• No results found

De rol van sociale vergelijking via Facebook bij het vormen van het zelfbeeld en de geluksgevoelens van jongeren : een kwalitatief onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van sociale vergelijking via Facebook bij het vormen van het zelfbeeld en de geluksgevoelens van jongeren : een kwalitatief onderzoek"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van sociale vergelijking via Facebook bij het

vormen van het zelfbeeld en de geluksgevoelens van

jongeren: een kwalitatief onderzoek

“Facebook is het Wikipedia voor mensen.” (Menno, 20)

Naam: Linda de Jong Studentnummer: 5952735 Docent: Mw. dr. Marlies Klijn Datum: 25 augustus

(2)

Inhoudsopgave Samenvatting 4 1. Inleiding 5 2. Theoretisch kader 8 2.1 Sociale media 8 2.2 Facebook 8 2.3 Gebruikersmotieven Facebook 9 2.4 Sociale vergelijking 11 2.5 Zelfbeeld 13 2.6 Geluk 14 2.7 Senzitizing concepts 16 3. Methode 17 3.1 Deelnemers 17 3.2 Data collectie 18 3.3 Analyse 18 4. Resultaten 20 4.1 Proces focusgroepen 20 4.2 Sociale media 21 4.3 Facebook 23

4.4 Sociale vergelijking via Facebook 24

4.5 Sociale vergelijking en het zelfbeeld 27

4.6 Sociale vergelijking en imagomanagement 29

4.7 Sociale vergelijking en het geluk 31

4.8 Betekenis en verwachtingen van Facebook 33

4.9 Slotstuk 34

5. Discussie/Conclusie 36

5.1 Sociale media 36

5.2 Facebook 37

(3)

5.4 Sociale vergelijking en het zelfbeeld 39

5.5 Sociale vergelijking en imagomanagement 40

5.6 Sociale vergelijking en het geluk 41

5.7 Algemene conclusie 42

5.8 Beperkingen onderzoek 43

6. Literatuurlijst 46

Bijlage 1 Interviewhandleiding 51

Bijlage 2 Indeling focusgroepen 54

(4)

Samenvatting

Afgelopen jaren zijn er veel verschillende onderzoeken gedaan naar de invloed van Facebook op jongeren. Bij veel van deze onderzoeken lag de focus op de positieve of negatieve effecten. Dit onderzoek richt zich meer op de rol die Facebook speelt bij het vormen van het zelfbeeld en het geluksgevoel van jongeren. De onderzoekvraag die hierbij centraal staat, luidt als volgt: welke rol speelt sociale vergelijking via Facebook bij het vormen van het zelfbeeld en geluksgevoelens van jongeren van 18 tot en met 25 jaar? Een kwalitatief onderzoek werd uitgevoerd, waarin interviews met vier focusgroepen werden gehouden onder jongeren van 18-25 jaar (N=21).

Het onderzoek toont aan dat Facebook geïntegreerd is in het dagelijks leven van jongeren. Het gebruik van Facebook wordt steeds meer gezien als gewoonte en de deelnemers gebruiken het voornamelijk uit verveling. Er is in het onderzoek een duidelijk verschil aangetoond tussen de actieve en passieve gebruikers van Facebook. Actieve gebruikers bleken meer vatbaar te zijn voor de invloed van Facebook dan passieve gebruikers. Een ander opvallend resultaat is het gebruik van imagomanagement. De deelnemers zijn zich bewust van het beheren en het bewaken van hun online imago. Er wordt hierbij rekening gehouden met ouders, vrienden en (toekomstige)werkgevers. Daarnaast toont het onderzoek aan dat sociale vergelijking via Facebook wel degelijk een rol speelt bij het vormen van het zelfbeeld en de geluksgevoelens van jongeren. De uitkomsten laten zien dat actieve gebruikers hier meer vatbaar voor zijn dan de passieve gebruikers.

(5)

1 Inleiding

Sociale media spelen een belangrijke rol in het leven van jongeren. Jongeren integreren sociale media met de dagelijkse handelingen en gebruiken het als een bron van informatie (Marketingfacts, 2013). Jongeren staan er als het ware mee op en gaan ermee naar bed. Verschillende media concluderen dat jongeren ongelukkig worden door Facebook (Volkskrant, 2012; Nu.nl, 2013) en dat jongeren onzeker worden van sociale media (Telegraaf, 2013). Naast de negatieve berichtgeving concluderen sommige media dat Facebook juist goed is voor het zelfvertrouwen van studenten (DutchCowboys, 2013). Omdat er zowel negatieve als positieve artikelen over de rol van Facebook bij het vormen van het zelfbeeld en de geluksgevoelens van jongeren zijn verschenen, is onduidelijk wat de rol van Facebook nu echt is. Om hier duidelijkheid in te creëren wordt met dit huidige onderzoek geprobeerd een nuance aan te brengen in de bestaande onderzoeken naar Facebook.

In Nederland is Facebook met 8,9 miljoen gebruikers het grootste sociale media platform van Nederland, dagelijks maken 6,1 miljoen mensen van dit medium gebruik (Newcom research & consultancy, 2014). Facebook is een bron van informatie en helpt bij het onderhouden en creëren van vriendschappen (Boyd & Ellison, 2008). Naast het onderhouden van sociale contacten wordt Facebook ook gebruikt voor het presenteren en het vormen van de eigen identiteit (Pempek et al., 2009). In tegenstelling tot de verschillende signalen uit de Verenigde Staten dat jongeren Facebook de rug toekeren, is het gebruik onder jongeren in Nederland het afgelopen jaar juist met dertien procent gestegen (Marketingfacts, 2014). Door de toenemende aandacht van de Nederlandse jongeren voor Facebook is het belangrijk dat de rol van het Facebookgebruik duidelijk in kaart wordt gebracht. Wanneer niet helder is wat de rol van het Facebookgebruik op de zelfpresentatie en identiteitsontwikkeling kan zijn, kunnen jongeren hier niet goed over worden voorgelicht. Het is echter belangrijk dat dit wel gebeurt omdat Facebook de kans op sociale vergelijking vergemakkelijkt. Bij sociale vergelijking door middel van Facebook vergelijken jongeren zich met andere leden uit hun netwerk (Denti et al., 2012). Het vergelijken ontstaat wanneer een persoon onzeker is over zijn eigen vaardigheden en zichzelf gaat vergelijken met anderen om zo deze onzekerheden te verminderen (Festinger, 1950: in Corcoran, Crusius & Mussweiler, 2011). Het vergelijken met personen kan op twee manieren plaatsvinden, te weten opwaarts en neerwaarts. Bij een opwaartse vergelijking

(6)

vergelijken personen zichzelf met mensen die beter in bepaalde vaardigheden zijn dan zijzelf. Bij een neerwaartse vergelijking vergelijken personen zichzelf met mensen die slechter zijn in een bepaalde vaardigheid dan zijzelf (Blanton, Buunk, Gibbons & Kuypers, 1999). Deze opwaartse of neerwaartse vergelijking kan effect hebben op het zelfbeeld maar ook op het geluksgevoel van jongeren.

De afgelopen jaren zijn er veel verschillende kwantitatieve onderzoeken gedaan naar de effecten van het gebruik van sociale media op het zelfbeeld en het geluksgevoel van jongeren. De resultaten uit deze onderzoeken zijn heel erg gericht op de positieve effecten en negatieve effecten van het sociale mediagebruik en niet op de motivaties en meningen van jongeren om sociale media te gebruiken. Bij de positieve onderzoeken lag de focus op het positieve effect van Facebook op het zelfbeeld van de gebruiker (Peter, Schouten & Valkenburg, 2006; Ellison, Steinfield & Lampe, 2008) en op het welzijn of het geluksgevoel (Kim & Lee, 2011). Hier kwam onder andere uit dat vriendschappen door middel van Facebook kunnen worden opgebouwd en versterkt (Ellison, Steinfield & Lampe, 2008). Een andere bevinding was dat Facebook een belangrijke rol kan spelen bij mensen die een laag zelfbeeld hebben en ontevreden zijn met het leven (Forest & Wood, 2012). De negatieve onderzoeken richtten zich op de negatieve effecten van Facebook op het welzijn en de eigenwaarde van een persoon (Haferkamp & Kramer, 2011; Denti et al., 2012), de tevredenheid van het leven (Krasnova et al., 2013; Kross et al., 2013) en het geluksgevoel van jongeren (Jordan et al., 2010). Hier kwam onder andere uit dat het veelvuldig gebruik van Facebook jongeren ongelukkig kan maken omdat ze veelvuldig worden blootgesteld aan de positieve berichtgeving van vrienden (Kross et al., 2013; Krasnova et al., 2013).

Hoewel zowel de positieve als de negatieve onderzoeken zich richtten op dezelfde soort pijlers (zelfbeeld, welzijn/geluksgevoel, eigenwaarde, tevredenheid) laten de verschillende onderzoeken tegenstrijdige resultaten zien. In dit onderzoek wordt daarom geprobeerd een nuance aan te brengen in bestaande onderzoeken. Door middel van kwalitatief onderzoek zal onderzocht worden wat de motivaties en gevoelens van jongeren zijn om Facebook te gebruiken en naar de rol van sociale vergelijking via Facebook. De onderzoeksvraag die hieruit voortkomt luidt als volgt:

(7)

Welke rol speelt sociale vergelijking via Facebook bij het vormen van het zelfbeeld en de geluksgevoelens van jongeren van 18 tot en met 25 jaar?

Omdat het hier gaat om een onderzoek naar gevoelens (zelfbeeld en geluksgevoel) wordt getracht een antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag door middel van kwalitatief onderzoek. Deze onderzoeksmethode is gericht op het verkrijgen van diepgaande informatie, meningen en inzichten van de doelgroep. Toegevoegde waarde hiervan ten opzichte van kwantitatief onderzoek is dat met kwalitatief onderzoek kan worden doorgevraagd en dieper worden ingegaan op hoe mensen zich voelen na sociale vergelijking via Facebook. Het onderzoek wordt gedaan aan de hand van vier focusgroepen onder jongeren van 18 tot en met 25 jaar die gebruik maken van Facebook.

Nederland loopt voorop in het sociale mediagebruik onder jongeren. Vrijwel alle Nederlandse jongeren (16-25 jaar) zijn actief op sociale media (CBS, 2013). Omdat deze jongeren zeer actief zijn op sociale media hebben ze meer kans om zichzelf te vergelijken via Facebook met vrienden. Het maatschappelijke doel van dit onderzoek is dan ook om meer kennis en inzicht te verwerven over de rol die sociale vergelijking via Facebook speelt op het vormen van het zelfbeeld en het welzijn van jongeren. Deze kennis kan bijdragen aan een betere begeleiding van studenten door decanen en studieloopbaanbegeleiders op hogescholen en universiteiten. Verwacht wordt namelijk dat studenten tussen hun 18e en 25e in een levensfase zitten dat sociale vergelijking via Facebook een grote rol kan spelen op hun zelfbeeld of geluksgevoel. Het is daarom van belang dat decanen en studieloopbaanbegeleiders op scholen op de hoogte zijn van de nieuwe ontwikkelingen die sociale media met zich meebrengen. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zal in het theoretisch kader dieper worden ingegaan op het sociale media- en Facebookgebruik. Vervolgens worden de gebruikersmotieven van Facebook aan de hand van de uses and gratifications theorie besproken, wordt ingegaan op sociale vergelijking en de rol die sociale vergelijking speelt bij het zelfbeeld en het geluksgevoel van jongeren.

(8)

2 Theoretisch kader 2.1 Sociale Media

Sociale media zijn een verzamelnaam voor online platformen en worden ook wel sociale netwerken genoemd. Het zijn media waarin gebruikers met elkaar in verbinding staan en informatie met elkaar kunnen delen (Mediawijsheid, 2014). Sociale netwerksites zijn ontworpen om de sociale interactie tussen gebruikers te bevorderen in een virtuele omgeving (Pempek, Yevdokiya & Calvert, 2009). De websites bieden de gebruiker de mogelijkheid om een profiel aan te maken binnen een begrensd systeem en contact te maken met andere gebruikers waarmee ze een connectie hebben. Het profiel van de gebruiker wordt vaak gekenmerkt door zijn of haar eigen naam en een profielfoto (Boyd & Ellison, 2008). Bekende voorbeelden van sociale netwerksites zijn Facebook, Instagram, Twitter, Snapchat en LinkedIn (Mediawijsheid, 2014). Dit onderzoek specificeert zich op de sociale netwerksite Facebook.

2.2 Facebook

Facebook is opgericht in 2004 en was oorspronkelijk bedoeld voor Amerikaanse Universiteitsstudenten, maar is sinds 2006 voor iedereen toegankelijk (Facebook, 2014). Iedereen kan zich gratis aanmelden bij Facebook om vervolgens een profiel aan te maken met persoonlijke gegevens zoals naam, geboortedatum, e-mailadres, demografische gegevens, hobby’s, relatiestatus, films, muziek etc. (Boyd, 2006). Binnen de sociale netwerksite kunnen gebruikers zoeken naar andere geregistreerde gebruikers en een vriendschapsverzoek indienen om vrienden te worden (Boyd & Ellison, 2008). Als de vriendschappen zijn geaccepteerd, zijn niet alleen de twee profielen aan elkaar gekoppeld maar zijn ook de sociale netwerken van elkaar bekend, nieuwe vriendschappen kunnen hierdoor makkelijk ontstaan (Facebook, 2014). Ook kan men via Facebook communiceren. Dit gebeurt via e-mails, chat-, status- en prikbordberichten (Cheung, Chiu & Lee, 2011). Prikbordberichten zijn openbare berichten die door geregistreerde gebruikers op elkaars prikbord worden gezet. Alle gebruikers op Facebook hebben een prikbord dat een overzicht toont van alle activiteiten van de gebruiker zoals bijvoorbeeld reacties, statusupdates en het plaatsen van een nieuwe foto (Facebook, 2014). Afhankelijk van de privacyinstellingen kunnen berichten door iedereen of alleen door vrienden worden bekeken. De

(9)

(status)berichten op het prikbord kunnen worden voorzien van commentaar en worden gewaardeerd door de vind-ik-leuk-knop (Saturn, 2014).

2.3 Gebruikersmotieven Facebook

Het gebruik van sociale netwerksites als Facebook is voor veel mensen een gewoonte geworden. In een onderzoek van Denti et al. (2012) onder gebruikers van Facebook geeft 85 procent van de respondenten aan dat Facebook een onderdeel is van hun dagelijkse routine. De helft van de ondervraagden blijkt het moeilijk te vinden om zonder het sociale netwerk op de hoogte te kunnen blijven van de recente activiteiten van vrienden en 26 procent voelt zich ongemakkelijk als ze zich niet kunnen aanmelden op het netwerk. Het merendeel van de respondenten blijkt elke keer in de loggen als ze hun webbrowser opstarten. Volgens Denti et al., (2012) zijn vrouwen meer actief op sociale media dan mannen. Vrouwen besteden gemiddeld 81 minuten per dag op Facebook en mannen besteden gemiddeld 64 minuten per dag op Facebook.

In een Nederlands longitudinale onderzoek naar de intensiteit en de gebruikerstrends van sociale media onder vijftienduizend Nederlanders (15 jaar en ouder) is naar voren gekomen dat 94 procent van de jongeren gebruik maakt van Facebook. De intensiteit van het gebruik ligt hoog, ruim 75 procent van de mensen maakt dagelijks gebruik van Facebook. Het gebruik van Facebook is hoger onder Nederlanders die gebruik maken van een smartphone (Newcom Research & Consultancy, 2014). Jongeren maken gemiddeld zestig tot 120 minuten per dag gebruik van Facebook, het aantal minuten is afhankelijk van het aantal vrienden dat ze hebben (Kalpidou, Costin & Morris, 2011).

Maar waarom maken zo veel mensen gebruik van Facebook? Een veel toegepaste theorie om het mediagebruik van mensen te beschrijven is de Uses and Gratifications theory (U&G theorie). De U&G theorie van Blumer, Katz en Gurevitch (1974) verklaart de acceptatie van nieuwe media door te kijken naar de motivaties, basisbehoeften en beloningen die het medium probeert te bevredigen of te realiseren. Een belangrijk uitgangspunt van de U&G theorie is dat de mediagebruiker actief is: de gebruiker kiest bewust en doelgericht voor een bepaald medium om zijn of haar behoeftes te vervullen (Blumer, Katz & Gurevitch, 1974 in: Osch & Zijl, 2011). De U&G theorie maakt onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivaties.

(10)

Extrinsieke motivatie komt vanuit een externe bron, het gaat vaak in de vorm van een beloning. Intrinsieke motivatie ontstaat vanuit een persoon of het gedrag zelf, bijvoorbeeld de behoefte om op de hoogte te blijven van informatie uit de omgeving. Sociale media bieden de gebruiker een aantal extrinsieke instrumenten aan, zoals het onderhouden van vriendschappen en het krijgen van likes op berichten. Intrinsiek is het voor de gebruiker ook leuk om sociale media te gebruiken aangezien het elke keer iets nieuws of verrassends oplevert (Osch & Zijl, 2011).

McQuail (1987) heeft het model van Blumer en Katz (1974) verder uitgebreid. Hij onderscheidt vier redenen waarom mensen media gebruiken.

 Informatie verwerven: mediagebruik voor het uitwisselen van informatie of

het zoeken naar advies en meningen.

 Persoonlijke identiteit ontwikkelen: mediagebruik voor zelfidentificatie en

impressie management.

 Sociale omgang: mediagebruik voor het leggen van contacten met andere

mensen en het opbouwen van relaties.

 Amusement: mediagebruik voor plezier, ontspanning of tijdverdrijf.

Sociale media bieden al deze vier beloningen aan de gebruiker. Dit maakt het medium tot een krachtige bevrediger van behoeften (Osch & Zijl, 2011).

In een onderzoek naar het gebruik en motivaties van de sociale netwerksite Facebook heeft Joinson (2008) de U&G theorie toegepast in zijn onderzoek. Uit het onderzoek kwam naar voren dat mensen voornamelijk Facebook gebruiken voor sociale doeleinden, sociaal rondkijken en het plaatsen van foto’s. Ook besteden gebruikers veel tijd en aandacht aan het lezen en bekijken van informatie zonder dat er direct sprake is van interactie. Het onderzoek van Joinson (2008) komt aardig overeen met de uitkomsten van Pempek et al. (2009). Zij hebben onderzoek gedaan naar de gebruikersmotieven van sociale netwerksites onder Amerikaanse studenten. Uit de resultaten kwam naar voren dat zeventig procent van de ondervraagden dagelijks de profielen van anderen bekijkt, zestig procent bekijkt dagelijks foto’s en 55 procent leest dagelijks de nieuwsberichten over wat hun vrienden aan het doen zijn (Pempek et al., 2009).

(11)

Uit een reviewstudie van Nadkarni en Hoffmann (2012) naar de redenen om Facebook te gebruiken, blijkt dat de need to belong (behoefte of er bij te horen) en need for selfpresentation (zelfpresentatie) de voornaamste redenen zijn om Facebook te gebruiken. De behoefte om erbij te horen komt voort uit een intrinsieke behoefte aan sociaal contact met anderen en sociale acceptatie. De behoefte aan zelfpresentatie komt voort uit het continue proces van impressie management.

Echter kan de motivatie om Facebook in eerste instantie te gebruiken ook gevolgen hebben. Krasnova et al. (2013) hebben onderzoek gedaan naar deze gevolgen door een survey te houden over het gebruik van Facebook onder 584 studenten. Uit de survey kwam naar voren dat één op de drie studenten zich slechter voelt en minder tevreden is over het eigen leven na het gebruik van Facebook. Bij meer dan de helft van de ondervraagden leverden updates over vakanties en vrijetijdsbesteding, sociale interactie en succesverhalen van anderen jaloeziegevoelens op. Dit bleek voornamelijk het geval bij passieve gebruikers die zich spiegelen aan de succesverhalen van anderen, zonder zelf iets terug te krijgen. Dit spiegelen of evalueren door zich met anderen te vergelijken, noemen we sociale vergelijking.

2.4 Sociale vergelijking

De social comparison theory van Festinger (1954) gaat ervan uit dat mensen eigen vaardigheden en opinies evalueren door zichzelf met anderen te vergelijken. Het vergelijkingsproces treedt op wanneer een persoon onzeker is over zijn eigen vaardigheden en opinies en niet direct over objectieve informatie beschikt. Als vergelijking met anderen niet mogelijk is kan het zorgen voor een onstabiele zelfevaluatie. De sociale vergelijking kan op twee manieren plaatsvinden. Allereerst de neerwaartse vergelijking, dat is het vergelijken met een persoon waarvan er gedacht wordt dat deze persoon het slechter heeft dan de eigen persoon. Als tweede de opwaartse vergelijking, dat is het vergelijken met een persoon waarvan er gedacht wordt dat deze persoon het beter heeft dan de eigen persoon. Opwaartse vergelijking kan enerzijds negatieve gevoelens oproepen en het zelfvertrouwen verlagen, anderzijds kan het personen stimuleren om zichzelf te verbeteren (Festinger, 1954). Mensen hebben de neiging om zichzelf te vergelijken met personen die het beter hebben dan zijzelf (Buunk et al., 1990). Echter hebben personen met een hoog zelfvertrouwen eerder de neiging om neerwaartse vergelijking toe te passen. Dit doen

(12)

zij om hun talenten en capaciteiten te evalueren. Als het vergelijken met andere personen geslaagd is, verliezen zij de interesse en aandacht om zichzelf te vergelijken met anderen (Gilbert et al., 1995). Personen met een laag zelfvertrouwen hebben zowel interesse in opwaartse- als neerwaartse sociale vergelijking, maar halen meer voldoening uit de neerwaartse vergelijking (Festiger, 1954: in Corcoran, Crusius & Mussweiler, 2011). De effecten kunnen ook een tegenovergesteld effect hebben. Zo zouden personen volgens Buunk et al. (1990) een positief gevoel halen uit de opwaartse vergelijking, en zouden personen die zich neerwaarts vergelijken de situatie van de ander als voorbeeld kunnen nemen dat het nog slechter kan (Buunk et al., 1990).

Sociale vergelijking via Facebook is vrij gemakkelijk, aangezien de gebruiker toegang heeft tot foto's, statusupdates en persoonlijke informatie (Denti et al., 2013). Het vergelijken met personen op Facebook kan verschillende effecten hebben. Haferkamp en Kramer (2011) hebben onderzoek gedaan naar sociale vergelijking op Facebook. In het experiment werden personen blootgesteld aan vier profielen met aantrekkelijke- en onaantrekkelijke foto’s. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de personen die blootgesteld werden aan aantrekkelijke foto’s een negatiever lichaamsbeeld hadden dan personen die werden blootgesteld aan minder aantrekkelijke foto’s.

Ook Denti et al. (2013) deden een grootschalig onderzoek in Zweden onder duizend gebruikers van Facebook. Zij kwamen tot de conclusie dat het vergelijken met personen op Facebook effect heeft op het zelfvertrouwen en welzijn of het geluksgevoel van de gebruiker. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat de negatieve gevolgen op het zelfbeeld hoofdzakelijk liggen bij het beeld dat berichten hebben op de ontvanger. Berichten op Facebook gaan vaak over goed nieuws en bijzondere gebeurtenissen, dit kan van invloed zijn op de eigenwaarde en welzijn van een persoon (Denti et al., 2012).

Met uitzondering van het onderzoek van Denti et al. (2012) is er nog weinig bekend over de rol van sociale vergelijking via Facebook bij het vormen van het zelfbeeld en de geluksgevoelens van jongeren. In het huidige onderzoek zal worden gekeken wat de achterliggende gedachten of redenen zijn van de deelnemers om dagelijks te profielen van vrienden te bekijken en of dit een rol speelt bij de gevoelens die de

(13)

deelnemers ervaren. Hier kan aan gedacht worden hoe de jongeren zich voelen als ze dagelijks op Facebook zitten.

2.5 Zelfbeeld

Het zelfbeeld kan omschreven worden als het geheel van ideeën, gedachten en oordelen over onszelf (Rogers, 1981). Bij het zelfbeeld gaat het om de manier waarop iemand naar zichzelf kijkt of het beeld dat iemand van zichzelf heeft. Dit wordt beïnvloed door de omgeving waarin een persoon zich bevindt (Mann, Hosman, Schaalma & de Vries, 2004).

Feedback op sociale media kan een positief effect hebben op het zelfbeeld van jongeren. Peter, Schouten en Valkenburg (2006) hebben een online survey gehouden onder 881 Nederlandse jongeren (10-19 jaar) die een online profiel hadden op CU2. Uit de resultaten bleek dat positieve feedback een positief effect kan hebben op het zelfbeeld van jongeren. Het zelfbeeld van jongeren kan beïnvloed worden door de toon van de berichtgeving op hun eigen profiel. Positieve berichtgeving versterkt het zelfbeeld en uiteindelijk het welzijn van een persoon. Uit het onderzoek van Peter, Schouten en Valkenburg (2006) blijkt ook dat negatieve berichtgeving op het profiel kan zorgen voor een negatief zelfbeeld.

Naast de inhoud kan de intensiteit van het sociale mediagebruik ook van invloed zijn op het zelfbeeld van jongeren. Ellison, Steinfield en Lampe (2008) hebben een survey en een diepte-interview gehouden onder studenten om te onderzoeken of er een relatie is tussen sociaal kapitaal en het gebruik van Facebook. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de intensiteit van het gebruik van Facebook een positief effect kan hebben op het zelfbeeld en levenstevredenheid. Jongeren die regelmatig gebruik maakten van Facebook en daardoor regelmatig contacten onderhielden met vrienden, hadden na een jaar meer sociaal kapitaal opgebouwd dan jongeren die minder vaak gebruik maakten van Facebook (Ellison, Steinfield & Lampe, 2008).

Facebook wordt door jongeren met een laag zelfvertrouwen gezien als een veilige en aantrekkelijke plek voor zelfonthulling. Dat onderzochten Forest en Wood (2012). Jongeren met een laag zelfvertrouwen zien Facebook als een plek waarin de kans op ongemakkelijke situaties wordt verkleind een waar zij een kans krijgen om een band te creëren met mensen. Ook deden Forest en Wood (2012) onderzoek naar de laatste

(14)

tien statusupdates van studenten. Daaruit kwam naar voren dat jongeren met een laag zelfbeeld negatiever zijn in hun statusupdates. Op deze berichten krijgen ze vaak geen of negatieve reacties, wat uiteindelijk niet goed is voor hun zelfvertrouwen (Forest & Wood, 2012) en hun mate van geluk.

Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat het gebruik van Facebook een positief effect kan hebben op het zelfbeeld van jongeren (Peter, Schouten & Valkenburg, 2006; Ellison, Steinfield & Lampe, 2008). In het huidige onderzoek zal worden gekeken hoe de deelnemers het ervaren als ze constant blootgesteld worden aan positieve- en leuke gebeurtenissen op Facebook. Hierbij zal ook gekeken worden hoe ze het ervaren als ze reacties of likes krijgen op hun berichten en hoe ze het ervaren als ze helemaal geen reacties krijgen. De vraag is of het gebruik van Facebook daadwerkelijk een rol speelt bij het vormen van het zelfbeeld. Het is mogelijk dat jongeren niet door hebben dat ze beïnvloed worden door het gebruik van Facebook.

2.6 Geluk

Het woord geluk is een breed begrip en er worden verschillende termen gebruikt om het woord aan te duiden. Andere benamingen voor geluk met dezelfde betekenis zijn levenstevredenheid, welzijn en levenskwaliteit (Lewinsohn, Redner & Seeley, 1991). Volgens Veenhoven (2001) is geluk de mate waarin iemand voldoening schept in het eigen leven als geheel. Volgens Diener et al. (2009) gaat het bij geluk om de cognitieve beoordeling van het leven, de rationele afweging van de positieve en negatieve aspecten van het leven.

Hoewel Sociale Media als Facebook een scheef beeld van de werkelijkheid kunnen geven, positieve gebeurtenissen worden namelijk veel meer gedeeld dan negatieve gebeurtenissen, heeft Facebook wel invloed op de mate van geluk bij jongeren. Jordan et al. (2010) hebben een online survey gehouden onder 140 studenten en gevraagd naar de positieve- en negatieve gebeurtenissen in hun leven en dat van hun leeftijdsgenoten. Personen die hun leeftijdsgenoten gelukkiger inschatten op basis van sociale media berichten, voelden zich ongelukkiger en eenzamer.

Ook Kross, Verduyn, Demiralp en Lee (2013) deden onderzoek naar het gebruik van Facebook en het welzijn onder jongeren. In het onderzoek registreerden jongeren

(15)

twee weken lang, vijf keer per dag, door middel van een online survey hun activiteiten op Facebook en het gevoel dat ze daarbij hadden. Uit de resultaten kwam naar voren dat jongeren die veel gebruik maakten van Facebook, zich slechter voelden na elk meetmoment. Ook waren ze na twee weken minder tevreden met hun eigen leven dan voor het onderzoek. Het echte sociale contact verhoogde wel het welzijn van de jongeren.

Chou en Edge (2012) hielden een survey onder 425 studenten over hun geluk en dat van hun vrienden. Uit de resultaten kwam naar voren dat als mensen veel vrienden in hun lijst hebben die ze niet kennen, zij sneller geloven dat anderen gelukkiger zijn dan zijzelf. Dit effect is minder wanneer zij de vrienden in hun lijst wel goed kennen, omdat ze dan niet alleen de positieve, maar ook de negatieve verhalen uit het leven van hun vrienden kennen (Chou & Edge, 2012).

Maar Facebook heeft niet alleen een negatieve invloed op welzijn en geluk. Kim en Lee (2011) hielden een survey onder 391 studenten naar Facebookgebruik en het subjectieve welzijn. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat er een positief verband is tussen het aantal Facebookvrienden en het subjectieve welzijn of geluksgevoel van jongeren. Jongeren kunnen zelf bepalen welke informatie ze online zetten en kunnen berichten die van negatieve aard zijn eenvoudig verwijderen. Het aantal vrienden op het profiel herinnert de gebruiker eraan hoeveel sociale connecties deze persoon heeft, wat een positieve bijdrage kan leveren aan het zelfbeeld (Kim & Lee, 2011).

Onderzoeken naar het Facebookgebruik en geluk tonen aan dat jongeren die veelvuldig gebruik maken van Facebook zich ongelukkig voelen en minder tevreden zijn met hun eigen leven (Jordan et al., 2010; Kross et al., 2013; Chou & Edge, 2012). In het huidige onderzoek zal er worden gekeken hoe jongeren zich voelen als ze dagelijks op Facebook zitten. Kunnen positieve- en bijzondere gebeurtenissen op Facebook een rol spelen bij de geluksgevoelens van jongeren. Hierbij zal ook worden gekeken hoe jongeren het ervaren als ze veel- of weinig vrienden op Facebook hebben. Zijn de deelnemers zich bewust van het aantal vriendenschappen op Facebook of het aantal vriendschappen van hun vrienden.

(16)

2.7 Sensitizing concepts

Er zijn er een aantal sensitizing concepts vastgesteld. Deze concepten bieden inzicht gedurende het onderzoek en worden ook gebruikt als achtergrond bij het opstellen van de vragen voor de focusgroepen (Bryman, 2008). De belangrijkste concepten sensitizing concepts voor het onderzoek die uit het theoretisch kader naar voren zijn gekomen zijn: sociale media, het gebruik van Facebook, sociale vergelijking, zelfbeeld en geluk. Aan de hand van deze concepten is er een topiclijst samengesteld voor de focusgroepen (zie bijlage 1). In het huidige onderzoek is het interessant om te kijken wat de ervaringen zijn van de deelnemers over sociale vergelijking via Facebook en hoe ze hiermee omgaan in hun dagelijks leven. Hebben de deelnemers het gevoel dat ze beïnvloed worden door de leuke gebeurtenissen die ze dagelijks voorbij zien komen op Facebook of hebben ze niet in de gaten dat ze onbewust beïnvloed worden. Misschien plaatsen de deelnemers zelf ook alleen maar leuke gebeurtenissen op Facebook en willen ze ook alleen maar goed overkomen op Facebook.

In het volgende hoofdstuk wordt de methode van het onderzoek besproken. Er zal hierbij in worden gegaan op de deelnemers, data collectie en analyse van het onderzoek.

(17)

3 Methode

Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag is kwalitatief onderzoek gedaan, waarin interviews met vier focusgroepen werden gehouden. Focusgroepen zijn erop gericht om te achterhalen welke voorkeuren, behoeften, waarderingen en opvattingen er heersen binnen een bepaalde groep (Boeije, 2005).

3.1 Deelnemers

De deelnemers die aan dit onderzoek deelnamen waren mannen en vrouwen van 18 tot en met 25 jaar en werden geïnterviewd over hun sociale mediagebruik (N= 21). Er is gekozen voor deze doelgroep omdat jongeren op deze leeftijd veel gebruik maken van verschillende sociale media (Newcom research & consultancy, 2014) en het een belangrijke leeftijd is voor het ontwikkelen en het vormen van het zelfbeeld en een identiteit (Crone, 2012). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een doelgerichte steekproef. Deze steekproef maakt het mogelijk om onderzoekseenheden te selecteren op kenmerken die relevant zijn voor dit onderzoek (Patton, 2002). De deelnemers zijn geselecteerd aan de hand van twee criteria: leeftijd (18-25 jaar) en sociale mediagebruik. Het was voor dit onderzoek van belang dat de jongeren binnen de leeftijdscategorie vielen en dat ze gebruik maken van de sociale netwerksite Facebook. Tabel 1 laat de samenstelling van de deelnemers zien aan de hand van geslacht, leeftijd en opleiding/ werk.

Leeftijd man vrouw Opleiding man vrouw

18 1 1 mavo, havo en vwo 1

19 1 Mbo 1 20 2 1 Hbo 5 3 21 2 2 Wo 1 3 22 1 1 23 1 1 Werk 5 2 24 1 1 25 2 3

(18)

Tabel 1 deelnemers focusgroepen

3.2 Data collectie

De deelnemers voor dit onderzoek zijn verworven door middel van een persoonlijke benadering en op de hoogte gebracht over het onderwerp van het onderzoek. De deelnemers waren voornamelijk studenten, maar er waren ook een aantal deelnemers die fulltime werken omdat zij tijdelijk zijn gestopt met hun opleiding. De interviews met de focusgroepen vonden plaats op het kantoor van de Albert Heijn te Weesp en duurden ongeveer anderhalf uur. De interviews werden opgenomen met de iPhone dictafoon en getranscribeerd. Voor het interview werd gebruik gemaakt van een interviewhandleiding (Patton, 2002). De interviewhandleiding bestond uit vijf verschillende topics, namelijk sociale media, redenen voor het gebruik van Facebook, sociale vergelijking, zelfbeeld en geluk.

3.3 Analyse

In dit onderzoek is de grounded theory van Strauss en Corbin (1998) toegepast (Bryman, 2008). De theorie is afgeleid uit de verzamelde data die systematisch verkregen en geanalyseerd zijn tijdens het onderzoeksproces. In deze methode staan dataverzameling, theorie en analyse in relatie tot elkaar (Bryman, 2008). De grounded theory heeft als doel door middel van herhaling tot de kern van het onderzoek te komen. Deze methode van constant vergelijken kan beschreven worden aan de hand

(19)

van vier fases: de exploratiefase, de specificatiefase, de reductiefase en de integratiefase (Wester & Peters, 2004).

De eerste fase is de exploratiefase. Volgens Wester en Peters (2004) is deze fase gericht op het formuleren en ontdekken van richtinggevende begrippen (sensitizing concepts). De sensitizing concepts van dit onderzoek waren: sociale mediagebruik, zelfbeeld, sociale vergelijking en geluk. Op basis van de sensitizing concepts werd er een topiclijst (zie bijlage 1) gemaakt voor de groepsinterviews. Er is voor het analyseren van de focusgroepen gebruik gemaakt van het programma MAXQDA. Dit programma wordt gebruikt voor tekstanalyse. De tekst is getranscribeerd in Microsoft Word en vervolgens per topic gecodeerd.

De tweede fase is de specificatiefase. Dit is gericht op het ontwikkelen en uitwerken van begrippen in categorieën (Wester & Peters, 1999). Dit wordt volgens Corbin en Straus (1998) open coderen genoemd, oftewel het onderzoeken, vergelijken, conceptualiseren en categoriseren van gegevens. Bij het open coderen was het belangrijk dat er codes in de vorm van steekwoorden aan delen van de tekst werden toegekend. Deze codes vormden een samenvatting van een stuk tekst en gaven betekenis aan de verschillende fragmenten (Boeije, 2005). Op basis van de sensitizing concepts werd er structuur aangebracht in de tekst. De codes die bij de sensitizing concepts hoorden werden weergegeven in een codeboom. De codes die hierbij gebruikt werden waren sociale media, tijdsbesteding, redenen voor gebruik, reacties op profielen, verwijderen berichten, profiel etc. Het open coderen leverde 831 codes in het systeem op.

De derde fase is de reductiefase. In deze fase wordt volgens Wester en Peter (2004) de kern van de theorie en de relatie met de verschillende categorieën in kaart gebracht. De verkregen informatie van de focusgroepen worden geordend en gekoppeld aan de sensitizing concepts (Wester & Peters, 2004). Dit werd gedaan aan de hand van axiaal coderen. Het eerste doel van axiaal coderen was om uit te zoeken wat de belangrijke en minder belangrijke elementen van het onderzoek waren. Het tweede doel was het reduceren van de omvang van de gegevens en het aantal codes. Dit werd gedaan aan de hand van het splitsen en samenvoegen van de verschillende codes (Boeije, 2005). Codes die niet relevant waren voor het onderzoek werden onderverdeeld in codes die het dichtst bij het onderwerp lagen. Het programma

(20)

MAXQDA maakte het mogelijk om bij alle focusgroepen de verschillen en overeenkomsten te vinden. Uit het axiaal coderen kwamen de volgende categorieën naar voren: dagelijks bekijken van profielen, tijdsbesteding, het gebruik uit verveling etc. Tot slot werd er selectief gecodeerd. Het doel hiervan was om verdere structuur aan te brengen in de onderzoekgegevens (Boeije, 2005). Het selectief coderen leverde drie dimensies op, namelijk zelfbeeld, geluk en imago (zie concept-indicator model in bijlage 3).

De laatste fase is de integratiefase. In deze fase werden de bevindingen afgezet tegen de probleemstelling. De theorie werd uitgewerkt, getoetst en vergeleken met de bestaande literatuur over het onderwerp (Wester & Peters, 2004). Deze uitkomsten worden besproken in hoofdstuk 5 (conclusie en discussie).

4 Resultaten

Na het analyseren van de vier focusgroepen is te concluderen dat sociale vergelijking op Facebook onder te verdelen is in drie dimensies. De dimensies zijn zelfbeeld, geluk en imagomanagement (zie bijlage 2). In dit hoofdstuk wordt allereerst dieper ingegaan op de focusgroepen. Vervolgens zal het sociale media- en het Facebookgebruik van de deelnemers worden behandeld. Tot slot zullen de dimensies met belangrijke bevindingen worden besproken.

4.1 Proces focusgroepen

De vier groepsinterviews verliepen goed en de deelnemers hadden een positieve houding en deden enthousiast mee. Voordat de groepsinterviews plaatsvonden werd er kort uitleg gegeven over de aanleiding en het doel van de focusgroepen. Na deze korte introductie werden de deelnemers geïnformeerd over de groepsinterviews zelf. Er werd duidelijk uitgelegd dat iedereen bij elke vraag aan de beurt zou komen en dat het toegestaan was om op elkaar te reageren. Zo werd van alle deelnemers een duidelijk antwoord verkregen op de verschillende vragen. Tevens werd er verteld dat de groepsinterviews werden opgenomen en dat het volledig anoniem was. De deelnemers waren ontspannen en durfden duidelijk hun mening te geven over de verschillende onderwerpen. De groepsinterviews deden gemiddeld anderhalf uur. Het was duidelijk te merken dat de aandacht na een uur verslapte, waardoor de

(21)

concentratie van sommige deelnemers minder werd. Echter deden alle deelnemers uiteindelijk actief mee tot het afgelopen was.

Hoewel de gesprekken op een positieve manier verliepen waren er verschillen tussen de focusgroepen merkbaar. Zo was de eerste focusgroep erg rustig en zaten er drie van de vijf mensen tussen die weinig gebruik maken van Facebook. Dit zorgde ervoor dat de twee mensen die wel veel gebruik maken van de sociale mediasite, meer aan het woord waren dan de andere drie deelnemers die de website eigenlijk alleen maar gebruiken om te scannen en niet om zelf berichten te posten. In tegenstelling tot de eerste focusgroep, waren de andere drie focusgroepen wat drukker en wilden de mensen uit deze groepen hun ervaring met Facebook juist delen. Alle items zijn in alle groepen aan bod gekomen, dit komt omdat alle vragen door elke deelnemer zijn beantwoord. Het nadeel hiervan is dat er weinig ruimte was voor de eigen invulling en spontaniteit van de deelnemers. Het doorvragen had voor interessante verschillen in het onderzoek kunnen zorgen. In sommige groepen waren de antwoorden duidelijker en langer dan in de andere groepen.

Een ander verschil dat duidelijk naar voren kwam binnen de focusgroepen was het verschil tussen passieve en actieve Facebookgebruikers. Het viel tijdens de gesprekken op dat actieve gebruikers veel tijd doorbrachten op Facebook. Ze vonden het leuk om wekelijks berichten te posten op Facebook en konden het waarderen als ze positieve reacties kregen op hun berichten. De passieve gebruikers waren daarentegen terughoudend en gebruikten Facebook meer om op de hoogte te blijven van de activiteiten van hun vrienden en posten nauwelijks tot niks op Facebook. Ook hielden ze zich niet bezig met wat andere mensen van hun berichten vonden.

4.2 Sociale media

Uit de focusgroepen kwam naar voren dat alle deelnemers gebruik maken van sociale media. Iedereen maakt gebruik van Facebook en sommige deelnemers maken naast Facebook ook nog gebruik van Instagram en Twitter. De redenen voor het gebruik van sociale media zijn: (1) het wordt door iedereen gebruikt, (2) contact onderhouden met vrienden en (3) vrienden in de gaten houden. De deelnemers vinden het leuk en interessant om te zien wat hun vrienden allemaal aan het doen zijn. In het fragment hieronder wordt duidelijk dat Thomas er mee begonnen is omdat de rest het ook deed.

(22)

“Ik ben ook begonnen met Facebook omdat de rest ermee begon en ik gebruik het alleen om saaie momenten op te vullen als ik wacht op de trein ofzo en mijn voorkeur gaat ook uit naar Facebook. “ (Thomas, 21)

De behoefte aan contact met anderen, het erbij horen en het in de gaten houden van vrienden zijn belangrijke redenen voor het gebruik van sociale media. Opvallend is dat een groot deel van de deelnemers sociale media gebruikt om de tijd te doden en uit verveling. Het speelt een belangrijke rol in de dagbesteding van de deelnemers. Ze gebruiken sociale media als ze pauze hebben, als ze aan het reizen zijn of wanneer ze ergens op wachten. In het fragment hieronder is duidelijk te zien dat Anouk sociale media gebruikt om een houding aan te nemen als ze in de trein zit.

“Ik doe het meest met sociale media als ik pauzes heb op werk of alleen zit in de trein om de ‘akward moments’ zeg maar weg te werken. Ik zou het niet gebruiken als je gezellig met je vriendinnen bent of als je ergens druk mee bezig bent of op vakantie inderdaad, dan zet ik gewoon mijn internet uit.” (Anouk, 21)

Deelnemers vonden het lastig om in te schatten hoeveel tijd ze dagelijks besteden aan sociale media. Ook vonden ze het moeilijk om in te schatten hoe vaak ze op sociale media zitten om even de nieuwsberichten te checken. Het gebruik is afhankelijk van de dagbesteding van de deelnemers. Uit de volgende fragmenten blijkt dat de deelnemers zich niet bewust zijn van hun tijdbesteding op sociale media.

“Ik denk dat ik zeker aan een uur op een dag kom en zeker 100 keer op een dag kijk. (Casper, 25)

“Ja dat varieert natuurlijk per dag. Als ik veel met de trein moet reizen of lang moet reizen vaak. Als ik twee uur in de trein zit dan zou ik er zeker anderhalf uur gebruik van maken, maar als ik een rustig dagje heb denk ik dat ik m’n sociale media maar zes keer check en dan zijn het van die korte momenten dat je iets van vijf minuten erin kijkt of zoiets. “(Menno, 20) “Als ik de hele dag aan het leren ben, kijk ik elk uur wel een keer en als ik heel druk ben dan niet. En heel vaak op werk als het gezellig is in de pauze, dan kijk is niet, maar is het saai dan pak ik wel mijn telefoon. Bij elkaar zou het wel een uur kunnen zijn en kijk tien keer ofzo.”(Cindy, 25)

Wat opviel is dat het merendeel van de deelnemers bewust de mobiele telefoon op stil heeft staan. Ze krijgen wel de meldingen van Facebook en Whatsapp binnen, maar hebben het geluid bewust op stil gezet omdat ze anders gek worden van het aantal meldingen. Ook gaven meerdere deelnemers aan hun telefoon in de nacht op

(23)

vliegtuigmodus te zetten. Dat betekent dat alle verbindingen op de telefoon worden uitgeschakeld, er is dan geen contact meer mogelijk met de buitenwereld.

“En ik heb wel alle meldingen van Facebook, Twitter en groepsgesprekken van WhatsApp op stil staan dus dan gaat alleen mijn lampje aan als ik een berichtje krijg, want anders word ik gewoon gek.” (Isabel, 25)

“Ja dat heb ik ook uitstaan en verder zet ik ’s nachts gewoon vliegtuigmodus aan zodat ik geen berichtje krijg, want als ik het wel hoor dat ik een berichtje krijg dan word ik nieuwsgierig en dan word je dus wakker.” (Casper, 25)

Naast de sociale netwerksites maakt iedereen gebruik van Whatsapp. Whatsapp is een programma waarmee gebruikers gratis met elkaar kunnen chatten op hun mobiele telefoon. Het merendeel van de groep gaf aan dat als ze wakker worden eerst kijken of ze een bericht hebben ontvangen op Whatsapp. Vervolgens checken ze de nieuwsapps (Nu.nl, Telegraaf en NOS) om te kijken wat er gebeurd is in de wereld toen ze nog aan het slapen waren. Facebook komt op de derde plaats.

“Het eerste wat ik bekijk als ik wakker word is NOS of Dumpert.” (Daan, 22)

4.3 Facebook

Facebook wordt voornamelijk gebruikt uit verveling, nieuwsgierigheid en om de tijd te doden. Het merendeel van de gebruikers kijkt op Facebook als eerste op het nieuwsoverzicht. Het nieuwsoverzicht is een lijst met verslagen van personen en pagina’s die je op Facebook volgt en die continu worden bijgewerkt. Dit wordt gedaan omdat ze (1) nieuwsgierig zijn wat hun vrienden geplaatst hebben, (2) uit verveling en (3) om te kijken of er leuke berichten tussen zitten met veel reacties.

“Gewoon kijken wat er nieuw opstaat ja, op de wall en het prikbord, omdat de rest mij niet interesseert. Ik kijk gewoon puur naar nieuws want ik ben gewoon nieuwsgierig.” (Emiel, 25) “Naar de updates van anderen en wat anderen op mijn wall hebben geplaatst. Gewoon uit gewoonte.” (Kelly, 25)

Gebruikers kunnen aan de hand van de privacyinstellingen op Facebook bepalen voor wie hun profiel zichtbaar is. Bijna alle deelnemers uit de focusgroepen gaven aan dat hun profiel alleen zichtbaar is voor vrienden. De voornaamste reden die ze hiervoor gaven was dat ze niet willen dat andere gebruikers kunnen zien wat ze doen, dat vinden ze namelijk privé. De helft van de deelnemers heeft persoonlijke informatie op

(24)

hun profiel staan zoals: geboortedatum, woonplaats, e-mail adres etc. De andere helft heeft dit afgeschermd voor de buitenwereld.

“Mijn profiel is afgeschermd want dat schijnt wel veilig te zijn. Volgens mij staat alleen mijn e-mailadres erop.”(Melissa, 23)

Op Facebook worden voornamelijk foto’s geplaatst, soms een (status)update en een video. Het merendeel van de deelnemers plaatst foto’s van feestjes en een kleine groep deelnemers plaatst foto’s van huisdieren en belangrijke aankopen. Zo gaf Thomas aan dat hij laatst een foto van zijn motor heeft geplaatst, omdat hij erg blij is met zijn aankoop.

“Op mijn profielfoto zie je mij en mijn vriendin en als omslagfoto heb ik mijn motor. Dat is mijn andere vriendin haha. Nee ik ben gewoon erg blij met mijn motor.”(Thomas, 21)

Ongeveer de helft van de deelnemers is ‘actief’ en plaatst één tot drie keer in de week een foto op Facebook. De andere helft kan worden aangeduid als ‘passieve gebruikers’. Zij plaatsen zelden tot nooit iets. Boris is een passieve gebruiker en gaf aan dat hij liever dingen van anderen leest dan zelf wat post.

“Nou ik post eigenlijk nooit iets want ik heb niet zoveel te delen. Ik heb niet echt de behoefte om hele belevenissen met mensen te delen. Ik vind het leuker om dingen te lezen dan zelf iets te posten.” (Boris, 18 jaar)

Facebook is er niet alleen om contacten te onderhouden met vrienden maar ook om actief contacten te blijven maken. Ze werken namelijk vanuit een beloningssysteem. Dat is ook één van de redenen dat gebruikers berichten plaatsen waarvan ze verwachten dat het netwerk het zal waarderen. De deelnemers uit de focusgroepen vinden het belangrijk dat vrienden reageren op de berichten die ze plaatsen, ze krijgen dan erkenning of bevestiging van hun vrienden op hun bericht.

“Ik vind het wel leuk om veel likes te krijgen. Is toch een vorm van bevestiging dat je iets doet of hebt gedaan wat andere mensen leuk vinden. Ik denk dat ik daar toch wel gevoelig voor ben. “(Karin, 25)

Opvallend is dat in eerste instantie door de deelnemers wordt gezegd dat berichten niet speciaal geplaatst worden voor een reactie of een like, maar toch wordt er aangegeven dat ze minder zullen plaatsen of teleurgesteld zijn als ze geen reactie krijgen. In het fragment hieronder praat Emiel zichzelf tegen. Allereerst geeft hij aan

(25)

dat hij berichten plaatst als hij aangeschoten is, maar dat hij het niet plaatst om likes te krijgen. Vervolgens vindt hij het wel beschamend als hij geen likes krijgt en dan is hij in staat om zijn bericht te verwijderen.

“Nee dat is puur omdat ik aangeschoten ben en dat is echt waar. Ik zet niet iets online om zoveel mogelijk likes te krijgen. Natuurlijk is het leuk om likes te krijgen, maar ik plaats dingen gewoon omdat ik het grappig vind en hoop dat anderen het dan ook leuk vinden. Het is niet om populair te zijn.” (Emiel, 25)

“Ja als ik er veel krijg vind ik het leuk, als ik er geen krijg dan vind ik het beschamend want ik heb meer dan 500 vrienden en niemand vind het leuk dus dan verwijder ik het, maar als je er veel krijgt vind ik het leuk, maar ik doe het er niet voor.” (Emiel, 25)

4.4 Sociale vergelijking via Facebook

De deelnemers gaven aan voornamelijk op het nieuwsoverzicht te kijken. Dit geeft snel en gemakkelijk informatie over de nieuwe (status)updates van vrienden. De redenen waarom ze wel op de persoonlijke profielen van anderen kijken waren: (1) informatie vergaren als ze net iemand hebben ontmoet, (2) de relatiestatus van de persoon checken die ze leuk vinden, (3) kijken wat vrienden hebben geplaatst en (4) uit verveling. Uit het fragment hieronder blijkt dat Menno het profiel van een ander bekijkt als hij deze persoon interessant vindt. Hij ziet Facebook als een Wikipedia voor mensen.

“Dan zit je in de klas met een lekker ding en dan ga je diegene zoeken. Het is eigenlijk een soort van Wikipedia voor mensen.” (Menno, 20)

Het bekijken van foto’s van anderen kan gepaard gaan met negatieve gevoelens zoals jaloezie, dit heeft met name te maken met foto-updates die gaan over vakanties en vrijetijdsbesteding. Uit de focusgroepen blijkt dat alle deelnemers kijken naar de foto’s van anderen. Het merendeel van de gebruikers zegt dat foto’s van anderen geen invloed hebben op henzelf en op wat ze zelf plaatsen. Ze gaven aan dat ze foto’s plaatsen van dingen die zij zelf interessant vinden. Sommige deelnemers zien foto’s echter als een bron van inspiratie.

“Af en toe zie ik weleens hele mooie foto’s voorbij komen en dan denk ik; ja kon ik dat ook maar en dan wil ik dat ook doen maar dat lukt me nooit. En soms zie ik mooie vakantiefoto’s van mensen die op vakantie in Afrika zijn en dan wil ik het ook wel maar heb dan geen geld.”(Koen, 23)

(26)

In het fragment hieronder is een tegenspraak te zien. Emiel laat blijken dat Facebook totaal geen invloed heeft op zijn gemoedstoestand, toch kan hij balen als vrienden leuke dingen aan het doen zijn als hij aan het werk is.

“Nee totaal niet. Het is puur nogmaals omdat ik hoop veel foto’s te zien van vrouwen. Nee het is puur een invloed van informatie en uit verveling.” (Emiel, 25)

“Ik heb weleens dat ik foto’s zie van terrasjes en ik ben 37 uur aan het werk en dan baal ik wel. “ (Emiel, 25)

Het merendeel van de deelnemers gaf aan dat ze nooit zomaar kijken op de profielen van anderen. Er wordt voornamelijk naar een profiel van een ander gekeken als ze een persoon net in hun vriendenlijst hebben of als ze een persoon even niet meer herkennen. Het gaat puur om de berichten die voorbij komen in het nieuwsoverzicht.

“Nee er zijn geen profielen die ik dagelijks bekijk. Wat ik net al zei, ik kijk alleen op het nieuwsoverzicht en daarna stop ik meestal.” (Myrte, 21)

“Nooit of met een paar uitzonderingen dat ik op iemand zijn profiel kijk. Als ik dan denk wie is dat ook alweer dan klik ik even op het profiel. Soms heb je dat gewoon dan zijn er van die profielen en dan denk je wie is dat, maar ik kijk niet van oh wat heb jij vandaag gedaan ik ga even kijken.” (Boris, 18)

Wat opviel binnen de focusgroepen was de irritatie bij de deelnemers rondom het plaatsen van negatieve berichtgeving. Er werd gevraagd of de deelnemers berichten plaatsen als ze iets vervelends meemaken. Het merendeel uit de focusgroepen plaatst geen negatieve berichten. De voornaamste reden die ze hiervoor gaven was dat de mensen die negatieve berichten plaatsten in hun ogen uit zijn op negatieve aandacht. Als ze zelf iets negatiefs meemaken dan houden ze het liever voor zich of ze delen het met mensen die belangrijk voor hen zijn.

“Ik plaats het niet op Facebook want niet iedereen hoeft te weten wat er privé speelt. De mensen die het moeten weten die weten het en de rest gaat het helemaal niks aan. Ik vind het niet nodig om dat soort dingen te plaatsen.”. (Mandy, 21)

“Ja ik plaats wel dingen als ik gewoon vrolijk ben want als je verdrietig bent moet je gewoon een maatschappelijk werkster zoeken.”. (Emiel, 25)

De deelnemers spraken over het algemeen ook negatief over de mensen die veel vrienden in hun lijst hadden. Dat vonden ze erg overdreven en het gaf hen het idee dat die mensen het blijkbaar nodig vinden om populair over te komen.

(27)

“Het valt me wel op als mensen veel vrienden hebben en ik vind het wel raar als mensen overdreven veel vrienden hebben. (Cindy, 25)

“En mensen die veel vrienden hebben vinden het blijkbaar nodig om er zoveel te hebben en populair over te komen.” (Leon, 25)

In het fragment hieronder geeft Menno het aan dat hij het overdreven vindt dat mensen op Facebook extreem veel vrienden hebben. Hij vindt dat deze mensen opzoek zijn naar aandacht. Hij spreekt zichzelf tegen, aangezien hij zelf ook opzoek is naar aandacht door het plaatsen van aparte en gekke berichten.

“En als ik zie dat mensen 900 vrienden hebben dan denk ik wedden dat je er maar 20 kent ofzo.. Of Jezus wat een aandachtszoekerij.” (Menno, 20)

“Ik plaats geregeld een foto of een (status)update als ik naar Disney muziek luister.. om een beetje gek te doen. “ (Menno, 20)

“Soms als ik iets op Facebook plaats hoop ik dat mensen reageren en soms is het uitlokken om te kijken of mensen gaan reageren op je berichten. (Menno, 20)

4.5 Sociale vergelijking en het zelfbeeld

Het aantal vrienden dat de deelnemers hebben, verschilt per persoon. Sommigen zijn heel actief en nodigen veel mensen uit om vrienden te worden, maar het merendeel nodigt alleen maar mensen uit die ze kennen. De deelnemers zijn van mening dat het niet heel belangrijk is om veel vrienden te hebben. Ze vonden het ook lastig om in te schatten hoeveel vrienden ze hadden aangezien dit op Facebook niet duidelijk wordt aangegeven. Dit in tegenstelling tot de sociale netwerksite Hyves, waar altijd duidelijk in beeld stond hoeveel vrienden iedereen had. Thomas gaf aan dat het vroeger op Hyves een wedstrijdje was wie de meeste vrienden had, maar dat het tegenwoordig niet uitmaakt. Het gaat nu om de reacties van goede vrienden.

“Nou vroeger met Hyves was het meer een wedstrijdje wie de meeste vrienden had maar tegenwoordig maakt het mij echt niet zoveel uit en ik kijk ook niet hoeveel vrienden anderen hebben. Het gaat er bij mij om dat je van de goede vrienden reacties krijgt en de rest interesseert mij eigenlijk vrij weinig.” (Thomas, 21)

Een aantal deelnemers gaf aan mensen te verwijderen die ze een tijdje niet hebben gezien of gesproken omdat het hen niet meer interesseert wat die mensen aan het doen zijn. Dit wordt duidelijk in het fragment hieronder:

(28)

“Nee ik kijk niet naar de hoeveelheid vrienden van anderen maar ik vind het leuk om veel vrienden te hebben want dan krijg je ook meer likes. Maar ik verwijder soms ook mensen die ik al een lange tijd niet heb gezien. (Emiel, 25)

“Weet je wat het punt is: als ik iedereen in mijn lijst laat zitten heb ik ook veel vrienden, maar waarom zou je al die mensen die je tien jaar geleden hebt leren kennen en die je niet meer ziet of spreekt nog willen volgen? Het boeit je toch niet wat die mensen nu nog doen dus ik schoon regelmatig mijn lijst op. (Isabel, 25)

Op Facebook is het mogelijk om iemand te taggen. Zo kun je iemand taggen in een statusupdate om aan te geven met wie je op dat bent of een foto taggen om aan te geven met wie je op de foto staat. Het merendeel van de deelnemers ‘actieve gebruikers’ tagged weleens vrienden in foto’s. Dit doen ze voornamelijk omdat ze het leuk vinden en omdat ze de foto willen delen met hun vrienden. Het voordeel van taggen is dat als je getagged wordt, de foto gelijk (al dan niet met toestemming) op je tijdlijn komt te staan. De mensen die geen tags plaatsen zijn de mensen die niet of nauwelijks wat plaatsen op Facebook, de ‘passieve gebruikers’.

“Ja inderdaad als ik een leuk filmpje zie dan tag ik wel mijn vrienden erin en zelf heb ik ook een aantal keer een tag verwijderd omdat ik er lelijk op stond en ik was heel jong.” (Wendy, 20)

Wanneer een foto, video of statusupdate leuk gevonden wordt, kan dit gewaardeerd worden met de vind-ik-leuk-knop (like). Deelnemers die vaak een bericht plaatsen en actief zijn op Facebook vinden het leuk om een like te krijgen, het wordt vaak gezien als een bevestiging dat iemand zijn of haar bericht leuk vindt.

“Ik vind het wel leuk om veel likes te krijgen. Is toch een vorm van bevestiging. Dat je iets doet of hebt gedaan wat andere mensen leuk vinden.“(Karin, 25)

Ook kan het niet krijgen van een like worden gezien als een afkeuring of afwijzing. De foto slaat dan niet aan bij vrienden en dat vinden de deelnemers jammer.

“Als het er weinig zijn vind ik het gewoon jammer! Maar dat komt ook door het type foto dat ik erop plaats, en als een grapje niet aanslaat dan is het gewoon jammer.”(Casper, 25) “Nou ik vind het wel jammer als ik weinig likes krijg als in… Niet jammer dat klinkt zo overdreven, maar wat ik wel merkte laatst… Ik heb een vriendin die nooit iets van me liked en dat neem ik haar toch persoonlijk kwalijk. Je doet het toch wel omdat je wilt dat mensen het leuk vinden.” (Cindy, 25)

(29)

Wat opviel was dat de passieve gebruikers het wel leuk vinden om een like te krijgen, maar er niet wakker van liggen als ze het niet zouden krijgen.

“Als ik een keer iets post dan vind ik het leuk dat ik likes krijg, maar als ik weinig likes krijg is het niet zo dat ik mij gekwetst voel ofzo.” (Boris, 18)

“Tuurlijk is het leuk als je likes krijgt, maar ik slaap er niet slechter van als ik geen likes krijg.” (Marieke, 22)

Het merendeel van de deelnemers vond het niet erg als hun vrienden meer reacties krijgen op hun profiel dan zijzelf. De deelnemers vinden het leuk voor diegene dat zij reacties krijgen op hun profiel en gunnen het diegene ook. Echter was er ook een grote groep deelnemers die zich hier totaal niet mee bezig houdt en wie het ook niet interesseert.

“Ik vind het geen probleem, ik gun het ze juist.” (Mandy, 21) “Nee dat vind ik ook niet belangrijk.” (Leon, 25)

Voor sommige deelnemers lag het eraan of ze de persoon in kwestie aardig vinden of niet. Als ze een hekel aan iemand hebben dan gunnen ze deze persoon niet meer reacties op hun profiel.

“Ik gun het mijn vrienden ook, tenzij ik ze haat.” (Anouk, 21)

Uit de focusgroepen is duidelijk naar voren gekomen dat jongeren veel bezig zijn met hun imago. De deelnemers vinden het belangrijk hoe ze overkomen op Facebook. Er is daarom een derde dimensie aan het onderzoek toegevoegd en dat is imagomanagement. Dit zal in de volgende paragraaf worden besproken.

4.6 Sociale vergelijking en imagomanagement

Uit de focusgroepen kwam naar voren dat deelnemers het belangrijk vinden hoe ze overkomen op Facebook. Ze denken er goed over na wat ze posten en wat ze over zichzelf vertellen. De redenen die ze geven is dat ze wel beschaafd over willen komen en niet raar of dronken op een foto willen staan. De deelnemers zijn zich ervan bewust dat anderen makkelijk een mening kunnen vormen aan de hand van hun profiel. Belangrijke factoren die van invloed zijn op het plaatsen van berichten zijn vrienden, (toekomstige)werkgevers en ouders. In het fragment hieronder komt

(30)

duidelijk naar voren dat de deelnemers nadenken over hun toekomst en hun profiel op Facebook.

“Ik denk er geregeld over na dat ik misschien wat serieuzer moet overkomen want het is vaak dat ik gebakken lucht online zet. Ik denk weleens; als ik werk moet zoeken later dat het misschien verstandig is dat ik mijn Facebook moet wissen en opnieuw zou moeten aanmaken. Daar denk ik weleens over na maar ik denk ook; zolang dat niet van toepassing is dat niet nodig.” (Menno, 20)

“Ik denk er ook over na want ik heb mijn account gewist omdat ik bij defensie wilde. Het is niet dat ik rare dingen doe maar misschien zien zij er iets geks in. En ik wilde geen risico nemen voor mijn sollicitatie.” (Levi, 19)

“Ik denk dat als ik ergens zou solliciteren dan zou ik een aantal foto’s waarin ik getagd ben, ondanks dat het er heel weinig zijn, eraf halen. Niet dat ze gek zijn maar voor de zekerheid.” (Willem, 22)

Deelnemers zijn zich ervan bewust dat hun berichten en (status)updates door iedereen uit hun netwerk kan worden gezien. Dit aantal wordt groter naarmate vrienden het bericht liken.

“Ik zet er bijna nooit wat op, maar als ik het doe dan denk ik er heel goed over na. Want als mensen je foto leuk vinden kunnen anderen dat ook zien.” (Marieke, 22)

“Ik zet er amper wat op maar als ik er iets opzet dan denk ik er wel over na. Het zijn toch weer 300 mensen die kunnen zien wat je plaatst, maar het ziet er toch weer lullig uit als je een spelfout maakt ofzo.” (Willem, 22)

Ook hebben ouders invloed op de berichten die geplaatst worden op Facebook. Zo geeft Isabel aan dat het niet zozeer belangrijk is hoe ze overkomt op Facebook maar ze dat ze toch rekening houdt met de foto’s die ze online plaatst, omdat ze haar ouders in haar lijst heeft staan. Ze spreekt zichzelf dus tegen; ze is wel erg bezig met haar imago zonder dat ze zich daar bewust van is.

“Het is niet zozeer belangrijk maar ik kijk wel of ik geen spelfouten erop zet en rare foto’s, omdat je je ouders op Facebook hebt en je oma en ik wil wel beschaafd overkomen. Het mag gewoon nooit te erg zijn en ik scheld nooit op Facebook want dat vind ik gewoon belachelijk.” (Isabel, 25)

Ook accepteert ze soms geen tags omdat ze niet wilt dat haar ouders weten dat ze rookt.

(31)

“En ik heb zeker foto’s verwijderd en tags verwijderd. Dat komt doordat het hele lelijke foto’s zijn en mijn kop ziet er dan niet uit. Of omdat ik mijn vader op Facebook heb en hij weet niet dat ik rook en mijn moeder weet het ook niet en mijn oma ook niet dus als ik ergens met een sigaret in mijn bek sta dan gaat die foto eraf. Ik hoef het niet eens te verwijderen, maar ik hoef het gewoon niet te accepteren.” (Isabel, 25)

Deelnemers zijn actief bezig met hun imago op Facebook. Dit doen ze door foto’s te controleren, tags te verwijderen en reacties op berichten te verwijderen. Een aantal deelnemers heeft de privacyinstellingen van de tags zo gewijzigd, zodat ze eerst goedkeuring moeten geven voordat de foto wordt geplaatst op hun pagina.

“Ik moet het wel goedkeuren voordat iemand mij tagged en die accepteer ik inderdaad ook wel eens niet dus in die zin verwijder ik toch wel eens tags ja.” (Karin, 25)

“En ik hoef het niet eens te verwijderen maar ik hoef het gewoon niet te accepteren.” (Isabel, 25)

De redenen voor het verwijderen van tags kwam duidelijk in de focusgroepen naar voren. De genoemde redenen voor het verwijderen waren : (1) het is een lelijke foto, (2) dronken op de foto staan, en (3) niet geassocieerd willen worden met die foto.

“Uhm ik heb ook tags verwijderd omdat ik op een foto best lam stond en dat wilde ik niet op mijn profiel hebben.” (Anouk, 21)

Naast het verwijderen van tags worden er ook weleens reacties van berichten verwijderd. Een groot aantal deelnemers gaf aan weleens een reactie te hebben verwijderd op Facebook. Ze vonden het lastig om voorbeelden te noemen aangezien zij niet recentelijk reacties hadden verwijderd. Echter ging het vaak om situaties waarin mensen dronken waren of gewoon een reactie die ze niet leuk vonden.

“Voordat ik bij de defensie ging heb ik wel reacties van mensen verwijderd waarin stond: Hey mongool! Als ze mij gewoon als vriend aanspreken, buiten of zo, of op WhatsApp… Maar zulke stomme dingen op Facebook zetten, daar verlaag je mij en jezelf mee.” (Levi, 18)

4.7 Sociale vergelijking en het geluk

Het merendeel van de deelnemers geeft toe dat als ze lang op Facebook zitten, het hun gemoedstoestand beïnvloedt. De redenen die ze hiervoor gaven waren: (1) vrienden die leuke dingen doen terwijl ze zelf moeten werken, (2) mensen die altijd iets te zeuren hebben of negatieve dingen plaatsen of (3) vervelende gebeurtenissen lezen. Het gaat met name om negatieve gevoelens zoals irritatie.

(32)

“Als ik bepaalde mensen weer zie zeiken voor de zoveelste keer dan kan het mij behoorlijk irriteren, maar als ik vrolijke berichten voorbij zie komen dan kan ik er alleen maar blij om worden.” (Isabel, 25)

“Ja wel als ik iets zie staan wat fuckedup is, dat kan mij wel boos maken. Ja ik kan weleens geïrriteerd raken en het kan mij wel beïnvloeden.” (Cindy, 25)

Wendy laat blijken dat als ze veel op Facebook zit nergens last van heeft. Echter kan ze zich goed voorstellen hoe mensen zich voelen als bijvoorbeeld hun relatie over is. Anouk sluit zich bij Wendy aan en geeft een voorbeeld uit haar eigen ervaring.

“Nee het heeft geen invloed op me. Ik kan me wel voorstellen als je relatie net over is, dat je het vervelend vindt om te zien dat de ander wat leuks doet of dat diegene heel veel plezier heeft en jij zit thuis te huilen of zo, maar op dit moment heb ik nergens last van als ik op Facebook zit.” (Wendy, 20)

“Ja ik sluit mij daar bij Wendy aan. Als je bijvoorbeeld gevoelens hebt voor iemand en je ziet dat diegene met een meisje omgaat of een relatie heeft.. Dat kan mijn bui wel beïnvloeden. Of als je ruzie hebt met een vriendin en die doet dan alleen maar leuke dingen. Dat is echt niet leuk nee.” (Anouk, 21)

Het merendeel van de actieve gebruikers zijn er gevoelig voor als vrienden leuke dingen aan het doen zijn. De deelnemers vinden het voornamelijk niet leuk als zij bijvoorbeeld moeten werken en het mooi weer is en ze dus op dat moment zelf niks leuks kunnen doen. Dat blijkt ook uit dit fragment hieronder.

“Ik heb weleens dat ik foto’s zie van terrasjes en ik ben 37 uur aan het werk en dan baal ik wel. Het ligt er wel aan wat voor mensen het zijn, als het een groepje mensen is dat ik niet zo leuk vind dan boeit het mij niet maar is het een leuk groepje dan baal ik wel even ja.” (Emiel, 25)

“Nou als je iets moet doen waar je geen zin in hebt en je ziet dat mensen leuke dingen aan het doen zijn dan kan ik ook wel denken; ik wil ook leuke dingen doen.” (Leon, 25)

Sommige actieve deelnemers gaan meer over het eigen leven nadenken en proberen dit te relativeren. Zo geeft Cindy hieronder aan dat ze weet dat het foto’s zijn en dat iedereen er leuk uit wilt zien en vertelt Karin dat ze weet dat haar vrienden ook gewoon moeten werken en dat het ook niet altijd leuk is.

“Soms wel want dan denk ik: mijn leven is saai en dan ga ik te veel nadenken over mijn eigen leven. Maar aan de andere kant; het zijn foto’s en iedereen wilt altijd leuk eruit zien op foto’s.” (Cindy, 25)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Asked why their demands turned political, many participants echoed Maluleke’s (2016) assertion that the shutting down of universities in the context of student protests

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Zo zijn de deelnemers van de Beweegkuur gemiddeld jonger en hebben ze vaker een lage sociaaleconomische status in vergelijking met deelnemers van Slimmer en CooL. Meer

28$ van de zoons heeft geen enkele vorm van voortgezet dagonderwijs genoten (bijlage 30). De buiten de landbouw werkende zoons. De belangstelling van de afgevloeide zoons is

In de eerste plaats moet het vaccin ervoor zorgen dat de dieren niet meer ziek worden, legt Bianchi uit, maar ook moet duidelijk worden of het virus zich via de ge

Omdat bij injectiespuiten, gevuld met ijkgas, een afwijking werd gevonden van 20-30% te laag en in Tabel X voor monster B met de injectiespuit circa 30% lager wordt gevonden dan

Op grond van welke criteria (tevredenheid van de deelnemers ? aantal deelnemers ? aantal leraren versus aantal directies ? ... ) werd in de afgelopen twee jaar het aanbod

„Team A“: gaat in het speelveld staan en de andere groep „team B“ ver- spreid zich om het speelveld?. De spelleider geeft aan een speler van team B