• No results found

FIGUUR 22 MET WATERNOOD BEREKENDE DOELREALISATIE (LINKS) EN DOELGAT (RECHTS) VOOR GLG, GVG EN DS, ALSMEDE DE TOTALE DOELREALISATIE (LINKSONDER) EN DE MAXIMAAL HAALBARE TOTALE DOELREALISATIE (MIDDENONDER) EN DE DE GESCHAALDE TOTALE DOORREALISATIE

RESULTATEN VAN PROEFGEBIEDEN 3.1 INLEIDING

FIGUUR 22 MET WATERNOOD BEREKENDE DOELREALISATIE (LINKS) EN DOELGAT (RECHTS) VOOR GLG, GVG EN DS, ALSMEDE DE TOTALE DOELREALISATIE (LINKSONDER) EN DE MAXIMAAL HAALBARE TOTALE DOELREALISATIE (MIDDENONDER) EN DE DE GESCHAALDE TOTALE DOORREALISATIE

(RECHTSONDER) VAN NATUURDOELTYPEN ONDER HET HUIDIGE KLIMAAT IN SANG & GOORKENS

Voor de vergelijking van de met PROBE berekende vegetatiekaart (Figuur 20) met de natuur­ doeltypenkaart (Figuur 21) is kennis vereist over de vegetatiekundige inhoud van de natuur­ doeltypen. Door Ertsen et al. (2005) zijn de Brabantse natuurdoeltypen beschreven, inclusief hun vegetatiekundige inhoud. Op grond daarvan komen we tot de vertaling naar de door PROBE gemodelleerde typen in Tabel 4.

Hoe plausibel de uitkomsten van PROBE zijn beoordelen we onder andere door ze voor verschillende locaties te vergelijken met de natuurdoeltypenkaart. Het resultaat is weerge­

geven in Figuur 23. Een aantal rekencellen in de kaart is met pijlen gemarkeerd, waarbij is aangegeven tot welk natuurdoeltype de locatie behoort (nummering van Brabant overge­ nomen in Tabel 4) en tot welk PROBE­type deze is geclassificeerd. Tevens is met een kleurcode aangegeven of de overeenstemming naar tevredenheid is. Die codering is echter beperkt tot gebieden waarvoor WATERNOOD 100% totale doelrealisatie voorspeld; merendeels zijn dit de heel natte gebieden (GVG < 40 cm – m.v.) en de heel droge gebieden (GVG > 140 cm – m.v.). Bij de pijlen is tevens de GVG weergegeven. Per locatie is dus achtereenvolgens aangegeven: • nummer natuurdoeltype (Tabel 4)

• code ecotoopgroep • GVG (m – m.v.)

• kleurcode: groen = overeenkomst goed, rood = slechte overeenkomst, grijs = grondwater­ stand te afwijkend voor het natuurdoeltype en/of type niet te koppelen aan ecotoopgroep. In Figuur 24 is op de kaart met de totale doelrealisatie aangegeven op welke locaties PROBE met de natuurdoeltypenkaart is vergeleken.

TABEL 4 VERTALING VAN BRABANTSE NATUURDOELTYPEN (ERTSEN ET AL., 2005) NAAR DOOR PROBE GESIMULEERDE TYPEN VOOR SANG & GOORKENS

nr Natuurdoeltype Ecotoopgroep 09 Reservaatakker K68 10 Bloemrijk grasland (d) K67/K68 12 Bloemrijk grasland (v) K47/K48 18 Vochtig schraalland K22/K27 29 Moeras H28/K28 33 Braam/Doornstruweel - 37 Berken-Eikenbos (d) H61 39 Beuken-Eikenbos (d) H62/H67/H61 40 Beuken-Eikenbos (v) H41/H42 46 Elzenbroekbos H22/H27

47 Bos met verhoogde natuurwaarde -

48 Multifunctioneel bos -

49 Berkenbroekbos/Elzenbroekbos H21/H22/H27

55 Beuken-Eikenbos (v)/Eiken-Haagbeukenbos/Vogelkers-Essenbos H42/H47 76 Vochtig schraalland/Bloemrijk grasland K27/K22/K47/K48

FIGUUR 23 VERGELIJKING NATUURDOELTYPENKAART MET DE PROBE-UITKOMSTEN. DE PIJLEN VERWIJZEN NAAR LOCATIES WAARVAN HET NATUURDOELTYPENUMMER IS AANGEGEVEN (TABEL 4 GEEFT DE NUMMERS, FIGUUR 21 DE KAART MET NATUURDOELTYPEN), DE MET PROBE BEREKENDE ECOTOOPGROEP (VOLGENS FIGUUR 20), EN DE GVG (ION M – M.V.). DE KLEURCODE GEEFT AAN OF DE OVEREENKOMST TUSSEN NATUURDOELTYPE EN ECOTOOPGROEP BEVREDIGEND IS (

·

), NIET (

·

), OF DAT ER GEEN HARDE UITSPRAAK OVER KAN WORDEN GEDAAN (

·

)

KWR | Juli 2018 De Waterwijzer Natuur, Modelversie 1.0

Figuur 23. Vergelijking natuurdoeltypenkaart met de PROBE-uitkomsten. De pijlen verwijzen naar locaties waarvan het natuurdoeltypenummer is aangegeven (Tabel 4 geeft de nummers, Figuur 21 de kaart met natuurdoeltypen), de met PROBE berekende ecotoopgroep (volgens Figuur 20), en de GVG (ion m – m.v.). De kleurcode geeft aan of de overeenkomst tussen natuurdoeltype en ecotoopgroep bevredigend is (

), niet (

), of dat er geen harde uitspraak over kan worden gedaan (

).

Onze conclusie op grond van deze vergelijking is dat de uitkomsten van PROBE in grote lijnen goed overeenkomt met de natuurdoeltypenkaart, daar waar volgens WATERNOOD de natuurdoeltypen kunnen voorkomen. Ook de voorspellingen waar geen harde uitspraken kunnen worden gedaan (grijze bolletjes), lijken heel aannemelijk. In drie gevallen is de overeenkomst niet goed (rode bolletjes): PROBE berekent daar een ecotoopgroep die volgens Tabel 4 niet past bij het natuurdoeltype: (1) H27, de vochttoestand is te nat voor

natuurdoeltype 55 Beuken-Eikenbos (v)/Eiken-Haagbeukenbos/Vogelkers-Essenbos; (2) K61, de voedselrijkdom is te laag type 10 Bloemrijk grasland (d); K28, de vochttoestand is te nat en de voedselrijkdom te hoog voor type 12 Bloemrijk grasland (v). De afwijkingen kunnen zowel te maken hebben met de bodemgesteldheid als met modelfouten, als met fouten in de natuurdoeltypenkaart. 47 H61 1.9

10 K68 1.7

48 H61 1.8

76 K68 1.0

76 K22 0.2

12 K28 0.3

46 H27 0.1

18 K22 0.2

37 H61 1.6

49 H27 0.1

76 K68 1.2

55 H47 1.0

18 K48 0.6

18 K22 0.1

55 H27 0.4

46 H61 1.2

55 H47 0.6

10 K61 1.2

18 K27 0.2

49 H27 0.1

Onze conclusie op grond van deze vergelijking is dat de uitkomsten van PROBE in grote lijnen goed overeenkomt met de natuurdoeltypenkaart, daar waar volgens WATERNOOD de natuur­ doeltypen kunnen voorkomen. Ook de voorspellingen waar geen harde uitspraken kunnen worden gedaan (grijze bolletjes), lijken heel aannemelijk. In drie gevallen is de overeenkomst niet goed (rode bolletjes): PROBE berekent daar een ecotoopgroep die volgens Tabel 4 niet past bij het natuurdoeltype: (1) H27, de vochttoestand is te nat voor natuurdoeltype 55 Beuken- Eikenbos (v)/Eiken-Haagbeukenbos/Vogelkers-Essenbos; (2) K61, de voedselrijkdom is te laag type 10 Bloemrijk grasland (d); K28, de vochttoestand is te nat en de voedselrijkdom te hoog voor type 12 Bloemrijk grasland (v). De afwijkingen kunnen zowel te maken hebben met de bodemgesteld­ heid als met modelfouten, als met fouten in de natuurdoeltypenkaart.

FIGUUR 24 MET WATERNOOD BEREKENDE TOTALE DOELREALISATIE IN SANG & GOORKENS. ZIE FIGUUR 23 VOOR EEN TOELICHTING OP DE PIJLEN EN CODES

41

Figuur 24. Met WATERNOOD berekende totale doelrealisatie in Sang & Goorkens. Zie Figuur 23 voor een toelichting op de pijlen en codes.

3.2.2 Toepassing in een klimaatscenario

Ten slotte tonen we hier nog de resultaten van klimaatscenario WH, zichtjaar 2050. Invoer

werd weer met het Brabant Model gegenereerd door het waterschap. Volgens dit model leidt het klimaatscenario in het natuurgebied tot een GHG die gelijk blijft of ietsjes stijgt, tot een

GLG die daalt en tot een GVG en kwelintensiteit die nauwelijks veranderen (Figuur 25). Het

vrijwel gelijk blijven van de GVG komt mede doordat het voorjaar op de overgang ligt van winters die natter en zomers die droger worden: de GVG is redelijk inert voor

klimaatverandering. PROBE berekent een lichte afname van natuurwaarden, o.a. door afname van de kansrijkdom van K22, K27 en K41. Vooral in het midden van het gebied kan PROBE geen uitspraak doen over de gevolgen van het scenario omdat de voorspelling voor een zeer natte bodem (plas-dras) met een hogere bodemtemperatuur daar buiten het kalibratiebereik van de vegetatiemodule ligt. Voor de praktische toepassing van de WWN is dit onwenselijk en in een volgende modelversie willen we dit gerepareerd hebben (§ 4.5).

In een kruistabel, die het model ook genereert, kan precies worden nagegaan welke verschuivingen er tussen typen optreden (Witte et al., 2015a). Deze tabellen vereisen de nodige expertise om te interpreteren. Een toename van de kansrijkdom van bijvoorbeeld het waardevolle K22 kan in eerste instantie verrassend lijken, maar bij nader inzien logisch als men constateert dat de gesimuleerde (!) grondwaterstand en de kwelintensiteit zijn gestegen aan de voet van een hogere zandgrond. Dat het om de toename van potenties gaat, terwijl elders bestaande locaties van K22 mogelijk worden bedreigd, is ook van belang bij de beoordeling van de resultaten.

47 H61 1.9

10 K68 1.7

48 H61 1.8

76 K68 1.0

76 K22 0.2

12 K28 0.3

46 H27 0.1

18 K22 0.2

37 H61 1.6

49 H27 0.1

76 K68 1.2

55 H47 1.0

18 K48 0.6

18 K22 0.1

55 H27 0.4

46 H61 1.2

55 H47 0.6

10 K61 1.2

18 K27 0.2

49 H27 0.1

3.2.2 TOEPASSING IN EEN KLIMAATSCENARIO

Ten slotte tonen we hier nog de resultaten van klimaatscenario WH, zichtjaar 2050. Invoer werd weer met het Brabant Model gegenereerd door het waterschap. Volgens dit model leidt het klimaatscenario in het natuurgebied tot een GHG die gelijk blijft of ietsjes stijgt, tot een GLG die daalt en tot een GVG en kwelintensiteit die nauwelijks veranderen (Figuur 25). Het vrijwel gelijk blijven van de GVG komt mede doordat het voorjaar op de overgang ligt van winters die natter en zomers die droger worden: de GVG is redelijk inert voor klimaatverandering. PROBE berekent een lichte afname van natuurwaarden, o.a. door afname van de kansrijkdom van K22, K27 en K41. Vooral in het midden van het gebied kan PROBE geen uitspraak doen over de gevolgen van het scenario omdat de voorspelling voor een zeer natte bodem (plas­dras) met een hogere bodemtemperatuur daar buiten het kalibratiebereik van de vegetatiemodule ligt. Voor de praktische toepassing van de WWN is dit onwenselijk en in een volgende modelversie willen we dit gerepareerd hebben (§ 4.5).

In een kruistabel, die het model ook genereert, kan precies worden nagegaan welke verschuivingen er tussen typen optreden (Witte et al., 2015a). Deze tabellen vereisen de nodige expertise om te interpreteren. Een toename van de kansrijkdom van bijvoorbeeld het waardevolle K22 kan in eerste instantie verrassend lijken, maar bij nader inzien logisch als men constateert dat de gesimuleerde (!) grondwaterstand en de kwelintensiteit zijn gestegen aan de voet van een hogere zandgrond. Dat het om de toename van potenties gaat, terwijl elders bestaande locaties van K22 mogelijk worden bedreigd, is ook van belang bij de beoordeling van de resultaten.

FIGUUR 25 MET HET BRABANT MODEL (VERHAGEN ET AL., 2014) GESIMULEERDE GHG, GVG, GLG EN KWELINTENSITEIT ONDER HET HUIDIGE KLIMAAT (LINKS)