• No results found

Bescherming van vissoorten volgens LNV (2006)

Bijlage 1. Bescherming van vissoorten volgens LNV (2006)

Het Natura 2000 doel voor de Zeeprik is ”Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie”. Voor de volwassen zeeprik heeft Nederland vooral betekenis als doortrek-land. De enige bekende Nederlandse paaipopulatie bevindt zich in het Roerdal (150). Uitbreiding van het aantal paaiende populaties wordt niet als doel gesteld, wel het beter passeerbaar maken van de barrières naar de grote rivieren vanuit zee, met name in het Haringvliet. De grote rivieren zijn een belangrijk opgroeigebied voor zeepriklarven (geboren in het buitenland), met name in het stroomgebied van de Rijn. Dit opgroeigebied kan uitgebreid worden door de aanleg van nevengeulen.

Het Natura 2000 doel voor de Beekprik is ”Uitbreiding verspreiding, omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie”. De soort komt voor in een aantal beken en kleine rivieren in het zuiden en oosten: o..a. Springeldal & Dal van de Mosbeek (45), Veluwe (57), Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (136), Meinweg (149) en Roerdal (150) en Geuldal (157). Het valt te overwegen en te onderzoeken of herintroductie van beekprikken op historische vindplaatsen een optie is, indien herstelde beektrajecten onbereikbaar zijn, zoals op de Noordwest-Veluwe en de Zuid-Veluwe.

Het Natura 2000 doel voor de Rivierprik is ”Uitbreiding verspreiding paaiplaatsen, uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie”. De Rijn, Maas en Schelde zijn belangrijke doortrekgebieden van de volwassen dieren van de populaties van de rivierprik. In Nederland ligt in de eerste plaats een opgave in het beter passeerbaar maken van de barrières naar de grote rivieren vanuit zee, met name in het Haringvliet (109). Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied is vooral van toepassing op het Natura 2000

landschap Rivierengebied. De grote rivieren zijn een belangrijk opgroeigebied voor rivierpriklarven, die geboren zijn in het buitenland, in de stroomgebieden van Rijn en Maas. Dit opgroeigebied kan uitgebreid worden door de aanleg van nevengeulen. De enige bekende Nederlandse paaipopulaties bevinden zich het Drentsche Aagebied (25) en Roerdal (150). Meer rivieren en beken lijken potentieel geschikt als paaiplaats.

Het Natura 2000 doel voor de Elft is ”Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie”. Er zijn concrete aanwijzingen dat de soort nog in klein aantal in de Boven-Rijn (D) paait. Haringvliet (109) en Biesbosch (112) waren vroeger een belangrijk opgroeigebied van jonge elften, afkomstig uit Duitsland. Uitbreiding verspreiding betreft met name het voormalige opgroeigebied in de Benedenrivieren. De soort kan meeliften met de maatregelen die genomen worden om de trekroutes van Zalm (gehele stroomgebied) en fint (in benedenlopen) te herstellen. De huidige populatie is nog heel klein.

Het Natura 2000 doel voor de Fint is ”Behoud verspreiding paaiplaatsen, behoud omvang en kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie”. Uitbreiding verspreiding en verbetering kwaliteit leefgebied betreft met name paaiplaatsen. Om op termijn een paaipopulatie van de fint terug te krijgen in de Nederlandse wateren is getij-invloed in de benedenrivieren noodzakelijk en dient het oorspronkelijke paai- en opgroeihabitat, het zoetwatergetijdengebied, beter bereikbaar te worden vanuit zee, met name via het Haringvliet. Nederlandse wateren zijn belangrijke doortrekgebieden voor finten die (potentieel) paaien in het Duitse deel van de Eems en het Belgische deel van de Schelde. Hier bestaat een grensoverschrijdende opgave.

Het Natura 2000 doel voor de Zalm is ”Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie. De paaiplaatsen in de hoger stroomopwaarts in het

buitenland gelegen paaiplaatsen in de Rijn en Maas kunnen alleen via Nederlandse wateren bereikt worden. In Nederland ligt in de eerste plaats een opgave in het beter passeerbaar maken van de barrières naar de grote rivieren vanuit zee, met name in het Haringvliet.

Het Natura 2000 doel voor de Bittervoorn is ”Behoud verspreiding, omvang en kwaliteit leefgebied ten behoeve van behoud populatie”. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt bij laagveenplassen: Weerribben (34), Wieden (35), Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske (92), Oostelijke Vechtplassen (95) en Nieuwkoopse Plassen & De Haeck (103). Het streven is om de grote populaties van de bittervoorn in kernleefgebieden binnen het Natura 2000 netwerk te consolideren. Buiten het Natura 2000 netwerk kan eventueel een uitbreiding van de populatie plaatsvinden.

Het Natura 2000 doel voor de Grote Modderkruiper is ”Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie. Grote populaties van de grote modderkruiper komen voor in Buurserzand & Haaksbergerveen (53), Zouweboezem (105), Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem (71), Weerribben (34) en Wieden (35). In het Natura 2000 landschap Rivierengebied is het van belang dat meer leefgebied komt in de vorm van jonge verlandingsstadia in laagdynamische situaties (kleiputten, overstromingsvlaktes). In beekdalen is herstel van de natuurlijke loop van belang voor de soort; met name oude, afgesneden meanders kunnen een geschikt leefgebied vormen. In het Natura 2000 landschap Meren en Moerassen: laagveengebied is het van belang dat de ontwikkeling van verlandingsvegetatie gestimuleerd wordt. Voor de ontwikkeling van de populatie is het belangrijk dat in het polderlandschap een meer adequaat (ecologisch) slootbeheer wordt uitgevoerd. Het gaat in dit laatste geval veelal om leefgebied dat buiten het Natura 2000 netwerk ligt.

Het Natura 2000 doel voor de Kleine Modderkruiper is ”Behoud omvang en kwaliteit leefgebied ten behoeve van behoud populatie. Grote populaties van de kleine modderkruiper komen voor in Veluwerandmeren (76), Zwarte Meer (74), Loevestein, Pompveld en Kornsche Boezem (71), Weerribben (34) en Wieden (35). Het streven is om het (algemeen) voorkomen van de kleine modderkruiper in Nederland te consolideren. Het is met name van belang om de soort in de kern van zijn verspreidingsgebied (rivierengebied, Biesbosch, veenweidegebied Zuid- Holland/Utrecht, Noordwest-Overijssel, Noord-Holland, Overijsselse Vechtdal en beekdalen van Noord-Limburg e.o.) in hoge aantallen en wijd verspreid te behouden.

Het Natura 2000 doel voor de Rivierdonderpad is ”Behoud omvang en kwaliteit leefgebied in de grote wateren en uitbreiding en verbetering kwaliteit leefgebied in de beken. Het bedreigde oecotype van beken komt voor in Dinkelland (49), Veluwe. (57), Swalmdal (148), Roerdal (150) en Geuldal (157). De grootste opgave voor de rivierdonderpad zit in het (verder) herstel van natuurlijke beeksystemen. Herstel van de soort in beken is van belang voor de instandhouding van het verspreidingsgebied, maar niet voor de populatieomvang (hoogstens 10% zit in beken). De grote populaties in grote wateren betreffen mogelijk een ander type rivierdonderpad, dat ontstaan is door hybridisatie.