitoefenen op het frame. Er is voornamelijk gecontroleerd naar de gedragspatronen van de bewoners van Amsterdam: het tijdstip, de tijdsduur en de locatie waar wordt gefietst. De vraag of de bewoners zich (bijna) altijd aan de fietsregels houden wanneer wordt gefietst, is gelinkt aan de gedragsnormen. Variabelen persoonskenmerken en gedrag Indicatoren Persoonskenmerken  Geslacht  Leeftijd  Opleidingsniveau  Stadsdeel woonachtig

Gedrag  Meerdere keren per week fietsen

 Langer dan een half uur fietsen

 Voornamelijk in het centrum van Amsterdam fietsen  Voornamelijk tijdens de spitsuren fietsen

 (bijna altijd) Aan de regels houden wanneer wordt gefietst

Oplossingen

De oplossingen uiten zich in gedragingen die een positieve invloed uitoefenen op de beoordeling van de bewoners en de

beleidsmaatregelen die in het verlengde hiervan kunnen worden geïmplementeerd. Wanneer de toeristen bepaald gedrag vertonen (of juist niet vertonen) wijzigt het frame en kan de beoordeling positief beïnvloed worden. Het gaat hierbij zowel om gedragsnormen als gedragspatronen. Door expliciet te vragen naar de gedragingen die het frame volgens de bewoners positief beïnvloeden, kan concreet worden gemaakt welk gedrag de toeristen zouden moeten vertonen volgens de bewoners. In het verlengde zijn een aantal mogelijke beleidsmaatregelen opgesteld die deze verandering van het gedrag teweeg kunnen brengen. Daarbij kunnen naast verandering van het gedrag van de toeristen op de fiets en een reductie van het aantal toeristen, extra investeringen het frame van de effecten naar verwachting beïnvloeden.

Variabelen oplossingen Indicatoren

Gedrag  Geen/kleinere groepen fietstoeristen

 Toeristen buiten de spitsuren fietsen  Toeristen op rustige locaties fietsen  Minder vaak toeristen tegenkomen  De toeristen zich aan de regels houden

 De toeristen op de fiets de doorstroming niet belemmeren

Beleidsmaatregelen  Het stellen van een maximum aan de omvang van een groep toeristen op de fiets  Het weren van de toeristen tijdens de spitsuren

 De toeristen over de stadsdelen verspreiden  Extra investeren in fietsvoorzieningen en fietspaden  Het invoeren van een verplicht fietsdiploma

(16)

16

3.1.2. Dataverzameling

Voor het opstellen van de enquête is gebruik gemaakt van het programma Google-Drive. Door middel van een link, vergezeld met een begeleidende introductie, zijn de bewoners uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. De enquête steunt met name op het theoretisch kader, wat de interne- en begripsvaliditeit vergroot. Het onderzoek is aangevuld met een korte media- en

beleidsanalyse, om inzicht te ontwikkelen in het mediale en beleidsframe van de toeristen op de fiets en om het gedrag van de toeristen te operationaliseren. Om inzicht te ontwikkelen in het beleid dat de gemeente Amsterdam voert en de effecten die door de gemeente worden waargenomen zijn daarbij drie semigestructureerde interviews gehouden, variërend van een half uur tot met anderhalf uur met beleidsmedewerkers: Ria Hilhorst (fietsambtenaar bij Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer) Charlotte Naezer (projectmanager ‘Bike Instructor’ (Toerisme) bij Economische Zaken) en Rob Smiers (adviseur Verkeer en Openbare ruimte gemeente Amsterdam).

Voor het ontwikkelen van het mediaframe is gebruik gemaakt van het (online) programma Lexis Nexis en de ‘vrije’ en ‘nieuws’ zoekfunctie van het programma Google. Hierbij zijn de volgende zoektermen ingevoerd: fietsende toeristen Amsterdam en fietstoeristen Amsterdam, al dan niet aangevuld met de termen probleem en overlast. In een periode die loopt van 2003 tot en met 2015 zijn 14 artikelen (8 krantenartikelen) gevonden met het onderwerp toeristen op de fiets in Amsterdam. De artikelen zijn vervolgens geanalyseerd naar veronderstelde en waargenomen effecten en gedragingen van de toeristen op de fiets. Inzicht in het beleidsframe is ontstaan door de video van de Bike Instructor te analyseren naar de effecten en gedragingen die worden geframed (instructies). Daarbij is in beleidsstukken gezocht naar verwijzingen naar het fietstoerisme in Amsterdam en is een gesprek gevoerd met een beleidsmedewerkster van de gemeente Amsterdam (Ria Hilhorst). De gedragsregels zijn opgesteld op basis van algemene fietsregels die voorkomen in het wetboek, de regels die worden genoemd op de toeristische website van de gemeente Amsterdam (Gemeente Amsterdam n.d.2) en de ‘Bike Instructor’ (Gemeente Amsterdam n.d.), de regels die worden

genoemd in de folder van fietsverhuurder MacBike en de gemeente Amsterdam (MacBike n.d., Gemeente Amsterdam n.d.3) en de

gedragingen die voorkomen in de journalistieke frames. De spitstijden zijn gebaseerd op de definitie van de gemeente Amsterdam (Gemeente Amsterdam n.d.2).

De enquête is gecontroleerd door vier personen: C.S.M. Loven, prof R.C. Kloosterman, dr. B. Heebels en dr. I.C. van der Welle. Op basis van de feedback is de enquête aangepast en vervolgens gecontroleerd door vijf bewoners van Amsterdam: E. Damman, C.S.M. Loven, H. Meijer, dr. B. Heebels en dr. I.C. van der Welle.

Het steekproefkader is opgesteld aan de hand van geografische- en persoonskenmerken. De respondenten dienen woonachtig te zijn in de stad Amsterdam, niet de metropool- of stadsregio: in Amsterdam fietsen immers de (meeste) toeristen. Omdat het frame van bewoners die de volwassenen leeftijd hebben bereikt naar verwachting (sterker) is ontwikkeld, zullen alleen bewoners met een leeftijd van 18 jaar en ouder worden opgenomen in de analyses. Daarnaast gaat de voorkeur uit naar bewoners die in elk geval regelmatig fietsen: de verwachting is dat bewoners die fietsen vaker worden geconfronteerd met toeristen op de fiets en daardoor een frame hebben ontwikkeld dat dichter bij de werkelijkheid staat. In het onderzoek ontbreekt de toegang tot de gehele populatie: de gegevens van de bewoners van Amsterdam zijn niet vrij opvraagbaar/beschikbaar bij de gemeente Amsterdam. Het doel is om een steekproef te trekken die zo veel mogelijk overeenstemt met de karakteristieken van de bevolking van Amsterdam (populatie) en daarmee representatief is voor de gehele bevolking. Daarom zal in de steekproef worden gecontroleerd naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en het stadsdeel waar de respondent woonachtig is.

Om een zo representatief mogelijke steekproef te ontwikkelen, zijn de respondenten via verschillende kanalen geworven. Bij het onderzoek is een doelgerichte steekproefmethode en een steekproefmethode gebaseerd op toeval toegepast. Ten eerste is op twee verschillende wijze een sneeuwbalsteekproef getrokken. Allereerst is aan bekenden die in Amsterdam wonen gevraagd om de enquête in te vullen en deze onder andere Amsterdammers te verspreiden. Daarbij is aan elk van de respondenten in de uitnodiging van de enquête gevraagd de enquête te delen met andere bewoners van Amsterdam. Ten tweede is een doelgerichte steekproef op

(17)

17

basis van zelfselectie getrokken onder de leden van een aantal Facebook pagina’s die specifiek betrekking hebben op Amsterdam: Amsterdam durft te vragen (twee keer) en Amsterdam Heden en Verleden vol herinneringen. In het verlengde is een gestratificeerde doelgerichte steekproef (op basis van zelfselectie) getrokken onder de leden van de Facebookpagina’s: De Baarsjes, Je bent Amsterdam Oost als, Westerparkbewoners, I love Nieuwmarktbuurt Amsterdam, Je bent Amsterdam West als, Amsterdam Noord; Fiets Amsterdam en de Fietsersbond Amsterdam (bij deze laatste twee pagina’s is aan de beheerders gevraagd om de enquête te plaatsen). Hiermee is geselecteerd op stadsdelen en fietsende bewoners. Een tweede gestratificeerde doelgerichte steekproef (op basis van zelfselectie) is getrokken door de uitnodiging voor de enquête te verspreiden op een aantal locaties in Amsterdam: de Coffee Company op het Waterlooplein, het Muziektheater, de Openbare Bibliotheek van Amsterdam en in Pakhuis de Zwijger (presentatie van het Meerjarenplan Verkeersveiligheid). Daarnaast is een doelgerichte gemakssteekproef getrokken: 30 personen die zich in de nabijheid van de Albert Heijn aan het Waterlooplein bevonden, zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Eveneens is een toevalligheidssteekproef getrokken: op de Facebookpagina’s: Amsterdam fiets te koop en Amsterdam durft te vragen zijn random 50 leden geselecteerd en op persoonlijke wijze uitgenodigd tot deelname aan de enquête. Deze methode heeft echter slechts 4 respondenten opgeleverd. Daarmee is het effect van de toevalligheidssteekproef verwaarloosbaar.

In het algemeen heeft toepassing van meerdere steekproeven als nadeel dat (enige) onduidelijkheid blijft bestaan over de wijze waarop de respondenten geworven zijn. Daarnaast heeft een online enquête als nadeel dat alleen bewoners met toegang tot internet aan de enquête kunnen deelnemen. Een nadeel van de sneeuwbalsteekproef is dat toegang wordt verkregen tot een groep waarbij de leden vaak overeenkomsten delen, hierdoor ontstaat het gevaar dat de steekproef vrij homogeen wordt. Het probleem dat bij de andere doelgerichte steekproeven voornamelijk speelt, is dat sprake is van zelfselectie: de bewoners wordt slechts de optie geboden om deel te nemen aan het onderzoek. Enige vorm van stimulans, bijvoorbeeld in de vorm van een persoonlijke uitnodiging, ontbreekt. Daarnaast kunnen de respondenten niet worden geselecteerd op basis van specifieke persoonlijke kenmerken waarmee de representativiteit van de steekproef kan worden vergroot. Voornamelijk bewoners die zich aangesproken voelen, zullen de moeite nemen de enquête in te vullen. Waarschijnlijk is hierdoor sprake van een oververtegenwoordiging van de bewoners die een (sterk) ontwikkeld frame (bepaalde mening) hebben over de aanwezigheid van toeristen op de fiets. Daarnaast speelt de beschikbaarheid van de bewoners een rol. Wanneer de bewoner (op dat moment) niet op de betreffende Facebookpagina actief is of zich op de locatie bevind waar de uitnodigingen zijn verspreid, wordt geen kennis genomen van de enquête.

Tevens bieden de gekozen steekproefmethoden echter voordelen die de keuze voor deze methoden kunnen rechtvaardigen. In het algemeen verkiest toepassing van een online enquête bij dit onderzoek de voorkeur boven een schriftelijke enquête. Omdat de enquête vrij lang is, kan deze slechts digitaal of in een gearrangeerde setting worden ingevuld. De toegang tot bewoners die zich in een gearrangeerde setting bevinden en de mogelijkheid om deze setting te arrangeren zijn (zeer) beperkt. Daarnaast kan een groter publiek worden bereikt en kunnen de respondenten de enquête op een gewenst tijdstip en een gewenste locatie invullen. Hierdoor neemt de bereidbaarheid om deel te nemen aan enquête naar verwachting toe. Wanneer meer specifiek wordt ingegaan op de steekproefmethode, is gebleken dat een toevalligheidssteekproef nauwelijks effectief blijkt en een doelgerichte steekproefmethode noodzakelijk is. Omdat de startpersonen van de sneeuwbalsteekproef geselecteerd zijn op basis van uiteenlopende

persoonskenmerken maakt deze methode het mogelijk om toegang te krijgen tot groepen die onderling sterk verschillen. Hierdoor wordt het gevaar voor het ontstaan van een homogene steekproef gereduceerd, de steekproef wordt naar verwachting juist heterogener. Daarbij zullen de bewoners zich bij een sneeuwbalsteekproef eerder aangesproken voelen om deel te nemen aan het onderzoek omdat dit wordt gevraagd door personen waarmee enige relatie bestaat. Het voordeel van de doelgerichte steekproeven die op Facebook zijn geplaatst, is dat op deze wijze toegang wordt verkregen tot een omvangrijke groep van circa 50 000 bewoners. Hoewel verwacht wordt dat tussen de verschillende Facebookpagina’s overlap bestaat in het ledenbestand, is het bereik

ontegenzeggelijk groot. Daarbij biedt een gestratificeerde doelgerichte steekproef de mogelijkheid om bewoners met specifieke kenmerken binnen de populatie te bereiken. Met behulp van Facebook zijn bewoners die afkomstig zijn uit de verschillende buurten en bewoners die fietsen aangesproken, waardoor de representativiteit van het onderzoek toeneemt. Daarbij heeft met de

(18)

18

verspreiding van de uitnodiging op diverse locaties die verschillende doelgroepen bedienen, een uitlopend publiek kennis kunnen nemen van het bestaan van de enquête.

In hoeverre dit beoordeeld kan worden, zijn de meeste respondenten geworven via Facebook en de sneeuwbalmethode. Na het plaatsen van de enquête op de verschillende Facebookpagina’s is de enquête meerdere malen ingevuld. Toch is naar verwachting de sneeuwbalmethode de meest effectieve methode gebleken: in een korte periode is een groot aantal enquêtes binnengekomen, terwijl tijdens deze periode geen actieve werving heeft plaatsgevonden. De responsrate is niet uit te rekenen omdat het onduidelijk is hoeveel personen kennis hebben genomen van het onderzoek en hoeveel bewoners hebben geregeerd. De omvang van de steekproef bedraagt: 397 respondenten. Uiteindelijk hebben 415 bewoners de enquête ingevuld, maar is besloten om eerder te starten met de analyses, gezien de beperkte tijdsperiode waarin het onderzoek moet worden afgerond. Met deze steekproefomvang en een verwachte spreiding van 50% is sprake van een betrouwbaarheidsniveau van 95% (foutmarge 5%). Daarmee wordt voldaan aan het minimale aantal respondenten dat met de omvang van de onderzoekspopulatie (821 000 inwoners) noodzakelijk is om tot een representatieve steekproef te komen. Dit betreft met name de ‘kwantitatieve’ representativiteit, de ‘kwalitatieve’ representativiteit (persoonskenmerken) zal in hoofdstuk 4 behandeld worden.

3.1.3. Methode van analyse

Empirie: herclassificering en frequentietabellen

In de enquête zijn vrij brede antwoordcategorieën gehanteerd, voor de analyse is het aantal categorieën gereduceerd en is tot herclassificering overgegaan. Omdat voor de analyse een minimale celvulling gewenst is, bestaat voor sommige variabelen de noodzaak om het aantal categorieën te verkleinen. Om de consistentie van het onderzoek te behouden, is ervoor gekozen om het aantal categorieën van de overige indicatoren eveneens te verkleinen. Daarnaast zijn de verschillen tussen elkaar direct opvolgende categorieën vaak minimaal en daarom irrelevant om in de analyse op te nemen. Ten slotte wordt de interpretatie van de resultaten eenvoudiger wanneer een beperkt aantal categorieën wordt gehanteerd. Door de meerderheid van de respondenten is de mogelijkheid om aanvullende reacties te plaatsen aangegrepen. De beleidsmaatregelen: ‘het stellen van een maximum aan de omvang van een groep toeristen op de fiets’ en de ‘invoering van een verplicht fietsdiploma’ zijn samengevoegd met de aanvullende maatregelen die zijn genoemd door de bewoners: ‘een algehele reductie/stop’ en ‘(betere) instructies/toetsing’. Hierbij is de categorie neutraal komen te vervallen. Andere aanvullende reacties van de bewoners hebben niet geresulteerd in de opname van extra variabelen of dimensies, maar zijn wel opgenomen in het onderzoek en hebben gefunctioneerd als toetsing/triangulatie van de opgestelde variabelen.

Variabelen Antwoordcategorieën Herclassificering

Variabele gedragingen Frequentie Altijd, vaak, regelmatig, soms, nooit Altijd/vaak, regelmatig, soms/nooit

Variabele beoordeling Beoordeling Cijfer van 1 tot en met 10 (heel) Negatief (1 t/m 4), neutraal (5 en 6), (heel)

positief (7 t/m 10) Variabele oplossingen Beoordeling Veel positiever, positiever, neutraal, negatiever, veel

negatiever (veel) Positiever, neutraal, (veel) negatiever

Variabele beleidsmaatregelen

Overeen-stemming

Heel belangrijk, belangrijk, neutraal, onbelangrijk, heel onbelangrijk

 Het stellen van een maximum aan de omvang van een groep toeristen op de fiets

 Invoering van een verplicht fietsdiploma

(heel) Belangrijk, (neutraal), (heel) onbelangrijk  Maximum omvang en/of reductie/stop  Invoering van fietsdiploma en/of

(betere) uitleg/toetsing

Variabele effecten

Overeen-stemming

Helemaal mee eens, mee eens, neutraal, mee oneens, helemaal mee oneens

(helemaal) mee eens, neutraal, (helemaal) mee oneens

Variabele gedragingen Frequentie Altijd, vaak, regelmatig, soms, nooit Altijd/vaak, regelmatig, soms/nooit Variabele

communicatieve frames Belang

Heel belangrijk, belangrijk, neutraal, onbelangrijk, heel

(19)

19

Variabele gedrag Eens Mee eens, mee oneens

Variabele

persoonskenmerken

 Man; vrouw

 25 jaar of jonger; 25-35 jaar; 35-45 jaar; 45-55 jaar; 55 jaar of ouder

 Basisschool; VMBO/LTS/LBO/Huishoudschool; HAVO/MMS/HBS/VWO; MBO/MTS; HBO/HTS en WO

 Centrum; Zuid, Oost en West; Noord, Westpoort, Nieuw-West en Zuidoost

 Jong (18 en 35 jaar); middelbaar (35-55 jaar); oud ((35-55 jaar of ouder)

 Laag

(Basisschool/VMBO/LTS/LBO/LHNO); middelbaar

(HAVO/MMS/HBS/VWO/MBO/MTS); hoog (HBO/HTS of WO)

Analyse: kruistabellen en typering (clustering)

Om inzicht te ontwikkelen in de inhoud van het frame, de daaruit volgende beoordeling en beleidsoplossingen en de variabelen die van invloed zijn op het frame, zijn frequentietabellen ontwikkeld van de variabelen. Daarbij is een samengestelde variabele ontwikkeld die het frame van het gedrag van de toeristen samenvat. Hierbij zijn een aantal gedragsnormen omgeschaald zodat een hoge score overtreding van de gedragsnorm aanduidt. Op basis van de som van de scores zijn de categorieën (altijd/vaak, regelmatig, soms/nooit) opgesteld. In het verlengde van het conceptueel model is getoetst naar samenhang tussen de variabelen waarbij (directe) correlatie wordt verwacht. Tevens is naar een aantal andere variabelen getoetst die specifieke betrekking hebben op bepaalde effecten en gedragingen. Hierbij is de samenhangsmaat Gamma aangehouden. De waarde van Gamma varieert van -1 tot 1 en geeft daarmee zowel de sterkte als de richting van het verband aan. Er is voor deze samenhangsmaat gekozen omdat de variabelen dichotoom of van ordinaal niveau zijn. Voordat van significante samenhang wordt gesproken dient p een waarde onder de 0.05 aan te nemen, dit houdt in dat een kans van 5% bestaat dat de gevonden samenhang op toeval berust. In het onderzoek zal met name naar sterke samenhang (Gamma 0,6>) tussen variabelen worden gerefereerd (RUG 2015).

Beoordeling Effecten Gedragingen

Beleids-maatregelen OP* PG* CM* Beoordeling - x x Effecten x - x x x x Gedragingen x - x x Beleidsmaatregelen x - x

Samenhangsmaat=Gamma; zwak 0,1-0,3; matig 0,3-0,6; sterk 0,6-1,0 (RUG 2015); p<0.050 * OP: Oplossingen; IPG: Persoonskenmerken en gedrag; CM: Communicatieve frames

Daarbij zijn op basis van het oordeel en de geprefereerde maatregelen verschillende groepen/typen bewoners onderscheiden. Op deze wijze ontstaat inzicht in de verschillende frames waar de bewoners door worden gekarakteriseerd. Niet alleen de inhoud van deze frames maar tevens de kenmerken van de bewoners die deze frames hebben ontwikkeld, zijn uiteengezet. Hierdoor wordt het frame in de context geplaatst en worden de onderzoeksbevindingen geconcretiseerd. Hierbij is er niet voor gekozen om een clusteranalyse uit te voeren: de dataset is vrij omvangrijk, waardoor de rekentijd omvangrijk en interpretatie van de clusters lastig is. Daarbij zijn de clusters opgesteld op basis van vooraf gedefinieerde variabelen: het oordeel en de maatregelen, waardoor

clusteranalyse noch noodzakelijk noch de meest efficiënte methode vormt.

3.2. Onderzoeksgedeelte II: het frame van de toeristen en fietsverhuurders

Voor het tweede deel van het onderzoek is het frame van de toeristen en fietsverhuurders onderzocht. Hierbij is een kwantitatieve (enquêtes) en kwalitatieve (interviews) onderzoeksmethode toegepast. Hoewel het gedrag van de toeristen op kwalitatieve wijze door middel van observatie kan worden onderzocht (Bryman 2008), is dit slechts een momentopname terwijl dit onderzoek als doel heeft om de gehele route te reconstrueren. Bepaalde verkeersituaties kunnen specifiek gedrag oproepen en daarmee tot overtreding

(20)

20

van de gedragsnormen leiden. De mogelijkheid bestaat dat juist deze verkeersituaties geen onderdeel uitmaken van de observaties en daardoor een deel van de overtreding wordt gemist en een vertekend beeld ontstaat. Bij dit onderzoek zal daarom een

kwantitatieve onderzoekmethode worden toegepast en gebruik worden gemaakt van enquêtes. Omdat het zwaartepunt van het onderzoek ligt bij het frame van de bewoners van Amsterdam, zal sprake zijn van een steekproef van beperkte omvang. De mogelijkheid tot generalisatie is daardoor erg beperkt. Daarom zal het kwantitatieve onderzoek worden aangevuld met een kwalitatief onderdeel. De interviews maken het mogelijk om de uitkomsten van de enquête in perspectief te plaatsen, vergroten de externe validiteit van het onderzoek (controlemechanisme) en de generaliseerbaarheid van het onderzoek. (Bryman 2008)

3.2.1. Operationalisering van de concepten

De persoonskenmerken, ervaring en voorbereiding/begeleiding

Daarbij is gecontroleerd naar een aantal persoonskenmerken van de toeristen en de fietstocht. Ten eerste zijn drie persoonskenmerken gedefinieerd die in het verlengde liggen van de enquête die onder de bewoners is verspreid. Het

opleidingsniveau is niet opgenomen omdat de verwachting is dat dit slechts weinig invloed uit zal oefenen op het frame van het gedrag. Ten tweede is onderzocht of de fietskennis invloed uitoefent op het frame. Daarbij wordt gecontroleerd naar verschillende voorbereidingswijzen en naar begeleiding.

Variabelen persoonskenmerken, ervaring en voorbereiding

Indicatoren

Persoonskenmerken  Geslacht

 Leeftijd

 Land van herkomst

Fietskennis  Fietservaring

 Geen fietservaring  Begrijpen van de regels Voorbereiding en begeleiding  Niet voorbereiden op de fietstour

 Theoretisch voorbereiden  Persoonlijk voorbereid  Praktisch voorbereid

 Deelname aan een begeleide fietstour Beleidsmaatregelen

Op basis van de voorbereiding en gedragingen van de toeristen zijn een aantal mogelijke beleidsmaatregelen geformuleerd. Aanvullende voorbereidingsmogelijkheden en met name maatregelen die betrekking hebben op de gedragspatronen zijn hierbij opgenomen. Daarnaast is meer in het algemeen gecontroleerd naar de mate waarin extra investeringen in fietspaden en fietsvoorzieningen worden geprefereerd.

Variabelen beleidsmaatregelen Indicatoren

Beleidsmaatregelen  Extra investeringen in fietspaden en fietsvoorzieningen  Betere toeristische instructies/meer praktijklessen  Het moet duidelijker zijn wanneer de spitstijden zijn

(21)

21

3.2.2. Dataverzameling

De enquête is in schriftelijke en digitale vorm beschikbaar gesteld. De digitale versie is met behulp van het programma Google-Drive opgesteld en de schriftelijke versie is opgesteld in Word. Aan het begin van de enquête is een korte introductie gegeven over het onderzoek. Bij het onderdeel dat betrekking heeft op het gedrag, is de enquête gebaseerd op het theoretisch kader, en de media- en beleidsanalyse. Bij de overige variabelen is sprake van ‘eigen’ veronderstellingen. Omdat onderzoek naar het fietsgedrag van toeristen en de bewoners van Amsterdam ontbreekt, zijn de overige variabelen gebaseerd op verwachtingen die steunen op veronderstellingen en logische redenatie maar niet op literaire bronnen.

De enquête is gecontroleerd door prof. R.C. Kloosterman en fietsverhuurders: V. Klomp en P. Trawicki en is op basis van deze feedback aangepast. Vervolgens is de enquête getest door twee toeristen uit Engeland die ter hoogte van de Nieuwmarkt fietsten. Het steekproefkader omvat toeristen die niet langer dan een week geleden een fietstocht hebben gemaakt in Amsterdam: de verwachting is dat de toerist de gedragingen, voornamelijk de onbewuste gedragingen, dan niet meer op een betrouwbare wijze kan reconstrueren. Daarnaast is gekozen voor een leeftijdsgrens van 16 jaar, de verwachting is dat kinderen per definitie afwijkend gedrag vertonen en waarschijnlijk nog minder goed het eigen gedrag kunnen herinneren. Omdat de enquête in het Engels zal worden afgenomen, zullen toeristen die de Engelse taal in elk geval in enige mate beheersen in staat zijn de enquête in te vullen. De populatie omvat de toerist op de fiets in Amsterdam. Inzicht in de populatie wordt bemoeilijkt omdat gegevens over de toerist op de fiets ontbreken, daardoor is het lastig om te controleren naar representativiteit. Toch kan enige mate van controle worden uitgevoerd: er bestaan gegevens over het land van herkomst van toeristen in Amsterdam (ongeacht of deze toeristen fietsen), er kan worden verwacht dat geen sprake is van een oververtegenwoordiging van toeristen van het mannelijke of vrouwelijk geslacht en één van de fietsverhuurders heeft een indicatie geboden van de leeftijd van de toeristen op de fiets. Ook is van beide fietsverhuurders vernomen dat het grootste deel van de toeristen enige ervaring heeft in het fietsen. In de steekproef is getracht om een zo representatief mogelijke weerspiegeling van de toeristen die fietsen weer te geven. Bij dit onderzoek is een getrapte doelgerichte steekproefmethode toegepast waarbij onder een aantal fietsverhuurbedrijven de enquêtes zijn verspreid. Hoewel 14 bedrijven zijn aangeschreven, zijn drie fietsverhuurbedrijven bereid gevonden om deel te nemen aan het onderzoek. Bij deze fietsverhuurbedrijven zijn de respondenten geworven: de uitnodiging voor de enquête is bij deze bedrijven beschikbaar gesteld en medewerkers zouden aan zoveel mogelijk toeristen vragen om de enquête in te vullen. Daarbij is de gemeentelijke toeristenorganisatie ‘I Amsterdam’ aangeschreven met het verzoek de enquête op de Facebook pagina of de website te plaatsen, helaas is hier geen reactie op gekomen.

Het nadeel van de toegepaste steekproefmethode is dat alleen de toeristen die een fiets huren bij een van deze bedrijven en die daadwerkelijk worden gewezen op de enquête, worden bereikt. Omdat de enquête bij de fietsverhuurders is achtergelaten, kan de mate waarin de toeristen worden gewezen op de enquête niet worden gecontroleerd. Bij één bedrijf was de medewerking groot: ongeveer 40% van de respondenten is door dit bedrijf geworven. Dit resulteert in een (kleine) oververtegenwoordiging van het aantal toeristen dat hier een fiets heeft gehuurd.

Het voordeel van deze methode is daarentegen dat de tijdsintensiteit voor de onderzoeker afneemt en de effectiviteit bij voldoende medewerking wordt vergoot. Hoewel twee keer persoonlijk in een vestiging getracht is respondenten werven, bleek dit niet zeer effectief, gezien het geringe aantal toeristen dat tijdens de aanwezigheid een fiets kwam inleveren en wilde deelnemen aan het onderzoek. Daarbij maakt deze methode het mogelijk om ondanks de oververtegenwoordiging een diverse groep toeristen te bereiken. De fietsverhuurders verschillen onderling sterk en trekken daarmee naar verwachting een specifiek type toerist aan. Niet alleen de locatie (meerdere locaties, de Grachtengordel en het Vondelpark) maar tevens de geboden diensten (goedkope fietsen met terugtraprem, tours, luxe type fiets, persoonlijke instructies) vertonen sterke verschillen. Het voordeel van het aanbieden van de enquête bij de fietsverhuurders is dat de respondenten de enquête in een vertrouwde, gearrangeerde situatie kunnen invullen en dit de bereidbaarheid en mogelijkheid tot deelname vergoot. Meer in het algemeen is het voordeel van een enquête die op schriftelijke

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een bestemmingsplan dat vanwege de stikstofdepositie gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied moet passend beoordeeld worden tenzij significante gevolgen op voorhand

• Een bestemmingsplan dat vanwege de stikstofdepositie significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied moet passend beoordeeld worden tenzij significante gevolgen

Nu we geconfronteerd worden met veel hogere kosten voor het sociale domein en een boekhoudkundige afboeking van onze middelen, komen we financieel niet goed uit.. Een

Wie liever een andere route wil volgen, kan hier met de veer- pont de Maas oversteken en over Nederlands grondgebied terugke- ren naar Maaseik.. Deze route werd sprekend Een rondje

Houdt u het liever bij een wandeling, dan kunt u bij de dienst voor toerisme terecht voor de historische monumentenwandeling langs een groot deel van de meer dan honderd

Naar aanleiding van de gemeen- teraadsverkiezingen in oktober vorig jaar werden jongeren uit- gedaagd acties te lanceren, zich- zelf en andere jongeren te bevra- gen of

Tjeng snapt het heel goed, maar wordt er nog verdrietiger van, want omdat hij het voor Anna verpest heeft, voelt hij zich juist extra