• No results found

BESCHRIJVENDE ANALYSE GOEDEDOELENORGANISATIES

In document “Crisis of geen crisis?” (pagina 34-43)

6.   ONDERZOEKSRESULTATEN

6.3  BESCHRIJVENDE ANALYSE GOEDEDOELENORGANISATIES

Uit de resultaten van de statistische analyse blijkt dat er geen correlatie (,008) bestaat tussen het dalende consumentenvertrouwen en het gemiddelde bestedingspercentage baten van goededoelenorganisaties. De relatie tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele is met ,990 niet significant te noemen. Hypothese IV moet worden verworpen omdat er te weinig bewijs is gevonden dat goededoelenorganisaties in de jaren 2007 tot en met 2011 het bestedingspercentage baten hebben verbeterd om zo te anticiperen op het dalende consumentenvertrouwen.

Hypothese V:

‘Goededoelenorganisaties hebben in de jaren 2007 tot en met 2011 door middel van het verlagen van de kosten van de werkorganisatie geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen.’

Uit de statistische analyses op hypothese V blijkt dat er nauwelijks sprake is van een correlatie tussen het consumentenvertrouwen en de kosten van de werkorganisatie (,048). Ook is er geen sprake van een significant verband tussen de onafhankelijke variabele consumentenvertrouwen en de afhankelijke variabele kosten van de werkorganisatie (,940). Er kan met een betrouwbaarheidspercentage van 96 procent bewezen worden dat goededoelenorganisaties in de jaren 2007 tot en met 2011 de kosten van de werkorganisatie niet hebben verlaagd om zo te anticiperen op het dalende consumentenvertrouwen. Hypothese V wordt daarom verworpen.

6.3 Beschrijvende analyse goededoelenorganisaties

Uit de resultaten van de statistische analyses blijken dat alle vijf de hypothesen op gemiddeld niveau verworpen moeten worden. Een oorzaak van de verwerping van de hypothesen kan het geringe aantal waarnemingen zijn. De vijf jaren van de economische crisis zijn namelijk leidend in dit onderzoek. Een andere oorzaak van de verwerpingen van de hypothesen zou de manier waarop de variabelen worden berekend kunnen zijn. Voor de variabelen zijn de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties genomen. Tussen de organisaties onderling kunnen echter grote verschillen bestaan. In deze paragraaf worden de tien goededoelenorganisaties aan de hand van de opgestelde afhankelijke variabelen individueel geanalyseerd.

Stichting KWF kankerbestrijding

Stichting KWF Kankerbestrijding staat op de eerste plaats in de top tien van grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 staan de afhankelijke variabelen van het KWF. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties van die afhankelijke variabele zien.

Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers KWF

In de vijf crisisjaren is bij het KWF de inkomstenstroom eigen fondsenwerving sterk gestegen, met in 2011 een record aan inkomsten uit eigen fondsenwerving van ruim € 125 miljoen (bijlage 4.1).

Pagina | 34

Dit heeft voornamelijk te maken met het succes dat het KWF heeft met één van haar activiteiten, de jaarlijkse fietstocht Alpe d’HuZes. De tweede afhankelijke variabele, kosten eigen fondsenwerving, is in de afgelopen vijf jaren gedaald tot een niveau van 13 procent in 2011, zie bijlage 4.2. Het eigen vermogen van het KWF is in de vijf crisisjaren stabiel gebleven. Daarentegen is het vreemd vermogen, voornamelijk de langlopende schulden, sterk gestegen. De solvabiliteit van het KWF is daardoor sinds 2007 met 15 procent gedaald (bijlage 4.3). Het bestedingspercentage baten van het KWF fluctueert sterk. Van iedere ontvangen euro werd in 2007 €0,67 cent uitgegeven aan doelbestedingen, ten opzichte van € 1,02 in 2009 (bijlage 4.4). De kosten van de werkorganisatie van het KWF zijn gestegen; daar staat echter een grotere inkomstenstroom tegenover. Per saldo is de afhankelijke variabele V, kosten van de werkorganisatie, gedaald tot een niveau van ruim 15 procent in 2011 (bijlage vijf).

Statistische analyse KWF

De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van het KWF. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.1., dat de vijf hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs is gevonden. Het KWF heeft in de jaren 2007 tot en met 2011 niet geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door het verbeteren van de financiële kerncijfers.

Goededoelen‐

organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V

Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig.

01. KWF ‐,255 ,679 ,412 ,490 ,465 ,430 ‐,866 ,058 ,294 ,631

Figuur 6.3.1. Resultaten statistische analyse KWF.

Unicef Nederland

Unicef Nederland staat op de tweede plaats in de top 10 grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 zijn de afhankelijke variabelen van Unicef terug te vinden. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goede doelen organisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1. Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers Unicef De inkomsten uit eigen fondsenwerving zijn ten opzichte van 2007 gestegen met ruim 13 procent, tot een niveau van € 55 miljoen in 2011, zie bijlage 4.1. Dit komt voornamelijk door de televisieacties die Unicef in samenwerking met RTL Nederland en de Tros TV Show maakte. Ook de sterke stijging van de nalatenschappen heeft een positieve invloed gehad op de inkomstenstroom eigen fondsenwerving. De kosten eigen fondsenwerving zijn in de vijf jaren gestegen; dit percentage blijft echter onder de maximaal toelaatbare grens van 25 procent (bijlage 4.2). De derde afhankelijke variabele is de solvabiliteit. Unicef heeft in vergelijking met de andere negen goededoelenorganisaties een zeer lage solvabiliteit, zie bijlage 4.3. Dit komt doordat Unicef Nederland een groot gedeelte van de ontvangen donaties overmaakt aan Unicef Internationaal. Hierdoor is het eigen vermogen van Unicef Nederland zeer laag. De vierde afhankelijke variabele, bestedingspercentage baten, schommelt bij Unicef rond de 82 procent (bijlage 4.4).

Pagina | 35

Dit percentage is bij Unicef opgebouwd uit de afdracht aan Unicef Internationaal en de doelbesteding in Nederland. De laatste afhankelijke variabele, kosten van de werkorganisatie, schommelt rond 17,5 procent, met een eenmalige daling in 2010 naar 15,09 procent (bijlage 4.5). Statistische analyse Unicef De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van Unicef. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.2., dat de vijf hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden. Er kan gesteld worden dat Unicef in de jaren 2007 tot en met 2011 niet heeft geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door het verbeteren van de financiële kerncijfers. Goededoelen‐

organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V

Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. 02. Unicef ‐,311 ,611 ‐,483 ,410 ‐,503 ,387 ,183 ,768 ,023 ,971 Figuur 6.3.2. Resultaten statistische analyse Unicef. Nederlandse Rode Kruis Het Nederlandse Rode Kruis staat op de derde plaats in de top 10 grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 zijn de afhankelijke variabelen van het Rode Kruis te vinden. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1.

Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers Rode Kruis

De baten uit eigen fondsenwerving zijn de afgelopen vijf jaar gestegen tot € 46,7 miljoen in 2011. Dit is een stijging van 10,79 procent ten opzichte van 2007 (bijlage 4.1). Dit is voornamelijk te danken aan de sterke groei van nalatenschappen en de ontvangen donaties voor noodhulp (2011: Japan en Pakistan). De onafhankelijke variabele kosten eigen fondsenwerving daalt sinds 2010. In 2009 besteedde het Rode Kruis nog 24,08 procent van de ontvangen baten eigen fondsenwerving aan kosten. In 2011 is dit percentage gedaald tot een niveau van 15,55 procent (bijlage 4.2). De solvabiliteit van het Rode Kruis is in vergelijking met de gemiddelde solvabiliteitsratio hoog. Het percentage schommelt rond de 77 procent (bijlage 4.3). De vierde afhankelijke variabele, het bestedingspercentage baten, ligt bij het Rode Kruis boven de 80 procent, met een daling in 2010 naar 76,92 procent (bijlage 4.4). De laatste afhankelijke variabele, kosten van de werkorganisatie, is sinds 2010 sterk gedaald, zie bijlage 4.5. De komt voornamelijk door de besparing op de kosten van de werkorganisatie en door de stijging van de totale baten in 2010. Statistische analyse Rode Kruis De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van het Rode Kruis. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.3., dat de vijf opgestelde hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden dat het Rode Kruis in de jaren 2007 tot en met 2011 heeft geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door het verbeteren van de financiële kerncijfers.

Pagina | 36

Goededoelen‐

organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V

Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. 03. Rode Kruis ‐,019 ,976 ‐,384 ,523 ,434 ,465 ,261 ,671 ‐,101 ,872 Figuur 6.3.3. Resultaten statistische analyse Rode Kruis. Stichting Het Wereld Natuur fonds Nederland Stichting Het Wereld Natuur fonds Nederland staat op de vierde plaats in de top 10 grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 staan de afhankelijke variabelen van het WNF. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1. Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers WNF De inkomstenstroom eigen fondsenwerving is sinds 2007 met bijna 27 procent gestegen tot € 46,7 miljoen in 2011 (bijlage 4.1). Dit heeft voornamelijk te maken met de stijging in de nalatenschappen die het WNF ontvangt. De tweede afhankelijke variabele betreft de kosten eigen fondsenwerving. Gemiddeld 17,5 procent van de ontvangen eigen fondsenwerving is door het WNF gebruikt om deze fondsen te werven (bijlage 4.2). De solvabiliteit bij het WNF ligt rond de 40 procent, zie bijlage 4.3. In de afgelopen vijf jaren zijn het eigen vermogen en het totaal vermogen bij het WNF constant gebleven. De vierde afhankelijke variabele is het bestedingspercentage baten. Dit percentage is in de afgelopen vijf jaren gegroeid tot ruim 82 procent (2011). Dit betekent dat van iedere binnengekomen euro er € 0,82 besteed wordt aan het doel (bijlage 4.4). De laatste afhankelijke variabele, kosten van de werkorganisatie, ligt bij het WNF ruim boven het gemiddelde. Dit betekent dat het WNF meer kosten maakt en/of minder inkomsten genereert dan de andere goededoelenorganisaties (bijlage 4.5). Statistische analyse WNF De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van het WNF. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.4., dat de vijf opgestelde hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden. Er kan gesteld worden dat het WNF in de jaren 2007 tot en met 2011 niet heeft geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door middel van het verbeteren van de financiële kerncijfers. Goededoelen‐

organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V

Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig.

04. WNF ‐,489 ,403 ‐,719 ,171 ,251 ,684 ‐,788 ,113 ,861 ,061

Figuur 6.3.4. Resultaten statistische analyse WNF.

Pagina | 37

Vereniging Artsen zonder Grenzen

Vereniging Artsen zonder Grenzen staat op de vijfde plaats in de top tien van grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 staan de afhankelijke variabelen van AzG. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1.

Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers Artsen zonder Grenzen

AzG heeft de afgelopen vijf jaren de inkomsten uit eigen fondsenwerving zien stijgen tot € 43 miljoen (2011). Dit is ten opzichte van 2007 een stijging van ruim 30 procent zie bijlage 4.1. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn de stijgende nalatenschappen en de ontvangen donaties voor noodhulp. De tweede afhankelijke variabele betreft de kosten eigen fondsenwerving. AzG geeft ongeveer 16,6 procent van de inkomstenstroom eigen fondsenwerving uit om deze baten te ontvangen (bijlage 4.2). Dit ligt in lijn met de gemiddelde waarde (16,4 procent) van de tien goededoelenorganisaties tezamen. AzG heeft het hoogste solvabiliteitspercentage van de tien goededoelenorganisaties. Met een gemiddelde solvabiliteit over de afgelopen vijf jaren van 86,4 procent is AzG zeer gezond (bijlage 4.3). De vierde afhankelijke variabele is het bestedingspercentage baten. Het bestedingspercentage baten fluctueert bij AzG sterk. In 2007 was het percentage 88,1; in de jaren daarna is het bestedingspercentage baten met in totaal 9 procent gedaald. In 2011 steeg het percentage weer tot 89,7 procent (bijlage 4.4). De laatste afhankelijke variabele omvat de kosten van de werkorganisatie. AzG besteedde gemiddeld over de vijf jaren 7,45 procent van de totale baten aan kosten voor de werkorganisatie (bijlage 4.5). Dit is ten opzichte van de gemiddelde waarde van de kosten voor de werkorganisatie laag te noemen. Statistische analyse Artsen zonder Grenzen De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van AzG. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.5., dat de vijf opgestelde hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden. Er kan gesteld worden dat het AzG in de jaren 2007 tot en met 2011 niet heeft geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door middel van het verbeteren van de financiële kerncijfers.

Goededoelen‐

organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V

Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. 05. Artsen z. Grenzen ‐,462 ,433 ,580 ,305 ‐,230 ,710 ,619 ,266 ,222 ,719 Figuur 6.3.5. Resultaten statistische analyse AzG.

Stichting Cordaid

Stichting Cordaid staat op de zesde plaats in de top tien van grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 staan de afhankelijke variabelen van Cordaid. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1.

Pagina | 38

Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers Cordaid

De inkomstenstroom eigen fondsenwerving fluctueert sterk bij Cordaid (bijlage 4.1). Dit komt voornamelijk door een onverwachte toename van nalatenschappen (2009) en door een forse daling van deze nalatenschappen in 2010. De afhankelijke variabele kosten eigen fondsenwerving ligt flink onder het gemiddelde. Alleen in 2011 is er een verslechtering te herkennen, van 4,3 procent ten opzichte van 2010 (bijlage 4.2). De solvabiliteit van Cordaid is sinds 2007 sterk gestegen, maar ligt nog onder het gemiddelde, zie bijlage 4.3. Het bestedingspercentage baten van Cordaid is met een gemiddelde van 93,85 procent het hoogst van de 10 goededoelenorganisaties (bijlage 4.4). De kosten van de werkorganisatie zijn bij Cordaid over vier jaar gezien constant gebleven. Er is echter in 2011 een duidelijke verslechtering waar te nemen (bijlage 4.5). Deze verslechtering komt onder andere doordat er voor € 1,6 miljoen meer kosten zijn gemaakt ten opzichte van 2010. Verder is deze verslechtering te wijten aan de sterke daling van de totale baten. Dit wordt veroorzaakt door een fikse daling van de subsidies van overheden, zie hiervoor bijlage twee. Statistische analyse Cordaid De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van Cordaid. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.6., dat de vijf opgestelde hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden. Er kan gesteld worden dat Cordaid in de jaren 2007 tot en met 2011 niet heeft geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door middel van het verbeteren van de financiële kerncijfers. Goededoelen‐ organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. 06. Cordaid ‐,324 ,595 ,260 ,673 ‐,684 ,203 ,728 ,163 ‐,009 ,989 Figuur 6.3.6. Resultaten statistische analyse Cordaid.

Nederlandse Hartstichting

De Nederlandse Hartstichting staat op de zevende plaats in de top tien grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 staan de afhankelijke variabelen van de Hartstichting. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1. Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers Hartstichting De inkomstenstroom eigen fondsenwerving is bij de Hartstichting de afgelopen vijf jaren gedaald tot een niveau van € 36,9 miljoen (bijlage 4.1). Dit komt voornamelijk door de dalende inkomsten uit nalatenschappen. De tweede afhankelijke variabele, kosten eigen fondsenwerving, is, na een stijging gedurende twee jaar, in 2010 weer gedaald tot op het oude niveau van 2007. Deze daling zet door in 2011 (bijlage 4.2). De solvabiliteit van de Hartstichting is in de jaren 2008 tot en met 2010 gedaald tot een niveau van 33 procent. In 2011 is dit percentage gestegen naar ruim 37 procent (bijlage 4.3). Er kan geconcludeerd worden dat de Hartstichting financieel gezonder is geworden. De Hartstichting geeft gemiddeld € 0,80 per ontvangen euro uit aan het gestelde doel.

Pagina | 39

Wel is er over de jaren heen een groot verschil zichtbaar in het bestedingspercentage baten, zie bijlage 4.4. De laatste afhankelijke variabele, kosten van de werkorganisatie, is bij de Hartstichting zeer hoog. Met een gemiddelde van ruim 20 procent van de totale baten is dit ruim boven het gemiddelde van alle goededoelenorganisaties tezamen (bijlage 4.5).

Statistische analyse Hartstichting

De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van de Hartstichting. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.7., dat vier van de vijf opgestelde hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden. Er kan gesteld worden dat de Hartstichting in de jaren 2007 tot en met 2011 niet heeft geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door middel van het verbeteren van de financiële kerncijfers. Hypothese I wordt wel als significant aangemerkt. Er kan met een betrouwbaarheidspercentage van ruim 95 procent gesteld worden dat de inkomstenstroom eigen fondsenwerving van de Hartstichting meebeweegt met de beweging die het consumentenvertrouwen laat zien. Echter, er is niet genoeg bewijs gevonden om te kunnen concluderen dat de Hartstichting op deze beweging anticipeert door middel van het verbeteren van de financiële kerncijfers. Goededoelen‐ organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. 07. Hartstichting ,908 ,033 ‐,413 ,489 ,313 ,608 ,537 ,350 ,334 ,582 Figuur 6.3.7. Resultaten statistische analyse Hartstichting.

Vereniging Natuurmonumenten

De vereniging Natuurmonumenten staat op de achtste plaats in de top tien grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 staan de afhankelijke variabelen van Natuurmonumenten. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1.

Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers Natuurmonumenten

Natuurmonumenten heeft de inkomsten uit eigen fondsenwerving in 2008 zien stijgen met € 3,5 miljoen, tot € 34 miljoen. Dit is voornamelijk te danken aan de stijging van de inkomsten uit sponsoring en bedrijfsgiften. In 2010 daalden de inkomsten uit eigen fondsenwerving tot € 29,6 miljoen (bijlage 4.1). Deze daling is voornamelijk veroorzaakt door de teruglopende inkomsten uit erfstellingen en legaten. De tweede afhankelijke variabele, kosten eigen fondsenwerving, ligt bij Natuurmonumenten rond het gemiddelde van de 10 goededoelenorganisaties tezamen. Dit percentage is in de afgelopen vijf jaren gedaald tot 13,4 procent, zie bijlage 4.2. De solvabiliteit van Natuurmonumenten schommelt tussen de 76 en 78,6 procent, zie bijlage 4.3. De vierde afhankelijke variabele, bestedingspercentage baten, fluctueert sterk. Zo werd in 2008 van iedere ontvangen euro € 1,18 besteed aan de gestelde doelen. Het jaar daarop daalde het bestedingspercentage naar € 0,81 van iedere ontvangen euro (bijlage 4.4). De kosten voor de werkorganisatie van Natuurmonumenten zijn met een gemiddeld van 10,2 procent lager dan het gemiddelde van de 10 goededoelenorganisaties tezamen.

Pagina | 40

In 2008 is er echter wel een sterke toename te zien in het percentage kosten van de werkorganisatie (bijlage 4.5). Dit komt voornamelijk door de daling van de totale inkomsten (€ 35 miljoen minder inkomsten in 2008 ten opzichte van 2007). Daarentegen zijn de kosten van de werkorganisatie gelijk gebleven.

Statistische analyse Natuurmonumenten

De statistische analyses uit paragraaf 6.1 zijn toegepast op de individuele variabelen van Natuurmonumenten. Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.8., dat de vijf opgestelde hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden. Er kan gesteld worden dat Natuurmonumenten in de jaren 2007 tot en met 2011 niet heeft geanticipeerd op het dalende consumentenvertrouwen door middel van het verbeteren van de financiële kerncijfers.

Goededoelen‐

organisatie Hypothese I Hypothese II Hypothese III Hypothese IV Hypothese V

Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. Beta Sig. 08. Natuurmonumenten ‐,226 ,715 ,357 ,555 ,670 ,216 ,204 ,742 ,173 ,780 Figuur 6.3.8. Resultaten statistische analyse Natuurmonumenten.

Stichting Plan Nederland

De stichting Plan Nederland staat op de een na laatste plaats in de top tien grootste eigen fondsenwervende goededoelenorganisaties. In de bijlagen 4.1 tot en met 4.5 staan de afhankelijke variabelen van Plan NL. De witte lijn in de bijlagen laat de gemiddelde waarden van de tien goededoelenorganisaties zien die gebruikt zijn bij de statistische analyses in paragraaf 6.1.

Analyse afhankelijke variabelen – financiële kerncijfers Plan NL

De inkomstenstroom eigen fondsenwerving is bij Plan NL in de afgelopen vijf jaren geleidelijk

In document “Crisis of geen crisis?” (pagina 34-43)