• No results found

In dit hoofdstuk wordt een beschouwing gegeven over de kwaliteit van het onderwijs op de school.

Verder op weg naar een lerende school

Speciale school voor basisonderwijs De Dolfijn presenteert zichzelf in het meerjarenplan 2006-2010 als een lerende organisatie die zich ontwikkelt.

Directie en teamleden streven naar een school waarbij "zorg" (relatie) de basis is voor het "leren" (prestatie), zo staat vermeld bij de paragraaf over het Onderwijskundig concept.

De inspectie heeft deze kenmerken van de school ook daadwerkelijk aangetroffen. De gerealiseerde veranderingen en vernieuwingen en de nu lopende discussies over de toepassing van ontwikkelingsperspectieven laten zien dat de medewerkers steeds beter oog krijgen voor wat eigentijds en effectief onderwijs op een speciale school inhoudt. De aandacht voor de genoemde "zorg" heeft geresulteerd in een duidelijk en goed aanvullend pedagogisch klimaat. Alle betrokkenen bij de school zijn hier ook positief over.

De basis voor het leren is daarmee in voldoende mate verzorgd en inmiddels ook geborgd in de school.

De omslag die de school nu maakt is om een meer gerichte aanpak te ontwikkelen voor het leren en het leerproces, uitgaande van de feitelijke

mogelijkheden van iedere leerling. Daarvoor is nodig dat de leraren een goed en vooral ook een feitelijk beeld en inzicht hebben in de ontwikkeling van

leerlingen over de volle breedte van het onderwijs. De inspectie heeft

vastgesteld dat op dat onderdeel de school nog kwetsbaar is. Nu het team een begin heeft gemaakt met een aanpak vanuit ontwikkelingsperspectieven, mist de inspectie een heldere uitspraak van de school over de aard en de kwaliteit van de gegevens die daarvoor als basisregistratie noodzakelijk zijn.

Dat de school juist nu op dit markeringspunt is aangeland, is niet vreemd vanuit het gekozen onderwijsconcept en de visie die vanuit dit concept is neergelegd. In die visie, zoals eveneens verwoord in het meerjarenplan 2006-2010, is opgenomen dat de leerkracht zich richt op de ontwikkeling van leerlingen als een proces (hoe leert dit kind). Het meten van vorderingen is hieraan ondergeschikt. De inspectie heeft tijdens dit onderzoek laten zien, dat deze twee elementen nu juist om een evenwichtige balans vragen.

Weten als tweede basis

De school heeft de afgelopen jaren een selectief beleid gevoerd rond het meten van vorderingen. Een vergrote aandacht voor het welbevinden van de

leerlingen staat naast een afnemende behoefte om vorderingen op de leer- en vormingsgebieden systematisch in beeld te brengen en te houden.

De informatie die de school nu kan overleggen over dat welbevinden van leerlingen is indrukwekkend en van hoge kwaliteit. De inhoud van de regelmatige leerlingbesprekingen tussen de groepsleraar en de coördinator leerlingenzorg spreekt op dat punt boekdelen. Een van de gevolgen is dat het merendeel van de individuele handelingsplannen ook dit terrein bestrijken.

Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek SBO-school De Dolfijn - 26-9-2006 12 De informatie die de school kan overleggen over de leerontwikkeling van leerlingen is daarentegen onvolledig en op onderdelen niet van voldoende kwaliteit. De afspraken over het gebruik van de registraties bij de methoden zijn niet helder. De gegevens die wel beschikbaar zijn, zoals overzichten voor rekenen en wiskunde, vertonen geen informatie over de kwaliteit van het behaalde resultaat. Inhoudelijke analyses ontbreken en zijn vanuit die overzichten, zo meent de inspectie, ook niet te maken. Gegevens over de taalontwikkeling zij niet beschikbaar. Op andere onderdelen wisselt dit per leraar. In cluster 1 zijn de gegevens over het aanvankelijk technisch leesonderwijs wel aanwezig. De JRK-groep werkt met een eigentijds

volgsysteem, maar daarvan is niet helder op welke wijze dit nu functioneel en optimaal ingezet kan worden. Dit effect krijgt nog een versterking, omdat ook niet helder is vanuit welk structureel aanbod de leraar dit volgsysteem nu gebruikt. Daardoor is ook de doorgaande lijn in het leerstofaanbod op de school binnen cluster 1 nog niet voldoende geborgd. Dit geldt ook voor het taalaanbod voor leerlingen met een niet-Nederlandstalige achtergrond. Een leerlijn daarvoor ontbreekt nog. Waar nodig krijgen leerlingen hiervoor echter wel op incidentele basis aanvullend aandacht.

Voor de GSO-onderzoeken beschikt de school over voldoende en landelijk genormeerd toetsmateriaal. Maar ook hier is de inzet selectief. Zo zet de school de toetsen voor rekenen en wiskunde alleen in binnen cluster 3. Dat betekent dat alle leerlingen die al een aanbod hebben gehad vanuit de methode dus niet worden bezien met de landelijk genormeerde toets. De school laat daarmee tegelijk de mogelijkheid liggen informatie te krijgen over het beklijvingseffect van het reken- en wiskundeonderwijs bij leerlingen op de langere termijn.

Dit alles was voor de inspectie aanleiding om de school hierin kwetsbaar te noemen. Daarom dat de indicatoren die betrekking hebben op de registratie van gegevens in de groepen, maar ook die op schoolniveau, als nog niet van voldoende kwaliteit zijn aangemerkt.

Verdere doorwerking keuzes

De keuze om orde, structuur, rust en veiligheid centraal te stellen heeft ook gevolgen voor de mate waarin leraren in hun didactisch handelen ruimte geven aan leerlingen. In overwegende mate houden de leraren de regie tijdens de lessen stevig in handen. Daadwerkelijke interactie en dan met name die tussen leerlingen, heeft de inspectie nog niet in voldoende mate aangetroffen. De leraar is in overwegende mate gericht op het resultaat en in mindere mate op de proceskant. Hij corrigeert leerlingen en geeft het antwoord op vragen zonder inzicht te krijgen in de wijze waarop leerlingen tot een resultaat zijn gekomen. In de registraties komt dit type van informatie ook nauwelijks voor, tenzij de methodeformats (zoals bij het aanvankelijk lezen in cluster 1) hier feitelijk toe dwingen. In het verlengde hiervan komen ook verschillende strategieën voor denken en leren nog te beperkt aan bod. Wel heeft de inspectie geconstateerd dat de aanpak in de clusters op dit punt verschilt. In cluster 3 heeft de inspectie meer aangetroffen dat de leraar een groter beroep doet op wat leerlingen kunnen inbrengen.

Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek SBO-school De Dolfijn - 26-9-2006 13 Toekomstgerichtheid

In cluster 1 hebben de leraren een begin gemaakt met de vaststelling van meer realistisc he verwachtingen voor hun leerlingen. De basis vormen de gegevens uit het overdrachtsdossier en het GSO. Feitelijk werkt de school al langer vanuit de GSO-systematiek met korte termijndoelen (progressie in dle's), maar de leraren brengen daar nu een aanscherping op aan. Omdat deze nieuwe aanpak nog maar net en vooralsnog voor een deel van de school van toepassing is, heeft de inspectie de betreffende indicator als nog niet van voldoende kwaliteit beoordeeld.

Op basis van de GSO -gegevens werkt de school nu in alle clusters met

blokplanningen. Deze planningen bestrijken een periode van ongeveer 8 weken waarvoor concrete leerdoelen zijn vastgesteld. Ze bevatten ook de

organisatorische werkwijze (zoals niveaugroepen) en informatie over

specifieke, aanvullende aanpakken voor individuele leerlingen. Die individuele aanpakken liggen in de meeste gevallen vast in een handelingsplan. Criteria in welke gevallen zo'n plan wel of niet wordt opgesteld zijn nog niet beschikbaar.

De vroegtijdige signalering van de benodigde zorg is mede daardoor nog een punt van aandacht, naast de beschikbaarheid van de noodzakelijke

basisregistraties. Bovendien is de evaluatieve kant van de handelingsplanning nog niet voldoende van de grond gekomen. De coördinatoren leerlingenzorg wezen hier zelf al op tijdens de besprekingen over een aantal dossiers.

Feitelijk vormen de blokplanningen de opmaat naar een werkwijze met

toekomstperspectieven per leerling. Het geeft ook een illustratief beeld van de wijze waarop de nieuwe directeur en het team stapsgewijs hun weg zoeken naar de uitdagingen anno 2006.

Verdere ontwikkelingen

Al jarenlang is de school betrokken bij een discussie over de realisering van een brede school. Het bestuur gaat nu uit van de datum 1 augustus 2008. Voor de school is het niet steeds eenvoudig om investeringsbeslissingen te nemen zolang de concrete beslissingen over de brede school uitblijven. De huidige twee locaties, gewenste aanpassingen in die locaties, beperkingen in het digitale netwerk: het zijn allemaal factoren die in meer of mindere mate als belemmerende factoren zijn aan te merken voor de schoolontwikkeling.

Nu de school zich bij een groter schoolbestuur heeft aangesloten, komt in toenemende mate ook bovenschools beleid tot stand. Dat komt in elk geval tot uiting in de aansturing van de kwaliteitszorg en het veiligheidsbeleid. Voor dit laatste onderdeel is nu een conceptplan beschikbaar dat een verdere invoering op elk van de scholen gaat krijgen. Voor het komend voorjaar is een

tevredenheidsonderzoek onder leerlingen voorzien. Daarom heeft de inspectie de indicator over het inzicht van de school in de beleving van de veiligheid door leerlingen nog niet van een kwalificatie voldoende voorzien. De school beschikt inmiddels al wel over een incidentenregistratie.

De inspectie heeft de school gewezen op de wijziging die is aangebracht in de Wet op het primair onderwijs. Daar is nu in opgenomen dat de school

structureel aandacht moet besteden aan actief burgerschap en sociale cohesie.

Op enig moment zal de school daarom moeten aantonen dat er sprake is van een structureel aanbod en dat de school ook in beeld brengt op welke wijze leerlingen zich dat aanbod in kennis en/of vaardigheden eigen hebben gemaakt.

Bij volgend schoolbezoek zal de inspectie daar specifiek op toezien.

Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek SBO-school De Dolfijn - 26-9-2006 14

Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek SBO-school De Dolfijn - 26-9-2006 15

GERELATEERDE DOCUMENTEN