• No results found

In het huidige onderzoek zijn een aantal beperkingen te noemen en suggesties aan te dragen voor vervolgonderzoek. Voordat de focusgroepen van start gingen werd duidelijk van te voren gezegd dat elke deelnemer bij elke vraag aan de beurt zou komen en dat reageren op elkaar toegestaan was. Dit werd gedaan zodat er van iedereen een duidelijk antwoord verkregen kon worden. Het nadeel hiervan is dat er geen spontane antwoorden en verhalen tot stand kwamen. In de focusgroepen zaten gemiddeld vijf a zes mensen per groep. Het zou handiger zijn om in de toekomst minder mensen in een groep te plaatsen. De interviews duurden anderhalf uur en dat was eigenlijk te lang; de aandacht van de deelnemers werd minder na een uur. Het is daarom belangrijk om minder mensen in een groep te plaatsen zodat er genoeg ruimte is voor interactie zonder dat de deelnemers hun aandacht verliezen. Ook konden sommige vragen uit het huidige onderzoek beantwoord worden met kwantitatief onderzoek. Het ging hier met name om de vragen over hoe veel tijd de deelnemers op sociale media besteden en welke sociale media ze gebruiken. Dit hadden de deelnemers dan voor het interview kunnen invullen.

De deelnemers, allemaal met de Nederlandse nationaliteit, kwamen bijna allemaal uit de directe omgeving van de onderzoeker. Ze wonen en werken voornamelijk in Weesp. Dit kan van invloed geweest zijn op de resultaten omdat de meeste deelnemers elkaar kennen en er daardoor misschien sprake kan zijn geweest van sociaal wenselijk antwoorden. De deelnemer probeert dan een antwoord te geven waarvan hij of zij denkt dat het sociaal meer aanvaardbaar is dan het werkelijke antwoord of waarvan hij of zij denkt dat de onderzoeker dat graag wilt horen (Beukenhorst et al., 2010). Dit zou bijvoorbeeld gebeurd kunnen zijn bij de vragen ‘Kijk je dagelijks op profielen van anderen?’ en ‘Plaats je weleens negatieve gebeurtenissen op Facebook?’. Het is mogelijk dat de deelnemers bij deze vragen goed over wilde komen op de onderzoeker en de andere deelnemers, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Omdat alle deelnemers uit Weesp kwamen en allemaal een Nederlandse nationaliteit hadden is het onderzoek niet representatief voor alle jongeren in Nederland. Het zou voor vervolgonderzoek beter zijn als er jongeren worden gevraagd met verschillende nationaliteiten en uit verschillende steden.

Een groot deel van de deelnemers post weinig tot niks op Facebook. Dit kan van invloed zijn geweest op de onderzoeksresultaten. Deze deelnemers, ook wel passieve gebruikers genoemd, waren minder beïnvloedbaar door de berichten die op Facebook

werden geplaatst dan de deelnemers die wel actief op Facebook waren. Het is dan ook van belang dat er in toekomstig onderzoek meerdere mensen worden geïnterviewd met verschillende nationaliteiten om een betrouwbaar beeld te schetsen van het Facebookgebruik van jongeren.

Er is voor het onderzoek gekozen voor jongeren van achttien tot en met vijfentwintig jaar. Echter waren er veel meer deelnemers van vijfentwintig aanwezig dan deelnemers met een lagere leeftijd. Dit kan van invloed zijn geweest op de resultaten aangezien het sociale mediagebruik afhankelijk is van leeftijd en opleidingsniveau. Het zou voor vervolgonderzoek ook interessant zijn om jongeren te interviewen vanaf twaalf- tot en met achttien jaar, aangezien deze groep meer gebruik maakt van sociale media en het vormen van het zelfbeeld en een identiteit al op jongere leeftijd begint. Het vervolgonderzoek zou dan kunnen uitwijzen of er een verschil is in de leeftijdsgroepen.

Het huidig onderzoek heeft zich specifiek gericht op de sociale netwerksite Facebook. Er is bewust voor Facebook gekozen omdat deze website het meest onder de Nederlandse jongeren wordt gebruikt en nog steeds erg populair is onder deze doelgroep. Echter zijn een aantal sociale netwerksites zoals Instagram en Snapchat enorm in gebruikersaantallen gestegen. Het zou voor vervolgonderzoek dan ook interessant zijn om het onderzoek uit te voeren op de nieuwe sociale netwerksites.

Literatuurlijst

Beukenhorst, D., Giesen, D., Meertens, V., & Vis-Visshers, R. (2010). Vragenlijstontwikkeling. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Boeije, H., ‘t Hart, H., & Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden. Utrecht: Boomonderwijs.

Bowen, G. A. (2006). Grounded theory and sensitizing concepts. International Journal, 5(3), 12-23.

Boyd, D. (2006). Friends, friendsters, and MySpace Top 8: Writing community into being on social network sites. First Monday, 11(12).

Boyd, D., & Ellison, N. (2008). Social Network Sites: Definition, history, and scholarship. Journal of Computer-Mediated Communication, 13, 210-230.

Bryman, A. (2008). Social research methods. Oxford: Oxford University Press.

Blanton, H., Buunk, A.P., Gibbons, F.X., & Kuyper, H. (1999). When better- than-others compare upward: Choice of comparison and comparative evaluation as independent predictors of academic performance. Journal of Personality and Social Psychology, 76 (3), 420-430.

Buunk, B. P., Collins, R. L., Taylor, S. E., VanYperen, N. W., & Dakof, G. A. (1990). The affective consequences of social comparison: Either direction has its ups and downs. Journal of Personality and Social Psychology, (59)6, 1238-1249.

CBS. (2013). Zeven op de tien gebruiken sociale media. Opgehaald 24 augustus 2014 van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-

cultuur/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3907-wm.htm

Cheung, C. M. K., Chiu, P., & Lee, M. K. O. (2011). Online social networks: Why do students use facebook? Computers in Human Behavior, 27, 1337–1343.

Chou, H.G., & Edge, N. (2012). “They are happier and having better lives than I am”: The impact of using Facebook on perceptions of others’ lives.

Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 15(2), 117-121.

Corcoran, K., Crusius, J., & Mussweiler, T. (2011). Social comparison: Motives, standards, and mechanisms. Oxford: Wiley-Blackwell.

Crone, E. (2012). Het sociale brein van de puber. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.

Davison, P. (1983). The third person effect in communication. The Public Opinion Quarterly, 47(1), 1-15.

Denti, L., Barbopoulos, I., Nilsson, I., Holmberg, L., Thulin, M., Wendeblad, M., Anden., L., & Davidsson, E. (2012). Sweden’s largest Facebook study.

Gothenburg Research Institute, 2-38.

Diener, E., Helliwell, J., Lucas, R., & Schimmack, U. (2009). Well-being and public policy. Oxford: Oxford University Press.

DutchCowboys. (2013). Facebook goed voor zelfvertrouwen studenten. Opgehaald op 18 augustus 2014 van http://www.dutchcowboys.nl/facebook/28702

Ellison, N.B., Steinfield, C., & Lampe, C. (2007). The benefits of Facebook “friends”: Social capital and college students’ use of online social networksites. Journal of Computer Mediated Communication, 12, 1143-1168.

Facebook. (2014). Informatie over Facebook. Opgehaald 10 februari 2014 van https://www.facebook.com/facebook/info

Forest, L., & Wood, V. (2012). When social networking is not working: Individuals with low self-esteem recognize but do not reap the benefits of self- disclosing on Facebook. Journal of Psychological Science, 295-302.

Gilbert, D. T., Giesler, R. B., & Morris, K. A. (1995). When comparisons arise. Journal of Personality and Social Psychology, 69, 227-236.

Haferkamp, N., & Kramer, N. C. (2011). Social comparison 2.0: Examining the effects of online profiles on social-networking sites. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 14(5), 309-314.

Jordan, A. H., Monin, B., Dweck, C. S., Lovett, B. J., John, O. P., & Gross, J. J. (2011). Misery has more company than people think: Underestimating the

prevalence of others’ negative emotions. Personality and Social Psychology Bulletin, 37(1), 120-135.

Kalpidou, M., Costin, D., & Morris, J. (2011). The relationship between Facebook and the well-being of undergraduate college students. Cyberpsychology, Behavior, and Social Networking, 14(4), 183-189.

Kim, J., & Lee, J.R. (2011). The Facebook paths to happiness: Effects of the number of Facebook friends and self-presentation on subjective well-being.

Cyberpsychology, Behavior and Social Networking, 14(6), 359-364.

Krasnova, H., Wenninger, H., Widjaja, T., & Buxmann, P. (2013). Envy on Facebook: A hidden threat to users’ life satisfaction? 11th International Conference on Wirtschaftsinformatik, 1-16.

Kross, E., Verduyn, P., Demiralp, E., Park, J., Lee, D. S., Lin, L., Shablack, H., Jonides, J., & Ybarra, O. (2013). Facebook use predicts declines in subjective well-being in young adults. PLOS ONE, 8(8), 1-7.

Lewinsohn, P. M., Redner, J., & Seeley, J. (1991). The relationship between life satisfaction and psychosocial variables: New perspectives. Subjective wellbeing: an interdisciplinary perspective, 141-192.

Mann, M., Hosman, C. M. H., Schaalma, H. P., & Vries, N.K. (2004). Self- esteem in an broad-spectrum approach for mental health promotion. Health Education Research, 19, 357-372.

Marketingfacts. (2013). Social media in Nederland 2013: groei van gebruik Twitter en Facebook afgevlakt. Opgehaald op 18 augustus 2014 van

http://www.marketingfacts.nl/berichten/social-media-in-nederland-twitter-en- facebook-het-meest-actief-gebruikt

Marketingfacts. (2014). De laatste cijfers van het socialmediagebruik in Nederland. Opgehaald op 5 maart 2014 van

http://www.marketingfacts.nl/berichten/socialmediagebruik-in-nederland-update- maart-2014

Mediawijsheid. (2014). Informatie over sociale media. Opgehaald op 5 maart 2014 van http://www.mediawijsheid.nl/sociale-media/

Nadkarni, A., & Hofman, S. G. (2012). Why do people use Facebook? Personality and Individual Differences, 52, 243-249.

New York Times. (2014). Why do people share online. Opgehaald op 15 juni 2014 van http://nytmarketing.whsites.net/mediakit/pos/

Newcom Research & Consultancy. (2014). Sociale media in Nederland. Opgehaald op 10 maart 2014 van http://www.newcom.nl/actueel/social-media

Nu.nl. (2014). Jongeren ongelukkig door Facebook. Opgehaald op 18 augustus 2014 van http://www.nu.nl/tech/3550906/jongeren-ongelukkig- facebook.html

Osch, D., & Zijl, R. (2011). Basisboek social media. Den Haag: Boom Lemma.

Patton, M. Q. (2002). Qualitative research and evaluation methods (3th ed.). California: SAGE.

Pempek, T. A., Yermolayeva, Y. A. & Calvert, S. L. (2009). College students' social networking experiences on Facebook. Journal of Applied Developmental Psychology, 30, 227–238.

Saturn. (2014). Facebook is wereldwijd het bekendste sociale netwerk. Opgehaald op 10 februari 2014 van

http://www.saturn.nl/tp/article/Facebook,597502.html

Steinfield, C., Ellison, N.B., & Lampe, C. (2008). Social capital, self-esteem, and use of online social network sites: A longitudinal analysis. Journal of Applied Developmental Psychology, 29, 434-445.

Telegraaf.nl. (2013). Tieners worden onzeker van social media. Opgehaald op 18 augustus 2014 van

http://www.telegraaf.nl/digitaal/21749906/___Onzeker_door_social_media___.html Valkenburg, P. M., Peter, J., & Schouten, A.P. (2006). Friend networking sites and their relationship to adolescents’ well-being and social self-esteem.

Cyberpsychology & Behavior, 9(5), 584-590.

Veenhoven. (2002). Het grootste geluk voor het grootste aantal. Sociale Wetenschappen, 4, 1-43.

Volkskrant. (2012). Facebook maakt je ongelukkig. Opgehaald 18 augustus 2014 van

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/3129348/2012/01/19/Faceb ook-maakt-je-ongelukkig.dhtml

Wester, F., & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse: uitgangspunten en procedures. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Bijlage 1 Interviewhandleiding

 Voorstelrondje

 Wie ben jij?

 Hoe oud ben je?

 Wat voor opleiding of wat voor werk doe je?