• No results found

‘Dat er hier ter stede inderdaad een afdeling bestaat van de ‘partai Indonesia Raja. Het schijnt dat er niet veel van deze afdeling uitgaat, hetgeen naar men zegt te wijten zou zijn aan een

gebrek aan middelen’.164

De ‘partai Indonesia Raja’ (Groot-Indonesië Partij) was opgericht in 1935 en bestond uit een fusie van onder andere Boedi Oetomo en Persatoean Bangsa Indonesia. De leider van de partij was de arts Soetomo. De naam van de partij werd vaak verbasterd tot Parindra.165 Er waren in deze periode dus afdelingen van Indonesische politieke partijen actief in Caïro. De

Nederlandse zaakgelastigde Bosch van Rosenthal concludeerde in dit bericht uit 1936 echter dat er weinig ‘uitgaat’ van deze Caïro afdeling van Parindra door een gebrek aan middelen. De partij werd door de Nederlandse diplomaten dus niet gezien als een bedreiging. Waren er nog meer Indonesische politieke partijen actief onder de Indonesische studenten in Caïro? Hoe verhielden de Indonesische studenten zich tot de veranderingen in Egypte gedurende de periode 1935-1941? Waren de politieke activiteiten van de Indonesische studenten anders dan in de voorgaande periode? Door de berichten in het archief te bestuderen zal een antwoord op deze vragen geformuleerd worden. Hierbij zal ook gekeken worden of er sprake was van een ‘information panic’ met betrekking tot de Nederlandse berichtgeving over de Indonesische

studenten.

In Egypte was er veel veranderd sinds het begin van de jaren dertig. In 1936 was er een nieuw verdrag gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk en Egypte. Dit verdrag hield in dat het Verenigd Koninkrijk de status van Egypte als onafhankelijk land erkende, met enige

beperkingen. Egypte werd lid van de Volkerenbond en kon haar eigen buitenlandbeleid gaan voeren. De officiële Britse invloed beperkte zich tot de Kanaalzone. Het Britse leger bleef belast met de verdediging van Egypte en Sudan tegen externe dreigingen, mochten deze zich voordoen. In 1937 werden de capitulaties die de rechtsongelijkheid tussen Egyptenaren en buitenlanders in stand hielden afgeschaft. Een door de Wafd partij geleide regering onder leiding van Mustafa al Nahhas had over het verdrag en de andere overeenkomsten

onderhandeld met de internationale gemeenschap. Al Nahhas was de opvolger van de in 1927 overleden S’ad Zaghloul. Sinds het overlijden van Zaghloul was de retoriek van de Wafd 164 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00743. Bericht van de zaakgelastigde Bosch van Rosenthal aan het

ministerie in Den Haag. Gedateerd op 11 mei 1936.

46

partij minder anti-Brits geworden. Dit had ertoe geleid dat nieuwe partijen en groepen de

Wafd partij nu bekritiseerden.166 Nieuwe bewegingen zoals de Moslimbroederschap en ‘Jong Egypte’ kwamen op

gedurende de jaren dertig. Zij vonden het verdrag van 1936 niet ver genoeg gaan. Deze twee organisaties keken naar Nazi-Duitsland en het fascistische Italië als mogelijke bondgenoten tegen de Britten. De Italiaanse invasie van Ethiopië in 1936 was een van de redenen geweest voor de Britse regering om het nieuwe verdrag met Egypte te sluiten. Zo probeerde zij Egypte in het pro-Britse kamp te houden. In 1939 werd na aandringen van de Britse militaire

autoriteiten de staat van beleg uitgeroepen in Egypte. Censuur werd ingevoerd en een half miljoen man sterk Brits leger werd in het land gestationeerd.167 Het verdrag van 1936 betekende ook dat het ‘European Department’ afgeschaft werd in 1937.168 Dit was een hele

belangrijke bron van informatie geweest voor het Nederlandse gezantschap. Hoe beïnvloedde het afschaffen van dit departement de Nederlandse informatie positie in Caïro? Wat dachten de Indonesische studenten in Caïro van de veranderingen tot stand gebracht door het verdrag van 1936 en het afschaffen van de capitulaties in 1937? Zochten zij contact met nieuwe groepen zoals de Moslimbroederschap of ‘Jong Egypte’?

Figuur 3. 169 Studentenaantallen in de periode 1933-1941.

166 Botman, Egypt, 38-39, 45, 57 167 Ibidem, 36, 40-42.

168 Nakaoka, ‘Keown Boyd and’, 89.

169 Informatie voor dit figuur is afkomstig uit: Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken:

Gezantschap in Egypte (Caïro), (1881) 1921-1954 (1961), nummer toegang 2.05.143, inventarisnummer 00744. Behalve de informatie voor het jaar 1937 die is afkomstig uit toegang 02.05.133, code 206.

Jaar.

Studerend aan de Azhar universiteit

Studerend aan een andere instelling Totaal aantal studenten 1933 71 31 102 1934 74 33 107 1935 80 34 114 1936 69 38 107 1937 66 32 98 1938 71 23 94 1939 80 22 102 1940 67 21 88 1941 68 15 83

47

3.1 De aantallen

Het aantal bij het Nederlandse consulaat geregistreerde Indonesische studenten is weergeven is figuur 3. Zoals in het vorige hoofdstuk duidelijk werd overtrof het totale aantal

Indonesische studenten het aantal geregistreerde Indonesische studenten, omdat sommigen zich niet registreerden bij het consulaat. Dit zal hoogstwaarschijnlijk onveranderd zijn voor deze periode. Het aantal studenten bleef stijgen tot het jaar 1935 vanaf dat moment werd de daling ingezet. De reden hiervoor is moeilijk te geven. We weten dat veel Indonesische studenten eerst naar Mekka reisden voor zij naar Caïro kwamen.170 Als we kijken naar het

aantal Indonesiërs wat in deze zelfde periode de pelgrimage naar Mekka maakte, opgenomen in figuur 4171, zien we dat dit geen negatieve trend vertoonde. Het aantal pelgrims bleef

stijgen tot 1939/40 wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt.

Er moet dus een andere reden zijn geweest waardoor Caïro minder populair was als bestemming voor Indonesische studenten ten opzichte van de jaren twintig. Een reden zou kunnen zijn dat het religieuze onderwijs zich in Nederlands-Indië sterk had uitgebreid. De modernistische organisatie Moehammadiah had zich na 1921 ook buiten Java gevestigd. Sinds dat jaar had er een sterke uitbreiding plaatsgevonden en waren er vele nieuwe scholen geopend. Dit waren deels religieuze scholen.172 De Indonesische student hoefde niet per se meer naar Egypte om de islam te bestuderen. Een reden die de sterke daling vanaf 1939 kan verklaren zijn de oorlogsomstandigheden. Egypte grensde aan de het door de Italianen bezette Libië en de mogelijkheid bestond dat de oorlog op Egyptisch grondgebied uitgevochten zou gaan worden.

170 Laffan, Islamic Nationhood, 139.

171 J. Vredenbregt, ‘The Haddj: Some of its features and functions in Indonesia’, Bijdragen tot de Taal-, Land,-en

Volkenkunde 118 (1962) 149.

172 Burgers, ’De Garoeda’, 184.

Jaar Aantal 1932/33 2260 1933/34 2854 1934/35 3693 1935/36 4012 1936/37 5403 1937/38 10327 1938/39 10884 1939/40 6586

Figuur 4.170Aantal deelnemers aan de pelgrimage naar Mekka vanuit Nederlands-Indië

48

3.2 Een nieuwe sjeik voor de riwaq Djawa

In 1935 overleed Sjeik Yeghia Zakaria. De sjeik van de riwaq van de Indonesische studenten die in 1931 benoemd was door de rector van de Azhar. De sjeik was niet alleen de leider van het verblijf van de Indonesische studenten, de riwaq, maar functioneerde ook als: ‘de

vertegenwoordiger van de aan de Universiteit “Al Azhar” studerenden Nederlandsche en Britse onderdanen afkomstig van Nederlands-Indië en de Maleische Staten’. Het Nederlandse gezantschap probeerde een pro-Nederlandse kandidaat op deze post te krijgen. In 1931 was dit niet gelukt. Hiernaast wilde het gezantschap gewelddadige conflicten tussen de

verschillende groepen Indonesische studenten voorkomen. Zaakgelastigde Bosch van Rosenthal aan Den Haag: ‘aangezien het bezette van den post van Sheikh van de Rowak Djawa…bij een vorige gelegenheid aanleiding heeft gegeven tot grote twist onder de

kandidaten met partij kiezing van de overige studenten, werden spoedig na het overlijden van de Sheikh Yeghia Zakaria stappen gedaan door het Consulaat alhier bij de Sheikh el Azhar, van wien de benoeming in kwestie afhangt, om als nieuwen Sheikh benoemd te krijgen, den waarnemende Sheikh van de Rowak Djawa, Boerhan el Din’.173

Het Nederlandse gezantschap lobbyde wederom bij de rector van de Azhar om haar voorkeurs kandidaat Boerhan el Din benoemd te krijgen. Dit had het gezantschap ook gedaan in 1931. Toen was dit zonder succes gebleven. Dat Boerhan el Din de kandidaat van het gezantschap was kwam doordat hij niet aan politiek deed en de oudste Indonesische student aan de Azhar was.174 De kanselier Nicolaas Brat nam contact op met de rector van de Azhar al Zawahiri om de benoeming van Boerhan el Din tot sjeik gedaan te krijgen. Echter de rector: ‘gaf bij dat bezoek te kennen… dat het bezwaarlijk voor hem was tot de benoeming van Boerhan el Din over te gaan in verband met de omstandigheid dat een der kandidaten met grote meerderheid van stemmen door zijn medestudenten was uitgekozen om als

vertegenwoordiger op te treden’. Deze kandidaat ‘Berahim bin Hadji Aboebakar’ werd echter niet benoemd door de rector. De post van de sjeik bleef onvervuld en Boerhan al Din was benoemd tot waarnemend sjeik. De zaakgelastigde schreef in reactie daarop dat: ‘deze gang van zaken toch te verkiezen boven de benoeming van Berahim bin Hadji Aboebakar, die meermalen uiting heeft gegeven aan zijn anti-Nederlandse gevoelens’.175

173 Toegang 2.05.143, code 0747. Brief van de zaakgelastigde aan het ministerie in Den Haag. Gedateerd op 28

maart 1935.

174 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00743. Brief van de gezant aan het ministerie in Den Haag. Gedateerd

op 28 maart 1931.

175 Toegang 2.05.143, code 0747. Brief van de zaakgelastigde aan het ministerie in Den Haag. Gedateerd op 28

49

De Indonesische studenten stemden onderling over een nieuwe kandidaat om de overleden sjeik te vervangen. Hoewel deze kandidaat niet benoemd werd door de rector van de Azhar verhinderde deze stemming de benoeming van de pro-Nederlandse kandidaat. In hoeverre dit een bewuste strategie is geweest is moeilijk om te zeggen. Ook werd niet duidelijk hoe de anti-Nederlandse gevoelens van ‘Berahim bin Hadji Aboebakar’ zich geuit hadden. In het archief werd hij niet vaker genoemd. Met de benoeming van Mustafa al Maraghi tot nieuwe rector van de Azhar op 11 mei 1935 kwam er weer beweging in de zaak. Al Maraghi was ook in de periode 1927-1929 rector geweest en was dus de voorganger van Sjeik al Zawahiri. Al Maraghi onderhield goede relaties met zowel de Britten als de Moslimbroederschap van Hassan al Banna. Tijdens zijn eerdere periode als rector was hij een ambitieuze hervormer geweest in de lijn van Mohammed ‘Abduh. De onderwijshervorming uit 1930, waardoor de Indonesische studenten minder tijd konden besteden aan politiek, was door hem voorbereid. Tijdens zijn tweede termijn was hij behoudender.176

Toch geloofde Al Maraghi, in tegenstelling tot zijn voorganger al Zawahiri, dat de Indonesische studenten het recht hadden hun eigen sjeik te kiezen: ‘de in Mei 11. nieuw opgetreden Rector van “Al Azhar” heeft de belanghebbende [Azhar studenten] Nederlandsch- Indiërs en Brits onderdanen van Malakka laten stemmen, wien zij tot hun vertegenwoordiger benoemd wilden zien’. De uitslag van deze stemming is opgenomen in figuur 4. De winnaar van deze stemming was Ibrahim Abdoel Salaam. De Nederlandse zaakgelastigde Bosch van Rosenthal merkte over hem op dat hij afkomstig was: ‘van Sumatra en verblijft reeds 9 jaar te Caïro. Hij laat zich in met aangelegenheden van politieke aard, waaraan hij ongetwijfeld het grote aantal stemmen, hetwelk op hem uitgebracht werd te danken heeft’.177 De voorkeurs kandidaat van Nederland Boerhan al Din werd als waarnemend sjeik aangesteld, de

rechterhand en plaatsvervanger van de sjeik van de riwaq. Op wat voor een manier Ibrahim Abdoel Salaam zich inliet met ‘aangelegenheden van politieke aard’ was niet duidelijk. Hij werd bijvoorbeeld niet genoemd in de lijstjes met besturen van de Indonesische

studentenvereniging DC.

176 Rainer Brunner, ‘Education, Politics, and the Struggle for Intellectual Leadership: Al Azhar Between 1927 and

1945’ in Meir Hatina (red) Guardians of Faith in Modern Times: Ulama in the Middle East (Leiden 2009) 118- 119, 133-134.

177 toegang 2.05.143, code 0747. Brief van de zaakgelastigde aan het ministerie in Den Haag. Gedateerd op 30

50

Wie wel twee keer vermeld werd in die lijstjes met besturen was de als tweede geëindigde kandidaat: ‘Mohamed Nasir Djouhari’ afkomstig van Johore in Brits-Maleisië. In 1930 was hij tweede secretaris in het bestuur wat geleid werd door Fath al Rahman Kafrawi178 en ‘vice- President’ van de vereniging in 1932.179 Duidelijk een ‘politieke’ kandidaat. In totaal werden

er 94 stemmen uitgebracht. Bij het consulaat waren er eind 1935 80 Azhar studenten geregistreerd. Dit verschil zou verklaard kunnen worden doordat er ook studenten uit Brits- Maleisië mochten stemmen voor deze positie. Dat niet alle Azhar studenten zich met politiek bezighielden bleek uit het gegeven dat de pro-Nederlandse, apolitieke kandidaat ‘Boerhan el Din’ 22 stemmen heeft gekregen. In hoeverre er nog langs regionale lijnen gestemd werd zoals in 1931 gebeurde is moeilijk om te zeggen. De drie kandidaten komen wel van

verschillende delen van de archipel: Abdoel Salaam van Sumatra, Mohamed Nasir Djouhari van Johore en Burhan el Din van Java.

Figuur 4.180 Stemming voor een nieuwe sjeik van de riwaq Djawa, 1935

De waarde die het Nederlandse gezantschap hechtte aan de post sjeik van de riwaq bleek uit een bericht uit 1941geschreven in het kader van het overlijden van ‘Boerhan el Din Mohamed Roejan’. De Nederlandse zaakgelastigde baron Bentinck van Schoonheten merkte over hem op dat hij: ‘een van de weinige studenten, die volkomen loyaal was en hij gaf herhaaldelijk goede raad aan het Consulaat alhier; betreffende de gedragslijn te volgen ten opzichte van de overige studenten’. Hieruit bleek dat de onder-sjeik van de riwaq in feite functioneerde als een informant van het Nederlandse gezantschap. Wat deze ‘goede raad’ precies inhield werd niet duidelijk uit het archiefmateriaal. Deze eigenschappen zouden gemist worden door het Nederlandse gezantschap en zijn overlijden werd dan ook ervaren als: ‘een groot verlies’.181

178 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00743. Engels bericht aan het consulaat. Gedateerd op 27 juni 1930. 179 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00743. Bericht van de gezant aan het ministerie in Den Haag.

Gedateerd op 4 mei 1932.

180 Informatie in deze figuur is afkomstig uit toegang 2.05.143, code 0747. Brief van de zaakgelastigde aan het

ministerie in Den Haag. Gedateerd op 30 juli 1935.

181 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00745. Bericht van de zaakgelastigde aan het ministerie in Den Haag.

Gedateerd op 13 mei 1941.

Naam Aantal stemmen

Ibrahim Abdoel Salaam 42

Mohamed Nasir Djouhari 30

Boerhan el Din 22

51

3.3 Het vertrek van een ‘leider’

De sjeik van de riwaq werd als leider van de Indonesische studenten gezien omwille van zijn positie en daarbij horende prestige. Hij was echter niet de enige figuur met autoriteit binnen de gemeenschap van Indonesische studenten in Caïro. Het Nederlandse gezantschap deed altijd haar best om de ‘leiders’ van de Indonesische studenten te identificeren. Vervolgens werden de voor Nederland ongewenste politieke activiteiten van de studenten aan deze ‘leiders’ toegeschreven. Op een bepaalde manier is dit een reflectie van het beeld wat de koloniale autoriteiten van de bevolking van Nederlands-Indië hadden. Dat van een grote volgzame groep, die makkelijk beïnvloed werd door externe krachten.182

Een voorbeeld hiervan was het Caïrorapport van Prawira di Nata wat Ilyas bin Jacoub aanwees als de persoon achter het blad ‘Merdeka’ of het Caïrorapport van Hussein Iscandar wat opmerkte dat de politieke activiteiten van de studenten minder waren geworden sinds het vertrek uit Caïro van deze zelfde Ilyas bin Jacoeb. Na het vertrek van een leider stonden er altijd weer nieuwe leiders op. Na het vertrek van Jacoeb naar Nederlands-Indië in 1929 werd Fath al Rahman Kafrawi gezien als belangrijkste leider.183 Nadat hij vertrok naar Europa in 1931 viel de positie volgens het Nederlandse gezantschap toe aan: ‘de Javaan Abdel Kahar Mouzakkar (Dalhar)’.184 Waarom zag het Nederlandse gezantschap Mouzakkar als leider en wat hield deze rol in?

Het vertrek van Mouzakkar naar Nederlands-Indië in 1937 vormde de aanleiding voor een reflectie van het Nederlandse gezantschap. Vlak voor zijn vertrek kwam Mouzakkar langs op het consulaat voor een ‘lang gesprek’ met de consul Nicolaas Brat. Dit is de eerste maal dat in het archief bewijs is gevonden van een ‘afscheidsbezoek’ van een Indonesische student. Het leek dus niet gebruikelijk te zijn. Tijdens dit gesprek liet Mouzakkar: ‘zich op politiek gebied gematigd uit. Hij beweerde voorstander te zijn van een grotere samenwerking tussen het Nederlandse Bestuur en de inheemse bevolking en meende, dat slechts dan een blijvende verhouding tussen Nederland en ‘Indonesië’ mogelijk zou zijn, indien meerdere belangrijke regeringsposten aan ‘Indonesiërs’ zouden worden gegeven’. Aan de woordkeuze van de zaakgelastigde Bosch van Rosenthal, ‘beweerde’, was te zien dat hij niet geloofde wat Mouzakkar had gezegd tegen de consul. Terug in Nederlands-Indië wilde Mouzakkar een betrekking als: ‘onderwijzer’ aan ‘een Moahammediah school’ krijgen. Bij zijn afscheid op

182 Laffan, Islamic Nationhood, 218.

183 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00743. Brief van de tijdelijk zaakgelastigde aan het ministerie in Den

Haag. Gedateerd op 7 augustus 1930.

184 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00743. Brief van de tijdelijk zaakgelastigde aan het ministerie in Den

52

het consulaat betoogde hij ook nog dat: ‘de Regering een leerplichtwet in het leven moet roepen alsmede de oprichting van een Universiteit voor Inheemsen moest bevorderen’. 185 Twee duidelijke aanwijzingen van de invloed van het islamitisch modernisme op een Indonesische student in Caïro.

De zaakgelastigde was tevreden over het vertrek van Mouzakkar. Zaakgelastigde Bosch van Rosenthal: ‘aan de algemene rust in de Nederlandsch-Indische kolonie alhier kan dit vertrek naar het mij wil voorkomen slechts ten goede komen, daar genoemde Abdel Kahar Moezzaker door zijn politieke actie de scholieren ongunstig beïnvloedde en hun door

vergaderingen enz. van hun werk afhield’.186 Net als consul Van der Meulen in 1926 contrasteerde Bosch van Rosenthal politiek activiteiten met studie activiteiten. Politieke activiteiten ondernomen door de Indonesische studenten zouden hun studieprestaties schaden. Hoe Mouzakkar precies de macht had om studenten ‘van hun werk’ af te houden werd niet duidelijk uit het bericht. Hij had voor 1932 een aantal bestuursfuncties binnen de

Indonesische studentenvereniging DC vervuld, onder andere eerste en tweede secretaris.187

Door te schrijven dat hij de studenten van hun werk afhield zette het gezantschap hem neer als een ‘leider’ die de macht had om de overige Indonesische studenten van hun werk af te houden. Dat deze andere studenten vrijwillig deelnamen aan al deze activiteiten werd niet genoemd. Op deze manier ontkende Bosch van Rosenthal dat de Indonesische studenten handelingsvermogen hadden.

Dat Mouzakkar ook in Nederlands-Indië enige bekendheid ten deel viel bleek uit een bericht met de titel: ‘Kameraad Abdul Kahar Moezakkir keert terug naar zijn vaderland’ in het blad ‘Pewarta Deli’ van 17 Februari 1937. Dit was toegestuurd aan het gezantschap in Caïro door de Adviseur voor Inlandse Zaken Emile Gobee. De Pewarta Deli werd gemaakt in Medan op Sumatra.188 Dit zou een aanwijzing kunnen zijn van het afnemen van spanningen langs regionale lijnen. Mouzakkar was namelijk zelf afkomstig van Java. Het artikel in de Pewarta Deli noemde de rol die Mouzakkar vervuld had op: ‘Pan-Islamietische Congres te Jeruzalem’ in 1931. Op dit congres werd Mouzakkar: ‘zelfs tot Secretaris benoemd’

aangezien hij: ‘door zijn lange verblijf in Arabische landen het Arabisch volkomen had leren beheersen’. Voor Emile Gobee was dit voldoende om te concluderen dat Mouzakkar: ‘geheel 185 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00745. Brief van de zaakgelastigde aan het ministerie in Den Haag.

Gedateerd op 25 januari 1937.

186 Ibidem.

187 Toegang 2.05.143, inventarisnummer 00743. Brief van de tijdelijk zaakgelastigde aan het ministerie in Den

Haag. Gedateerd op 25 februari 1931).

188 Peter Post (redacteur), The Encyclopedia of Indonesia in the Pacific War: In cooperation with the Netherlands

53

was opgenomen in de antiwesterse sfeer van dit Congres’.189 Het pan islamitische congres in Jeruzalem werd georganiseerd op instigatie van de moefti van Jeruzalem Hajj Amin al Husayni. De twee hoofdonderwerpen van het congres waren: verzet tegen het zionisme en de oprichting van een nieuw kalifaat. Het congres werd bijgewoond door ongeveer 150

afgevaardigden uit de gehele islamitische wereld.190

In 1931 was dit voor het Nederlandse gezantschap geen reden tot paniek. De consul- generaal van Nederland in Jeruzalem Van Vriesland meldde aan het ministerie in Den Haag: