• No results found

Om de hypothesen te kunnen testen, wordt gebruik gemaakt van de regressieanalyse. Om deze analyse te kunnen uitvoeren, zijn verschillende data nodig als input. Welke data verzameld zijn, is reeds beschreven en toegelicht. Hierbij werden de data geclassificeerd als onafhankelijke en afhankelijke variabelen. Eerst wordt de beschrijvende statistiek voor deze variabelen afzonderlijk toegelicht en deze paragraaf sluit af met een correlatietest waarin alle variabelen naar voren komen.

4.1.1 Vrouwen in het ziekenhuisbestuur en de raad van toezicht

In hoofdstuk 3 kwam naar voren dat in 2009 91 ziekenhuizen hun diensten in Nederland aanboden. Twee ziekenhuizen hebben een gemeenschappelijk bestuur, wat leidt tot 89 Nederlandse ziekenhuisbesturen. Over de 89 besturen zijn, op 31 december 2009, 192 bestuurders verdeeld, 30 vrouwen en 162 mannen. Ongeveer 15% van alle bestuurders is vrouw. De gemiddelde bestuursgrootte is 2.2, waarbij het grootste en het kleinste bestuur respectievelijk vier en één bedragen.

In 30 van de 89 ziekenhuisbesturen is een vrouw aanwezig; dit betreft ongeveer één op de drie besturen. Dit betekent dat er niet meer dan één vrouw in een bestuur zit. Van de besturen met een vrouw is het percentage vrouw ten opzichte van het totale bestuur gemiddeld 49%. Dit gemiddelde ligt boven de norm voor invloed van de minderheid van 30%. In totaal hebben 28 ziekenhuizen ten minste 30% vrouwen in hun bestuur, hiervan bestaan drie besturen alleen uit vrouwen.

Om de invloed van vrouwen in de raad van toezicht buiten beschouwing te laten en zo een zuiverder onderzoek te doen naar de effecten van vrouwen in het ziekenhuisbestuur, is ook naar de samenstelling van de raad van toezicht gekeken. Elk ziekenhuis heeft een raad van toezicht; in totaal zijn er in Nederland voor de ziekenhuizen 89 toezichthoudende organen. Over de 89 raden zijn 559 toezichthouders verdeeld, 130 vrouwen en 429 mannen. Ruim 23% van

alle toezichthouders is vrouw. De gemiddelde grootte van de raad is 6.3, waarbij de grootste en kleinste raad respectievelijk tien en drie bedragen.

In bijna elke raad is wel een vrouw aanwezig, in één op de tien raden is dit niet het geval. Bij de raden met aanwezigheid van vrouwen is gemiddeld ruim één op de vier toezichthouders vrouw. 25 raden van toezicht hebben ten minste 30% aan vrouwen in de raad. Om de invloed van vrouwen in de raad van toezicht buiten dit onderzoek te houden, zijn deze 25 raden niet meegenomen in dit onderzoek. Om tot een geschikte selectie van ziekenhuizen te komen voor dit onderzoek zijn er nog twee correcties gemaakt.

Van de overgebleven 64 ziekenhuizen zijn er drie ziekenhuizen met 100% vrouwen in het bestuur. Aangezien in dit onderzoek wordt gekeken naar de effecten van geslachtsdiversiteit, zijn deze drie ziekenhuizen niet meegenomen. Daarnaast is rekening gehouden met wijzigingen in de bestuurssamenstelling gedurende het jaar. Op 31 december 2009 is naar de bestuurs-/raads-samenstelling gekeken, zoals hierboven beschreven. Deze samenstelling is vergeleken met de samenstelling aan het begin van 2009. Wanneer het percentage vrouwen in de raad van bestuur of de raad van toezicht gedurende het jaar hoger of lager dan 30% werd, is het ziekenhuis uit de selectie gehaald. In aanvulling op de bovenstaande correcties werden hierdoor nog eens vier ziekenhuizen buiten dit onderzoek gelaten. 57 ziekenhuizen vormen de selectie die gebruikt is in dit onderzoek.

Van deze 57 ziekenhuizen hebben 15 ziekenhuizen invloed van vrouwen in het bestuur en in 42 ziekenhuizen is geen invloed van vrouwen te verwachten. Een lijst van de ziekenhuizen die onderzocht zijn, is op genomen als bijlage IV. Voor de geselecteerde ziekenhuizen is de mate van (niet-financiële) risicoverantwoording vastgesteld en de in 2009 gerealiseerde omzet.

4.1.2 Mate van (niet-financiële) risicoverantwoording

In de hypothesen is onderscheid gemaakt tussen risicoverantwoording in totaal en niet-financiële risicoverantwoording. Voor de selectie van de ziekenhuisbesturen zijn de totale en de daaruit voortvloeiende niet-financiële mate van risicoverantwoording vastgesteld. Voor het beoordelen van de ziekenhuizen is de paragraaf bedrijfsvoering naast het risicoverantwoordingsraamwerk gelegd. De mate van risicoverantwoording in totaal is vastgesteld voor 57 ziekenhuizen. Zoals is besproken in het vorige hoofdstuk, is de maximaal haalbare score 261 punten. Binnen de selectie van ziekenhuizen is de hoogste score 59 en de laagste score 0. De score 0 is toegekend wanneer de paragraaf bedrijfsvoering niet is

opgenomen. De gemiddelde score is 28,82, met een standaard afwijking van 16,24. Bovenstaande is samengevat in tabel 4.1.

Invloed van vrouwen n Gemiddelde Standaardafwijking Minimum Mediaan Maximum

Aanwezig 15 32,80 13,77 15 29,00 58

Niet aanwezig 42 27,40 16,97 0 24,50 59

Totaal 57 28,82 16,24 0 27,00 59

Tabel 4.1: Aanwezigheid van de invloed van vrouwen en de mate van risicoverantwoording in het totaal

Uit bovenstaande tabel blijkt dat 15 ziekenhuizen een bestuur hebben waar de invloed van vrouwen verwacht kan worden. De mate van risicoverantwoording in het totaal is gemiddeld bij besturen met invloed hoger dan bij de besturen waar minder dan 30% vrouwen plaatsnemen. Daarnaast is de standaardafwijking bij de besturen met invloed van vrouwen kleiner, wat betekent dat de spreiding rondom het gemiddelde kleiner is dan bij de besturen zonder invloed van vrouwen. De spreiding van de mate van risicoverantwoording in totaal is hieronder weergegeven in een boxplot, figuur 4.1.

De mate van niet-financiële risicoverantwoording is onderdeel van de totale risicoverantwoording; het verschil tussen deze twee is de financiële risicoverantwoording. Om deze reden is het niet vreemd dat de gemiddelde niet-financiële risicoverantwoording lager is dan de totale risicoverantwoording, voor zowel de groep ziekenhuizen met invloed als de groep zonder invloed van vrouwen in het bestuur. In tabel 4.2 is de beschrijvende statistiek samengevat. Het verschil tussen de gemiddelden is ook kleiner in vergelijking tot de totale

Figuur 4.1: Spreiding van de mate van risicoverantwoording in

risicoverantwoording, dit is gedaald van een verschil van 5,4 punt naar een verschil van 2,63. Dit betekent dat de niet-financiële risicoverantwoording tussen de besturen met invloed en zonder invloed minder van elkaar verschillen dan de totale mate van risicoverantwoording. Dit komt ook naar voren wanneer het minimum en het maximum worden bekeken; de spreidingbreedte is gedaald van 59 naar 26. De spreiding van de mate van risicoverantwoording is weergegeven in figuur 4.2 (let hierbij op: de linker-as loopt niet tot 60 punten zoals in figuur 4.1).

Invloed van vrouwen n Gemiddelde Standaardafwijking Minimum Mediaan Maximum

Aanwezig 15 21,73 10,67 6 20 40

Niet aanwezig 42 19,10 13,04 0 18 46

Totaal 57 19,79 12,42 0 18 46

Tabel 4.2: Aanwezigheid van de invloed van vrouwen en de mate van niet-financiële risicoverantwoording

4.1.3 (LN)Omzet

Als controlevariabele is de omzet van elk ziekenhuis uit de selectie verzameld. De omzet in de selectie varieert tussen de 55 miljoen en de 1,1 miljard euro. Van de 57 ziekenhuizen is de gemiddelde omzet 226 miljoen euro, met een gemiddelde afwijking van dit gemiddelde van 200 miljoen euro. Om de omzet als controlevariabele te kunnen gebruiken, is deze gestandaardiseerd. Om bovenstaande samen te vatten en een beeld te krijgen bij deze standaardisatie is tabel 4.3 opgenomen.

n Gemiddelde Standaardafwijking Minimum Mediaan Maximum

57 226.000* 200.400* 54.711* 170.000* 1.074.149*

57 18,97 0,693 17,818 18,954 20,794

Tabel 4.3: Omzet (*bedragen x €1.000) en (LN)Omzet

4.1.4 Correlatietest

Nu de vier variabelen afzonderlijk zijn toegelicht, kunnen de onderlinge relaties worden beschouwd. Een nadere beschouwing is van belang voor de uitgevoerde regressieanalyse. Tussen de afhankelijke variabelen mag geen sprake zijn van multicollineariteit; dit is een voorwaarde bij het uitvoeren van een regressieanalyse. Multicollineariteit treedt op wanneer twee variabelen sterk met elkaar correleren. Wanneer twee afhankelijke variabelen correleren, mogen deze niet samen in de regressieanalyse worden opgenomen.

Om vast te stellen in hoeverre de variabelen met elkaar correleren, is de Pearson Correlation test uitgevoerd. De resultaten van deze test zijn weergegeven in tabel 4.4. Hierin staan aan de linkerkant eerst de afhankelijke variabelen opgesomd, de mate van de totale

risicoverantwoording ( ), en de mate van de niet-financiële risicoverantwoording ( ). Vervolgens worden de onafhankelijke variabelen genoemd: de aanwezigheid van vrouwen in het bestuur ( ) en de LnOmzet (LnOM). De nummers in de eerste rij van de tabel verwijzen naar de nummers voor de afkortingen in de eerste kolom. De getallen in de tabel geven de correlatie aan, waarbij 1,000 maximaal is.

Tabel 4.4: Correlatie van de variabelen (significantie 0,01)

Alleen de mate van risicoverantwoording in het totaal en de mate van niet-financiële risicoverantwoording correleren significant met elkaar. Dit is voor het uitvoeren van de regressieanalyse geen probleem, omdat een verband tussen deze twee niet wordt onderzocht; beide zijn ze het object van onderzoek, de afhankelijke variabelen. De regressieanalyse kan worden uitgevoerd om de hypothesen te testen, de resultaten worden in de volgende paragraaf beschreven.