• No results found

Beoordelingen van het panel

Het panel, bestaande uit drie personen, heeft alle teksten beoordeeld op een schaal van 1 tot 5. De Cronbach’s alpha voor de teksten over de slaapkamer was 0,927 en voor de brieven naar het schoolbestuur 0,953. De drie panelleden waren het dus doorgaans erg met elkaar eens over de scores van de teksten.

De gemiddelde scores per niveau en leerjaar zijn berekend en zijn te zien in de onderstaande tabel.

Tabel 4 Gemiddelde score per niveau en leerjaar

Slaapkamer School Slaapkamer School

Gem. Sd. Gem. Sd. Gem. Sd. Gem. Sd.

1BBL 1,06 0,236 1,28 0,461 3BBL 1,89 0,758 2,00 0,686 1KBL 1,72 1,249 2,22 0,878 3KBL 2,11 1,079 2,17 0,857 1TL 2.67 0,767 2,44 0,616 3TL 2,78 0,943 3,00 0,856 1Havo 1,94 0,873 1,89 0,900 3Havo 3,06 1,305 2,61 0,979 1Vwo 3,00 1,138 2,56 1,097 3Vwo 4,11 0,963 3,72 0,752 Klas 1 totaal 2,08 1,052 2,08 1,019 Klas 3 totaal 2,79 1,060 2,70 1,121 Jongens 2,00 1,047 2,10 1,028 Meisjes 3,04 1,132 2,79 1,082

Opvallend in deze tabel is dat er vaak niet een lineair verband te vinden is tussen de scores en de niveaus. Je zou verwachten dat de leerlingen op de hogere niveaus ook hoger scoren dan de leerlingen op de lagere niveaus. Alleen bij de teksten over de slaapkamer die geschreven zijn door de derdeklassers is er een lineair verband te zien. Bij de teksten over de school en bij de teksten van de eersteklassers is het opvallend dat de leerlingen van de theoretische leerweg hoger scoren dan de leerlingen van de havo. Dit kan verklaard worden door het feit dat er een steekproef is genomen. Wanneer je dit onderzoek op een grotere schaal zou uitvoeren, komen er wellicht andere gemiddelde scores uit. Zoals verwacht scoren de leerlingen in de derde klas gemiddeld wel hoger dan de leerlingen in de eerste klas. Ook de verschillen in jongens en meisjes zijn aanzienlijk.

Wat ook opvalt, is dat de standaarddeviaties vaak relatief hoog zijn. Dat duidt op een groot verschil in de waardering van de teksten, ook binnen de groepen. Zo kreeg de onderstaande tekst, geschreven door een jongen uit 1 vwo een 1,6 als gemiddelde score.

Het is erg rommelig, het heeft 2 houten kasten, in elke hoek 1, er staat een

drumstel en veel lego. In het midden staat een houten kast met lego erin. Er hangen groene gordijnen houten vloer, een aquarium met vissen. Een hoog bed van hout.

25 Jongen – klas 1 vwo

Deze jongen schrijft erg associatief en houdt weinig rekening met conventies. Ook houdt de leerling niet veel rekening met het publiek, omdat het onderwerp niet eerst wordt ingeleid. In termen van Bereiter (1980) zou deze leerling met deze tekst nog in de fase van het performatief schrijven zitten. De onderstaande tekst, van een meisje dat ook uit 1 vwo komt, krijgt van het panel een veel hogere score: gemiddeld een 4,3.

Als je mijn kamer inloopt, is de linkerwand en de wand achter je paars, de rest is wit. Links in de hoek van mijn kamer staat mijn bed, hij is vrij laag en is gemaakt van zwart staal. Hij is van het merk ‘Auping’ en rechts naast mijn bed staat mijn kastje met een stereo en een stapel boeken erop. Links van de ingang staat mijn klerenkast met stickers van paarden erop. Op mijn deur heb ik glow in the dark stickers geplakt. Aan de rechter en linker zijde van mijn kamer zitten schotten met allemaal dozen erin. In het midden van de linkerwand staat mijn bureau en daarboven is mijn raam, het is een raam die je open kan klappen met een rolgordijn en een hor ervoor. Naast het kastje die naast mijn bed staat, staat een dressboy met mijn kleren erop. Tussen het bureau en de dressboy ligt een roze zitzak met bloemenprint. In het midden van mijn kamer ligt een kleed met zebraprint. Daarop ligt een yogabal waar ik mijn oefeningen van de fysio op doe. Meisje – klas 1 vwo

Deze leerling verplaatst zich in de lezer en probeert vanuit het oogpunt van de lezer haar kamer duidelijk te maken. In termen van Bereiter (1980) zou zij met deze tekst al in de fase van het unified writing zitten.

Er was al te zien dat de gemiddelde scores van de meisjes een stuk hoger lagen dan die van de jongens. Ook lagen de scores van de derdeklassers hoger dan die van de eersteklassers. Middels een variantieanalyse is gekeken of de verschillen overeenkwamen met de verschillen tussen leerjaar, niveau en geslacht. De resultaten van deze toets zijn te vinden in tabel 5.

Tabel 5 Afhankelijkheid van het oordeel van het panel

Slaapkamer Brieven naar school

df F p df F p

Leerjaar 1 14,567 <0,001 1 6,474 0,015

Niveau 4 11,475 <0,001 4 3,593 0,013

Geslacht 1 13,244 0,001 1 2,556 0,118

Uit deze tabel blijkt dat in de teksten met brieven naar school de score van het panel niet afhankelijk was van het geslacht. In alle andere gevallen was er wel sprake van onderlinge afhankelijkheid. Ondanks dat er geen duidelijk lineair verband te zien was tussen de niveaus en de scores van het panel, is er dus wel een sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen niveau en het oordeel van het panel.

26

4.2 Productie

De gemiddelden en standaarddeviaties van de verschillende groepen zijn terug te vinden in A, B, C en D in de bijlagen. De correlaties tussen de oordelen van het panel en de productie zijn te zien in de onderstaande tabel.

Tabel 6 Correlatie tussen de oordelen van het panel en de productie

Slaapkamer Brieven naar school

Productie P r P r

Aantal woorden <0,001 0,854 <0,001 0,833 Aantal Zinnen <0,001 0,818 <0,001 0,776

Woorden per zin 0,150 -0,188 0,227 -0,158

Finiete ww. <0,001 0,852 <0,001 0,792 Finiete ww. per zin 0,665 0,057 0,155 -0,186

Het aantal woorden en zinnen

Het aantal woorden en zinnen neemt niet lineair toe naarmate de niveaus hoger worden. In de teksten over de slaapkamer gebruiken bij de eersteklassers de leerlingen van de theoretische leerweg het meeste woorden, gevolgd door vwo, KBL, havo en tot slot BBL. Bij de derdeklassers gebruiken de vwo’ers de meeste woorden, gevolgd door havo, TL, KBL en tot slot weer BBL. Bij de brieven naar school gebruikten bij de eersteklassers de leerlingen van het vwo de meeste woorden, daarna KBL, TL, havo en tot slot BBL. Bij de derdeklassers gebruikten de leerlingen van de TL gemiddeld het meeste woorden, gevolgd door vwo, havo, BBL, en KBL. Ook voor het aantal zinnen gelden deze volgordes. Het aantal zinnen dat leerlingen gebruiken hangt nauw samen met het aantal woorden.

Voor de teksten over de slaapkamer geldt dat de verschillen in het aantal woorden en zinnen significant zijn tussen de beide leerjaren (woorden: df=1, F=6,302, p=0,016, zinnen: df=1, F=5,482, p=0,024), maar ook tussen de niveaus (woorden: df=4, F=8,971, p<0,001, zinnen: df=4, F=6,942, p<0,000) en de geslachten (woorden: df=1, F=10,433, p=0,002, zinnen: df=1, F=5,910, p=0,020). Ook was er voor het aantal woorden een significante interactie tussen leerjaar en niveau (df=4, F=3,194, p=0,023) (Zie tabel C in de bijlage). Dat de verschillen tussen de niveaus significant zijn is, zoals eerder opgemerkt, opmerkelijk, aangezien er geen lineair verband zit tussen de niveaus en de productie van het aantal woorden en zinnen. Uit het feit dat de verschillen tussen klas een en drie significant zijn, blijkt dat de derdeklassers in staat zijn langere teksten te produceren dan de eersteklassers. Voor de teksten over de slaapkamer geldt ook dat het verschil tussen jongens en meisjes significant is. De meisjes produceren langere teksten, met meer woorden en meer zinnen. Dat de jongens kortere teksten produceren kan te maken hebben met de motivatie. Voor deze opdrachten waren de doelen en persoonlijke voordelen voor de leerlingen niet duidelijk. Motivatie is een zeer belangrijke factor bij het schrijven, zoals blijkt uit het schema van Hayes (1996). Wellicht zijn jongens hier wat gevoeliger voor.

In de teksten met brieven aan school zijn geen significante verschillen gevonden in het aantal woorden en zinnen tussen leerjaar, niveau en geslacht.

27 Uit tabel 6 blijkt dat er een significante correlatie bestaat tussen de score van het panel en het aantal woorden en zinnen dat de schrijvers gebruiken. De correlatie is zeer hoog. Dat de score samenhangt met het aantal woorden en zinnen kan deels verklaard worden door de hoeveelheid informatie die leerlingen in hun teksten geven. In de onderstaande voorbeelden is dat goed te zien.

Ik heb een playstation en een wii op me kamer en natuurlijk een bed met kledingkast

Jongen – klas 1 KBL

Op mijn slaapkamer hangen en staan veel foto’s. Ik heb bloemetjes behang en op 2 andere muren zit vel groen en blauw behang in dezelfde kleuren als de bloemen. Mijn bed staat in de hoek van m’n kamer recht tegenover de deur. Mijn kamer is een beetje rechthoekig en mijn raam zit aan de korte kant van mijn kamer. Op mijn bureau staat een radio, liggen schriften en boeken van school, staan pennen en een lamp. Ik heb in een andere hoek van mijn kamer, naast mijn raam, een boekenkast staan. Daan zitten al mijn leesboeken en schriften van de vorige schooljaren in. Aan de lange kant van mijn kamer tegenover het bureau staat mijn klerenkast. Op mijn klerenkast staat foto’s van vroeger. Boven mijn bed hangen al mijn schoolfoto’s en foto’s van turnen. In het midden van mijn kamer aan het plafond hangt een prinsessen lamp.

Meisje – klas 3 havo

In de eerste tekst worden maar weinig woorden en zinnen gebruikt en de schrijver geeft erg weinig informatie. Deze tekst werd door het panel mede daardoor ook beduidend lager becijferd dan de tweede tekst.

Het aantal woorden per zin

Uit de studie van Harpin (1976) blijkt dat de lengte van zinnen en deelzinnen toeneemt naarmate leerlingen ouder worden. Ook uit de meer recente studie van Myhill (2008) bleek dat. Uit deze studie bleek ook dat betere schrijvers meer variëren met de zinslengte. In deze studie zijn er geen significante verschillen gevonden tussen leeftijd, leerjaar en geslacht en het aantal woorden per zin. Dit gold voor beide teksten.

Ook het panel baseerde zijn score niet op het aantal woorden per zin (tabel 6). Er is zelfs sprake van een negatieve correlatie. Dit is te verklaren doordat er veel leerlingen waren die hun teksten in hele lange zinnen schreven, terwijl de teksten daar niet per se beter van werden, zoals te zien is in het onderstaande voorbeeld.

Best Schoolbestuur

ik zou willen dat de gebouw blijft en dat kom omdat als de gebouw wordt verkocht er zelfs klassen weg moeten want dan is er te weinig ruimte op school en als de gym zaal weg gaat dan is er geen plek om lo te houden of de kantine weg is hangen de kinder doorheel de school en dat willen jullie sowie zo niet. Jongen – klas 1 BBL

Deze tekst bestaat maar uit één lange zin, op de aanhef na. Wanneer deze tekst was opgedeeld in kortere zinnen zou deze beter leesbaar zijn geweest. De onderstaande tekst bevat wel weer erg korte zinnen.

28 Mijn kamer is op de zolder van het huis. Daarom heeft mijn kamer schuine

wanden. Mijn kamer is ongeveer vier bij tien meter. Links, aan de schuine wand, zit een kantelbaar dakraam. Deze heeft een donkerblauw rolgordijn. Op één wand na zijn alle wanden in mijn kamer wit, bekleed met een glasvezel raster. De achterste wand is limegroen. Mijn kamer heeft een donkerblauwe vloerbedekking, dezelfde kleur als het rolgordijn. Op het plafond hangt een lamp met drie spotjes. Deze lamp is gemaakt van geborsteld roestvrijstaal. Tegen de achterste, groene, wand staat een witte kledingkast. Deze is ongeveer twee meter hoog, en een halve meter diep. Deze heeft twee grote deuren, met daaronder twee kleine lades. Links naast deze kast hangt een witte radiator. Rechts naast de kast staat een in verschillende tinten groen gestreepte mand. Links in mijn kamer, onder het dakraam, staat mijn bed. Dit is een witte boxspring, met het hoofdeinde naar de wand met de deur gericht. Onder het bed bevinden zich twee grote lades. Boven het bed hangt een plankje van ongeveer één meter lang. Hiernaast hangt een groen nachtlampje met buigbare stang. Jongen – klas 3 vwo

In deze tekst zou de leesbaarheid vergroot worden als er wat meer samengestelde zinnen in zouden staan. Het aantal woorden per zin zegt dus niet zoveel over de kwaliteit van de teksten en er zijn weinig significante verschillen in de zinslengte te zien tussen de verschillende leerjaren.

Het aantal finiete werkwoorden en het aantal finiete werkwoorden per zin

Door het aantal finiete werkwoorden te tellen, kun je kijken hoeveel deelzinnen er in een zin staan. Hoe meer deelzinnen, hoe complexer de zin. Harpin (1976) toonde aan dat de lengte van de deelzinnen toeneemt, naarmate kinderen ouder worden. De deelzinnen zijn ook langer bij betere schrijvers dan bij mindere schrijvers (Myhill 2008). Volgens Perera (1984) zijn oudere kinderen beter in staat complexere structuren toe te passen.

In het aantal gebruikte finiete werkwoorden zit wederom bij beide teksten geen logische lijn. Wel worden op de lagere niveaus wat minder finiete werkwoorden gebruikt dan op de hogere niveaus, maar er is geen lineair verband (zie Tabel A en B in de bijlage). Ook het aantal finiete werkwoorden hangt weer nauw samen met het aantal woorden en zinnen. In de teksten over de slaapkamer zijn er wel significante verschillen tussen leerjaar (df=1, F=7,812, p=0,008), niveau (df=4, F=7,768, p<0,001) en geslacht (df=1, F=8,557, p=0,006) in het aantal finiete werkwoorden. Er was ook een significante interactie tussen leerjaar en niveau (df=4, F=2,825, p=0,037). Het aantal finiete werkwoorden hangt weer samen met het aantal woorden en zinnen (Tabel C). Hetzelfde geldt voor de beoordeling van het panel. Er was een significante correlatie tussen het aantal finiete werkwoorden en de score van het panel (tabel 6), en de correlatie was weer zeer hoog. Ook dat kan weer te maken hebben met het aantal woorden en zinnen en de hoeveelheid informatie die daarmee gegeven kan worden in de teksten.

In Tabel D in de bijlage is te zien dat het gemiddelde aantal finiete werkwoorden bij de meisjes een stuk hoger ligt dan bij de jongens. Het verschil is echter niet significant. Dit kan ook weer te maken hebben met het feit dat de meisjes gemiddeld meer woorden en zinnen gebruikten en dus ook meer finiete werkwoorden. Wanneer je naar het aantal finiete werkwoorden per zin kijkt, verschillen de jongens en de meisjes weer niet zo veel van elkaar. Dat geldt ook voor de verschillende niveaus en de leerjaren. De aantallen finiete werkwoorden per zin liggen dicht bij elkaar.

29 Myhill (2008) en Harpin (1976) gaven al aan dat de deelzinnen langer worden, naarmate kinderen ouder worden. Meer finiete werkwoorden per zin betekent niet dat de deelzinnen langer zijn. In theorie zijn zinnen die uit meerdere deelzinnen bestaan wel complexer, maar uit de voorbeelden die gegeven zijn bij het aantal woorden per zin, blijkt dat langere zinnen niet altijd betere zinnen zijn. Uit het aantal finiete werkwoorden en het aantal finiete werkwoorden per zin vallen dus niet veel conclusies te trekken, behalve dan dat de verschillen tussen leerjaar, niveau en geslacht niet groot zijn.

4.3 Fouten

In deze paragraaf worden de verschillende categorieën fouten die de leerlingen maakten besproken. De gemiddelden, standaarddeviaties en verschillen tussen leerjaar, niveau en geslacht zijn te vinden in tabel A, B, C en E in de bijlage. De correlatie tussen het oordeel van het panel en de verschillende categorieën fouten staan in tabel 7.

Tabel 7 Correlatie tussen de oordelen van het panel en de gemaakte fouten

Slaapkamer Brieven naar school

Fouten P r P r Spelfouten 0,129 0,198 0,508 -0,087 % Spelfouten 0,002 -0,387 0,002 -0,383 Interpunctiefouten 0,711 -0,049 0,442 -0,101 % Interp. fouten <0,001 -0,483 <0,001 -0,467 Gram. fouten 0,584 0,072 0,653 -0,059 % Gram. fouten 0,007 -0,343 0,005 -0,361 Fouten in onz. wrd. 0,408 0,109 0,957 0,007 Me als bez. vnw. 0,271 -0,144

Spel-, interpunctie- en grammaticale fouten

Het aantal spel-, interpunctie- en grammaticale fouten bij alle teksten is geteld. Van der Gein (2012) maakte in haar onderzoek onderscheid bij grammaticale fouten onderscheid tussen vervoegingen, verwijsfouten en congruentiefouten. Ook spelfouten verdeelde zij onder: zuivere spelfouten, fouten in werkwoordspelling, fouten met voornaamwoorden en aaneenschrijffouten. In dit onderzoek is dat niet gedaan, omdat dat te arbeidsintensief zou zijn. De leerlingen konden gebruik maken van de spellingscontrole op hun computer. Toch zijn er nog veel fouten gemaakt die niet door de spellingscontrole als fout herkend werden.

Het panel heeft in de beoordeling rekening gehouden met het aantal fouten dat er gemaakt werd. Hierbij was er geen correlatie tussen de absolute aantallen spel-, interpunctie-, en grammaticale fouten, maar wel tussen de percentages van deze fouten ten opzichte van het totale aantal woorden. Bij beide teksten bleek dat er voor alle drie de soorten fouten een significante correlatie met de score van het panel (tabel 7). Deze correlaties zijn allemaal negatief, dus hoe minder de fouten voorkwamen, hoe hoger de score.

30 In het onderzoek van Schijf (2010) bij brugklasleerlingen bleek dat de leerlingen op het hoogste niveau de minste grammaticale fouten maakten en de leerlingen op het laagste niveau de meeste. Uit onderzoek van Van de Gein (2012) bij examenleerlingen bleek dat de vwo’ers minder spelfouten en grammaticale fouten maakten dan de havoërs. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat de percentages van de fouten bij de vwo’ers het laagst zijn en bij de leerlingen van de BBL het hoogst. De absolute aantal kunnen wel verschillen, omdat er nogal een verschil zit in het aantal woorden tussen de verschillende leerlingen. Er zit wederom geen logische lijn in de resultaten. De percentages fouten zijn bij de BBL leerlingen gemiddeld wel hoger en bij de vwo’ers lager, maar de vwo’ers scoren niet altijd het hoogst en de leerlingen van de BBL niet altijd het laagst. Er waren ook maar weinig significante verschillen in de aantallen fouten of de percentages fouten te vinden tussen leerjaar, niveau en geslacht. Alleen bij de percentages interpunctiefouten zat er voor beide teksten een significant verschil tussen leerjaar (Slaapkamer: df=1, F=6,156, p=0,017, brief: df=1, F=7,248, p=0,010), niveau (Slaapkamer: df=4, F=3,461, p=0,016, brief: df=4, F=3,134, p=0,024) en geslacht (Slaapkamer: df=1, F=6,719, p=0,013, brief: df=1, F=4,935, p=0,032). Bij de percentages spelfouten zat er bij beide teksten nog wel een significant verschil tussen de niveaus (Slaapkamer: df=4, F=7,783, p<0,001, brief: df=4, F=2,685, p=0,045), maar niet tussen de leerjaren en geslachten (Tabel C).

Een verklaring in deze resultaten is te vinden in het aantal woorden en zinnen dat de leerlingen hebben geschreven. Een voorbeeld:

Mijn kamer ziet er net als normale kamers uit, een bed, bureau, lamp, raam en een kast met kleren.

Jongen – klas een BBL

Dit is een heel korte tekst. Wanneer een leerling weinig woorden gebruikt, is er ook minder ruimte om fouten te maken. Ondanks dat er geen fouten in zitten, is deze tekst door het panel erg laag gewaardeerd, omdat er maar weinig concrete informatie in wordt gegeven.

Beste bestuur van het Zuyderzee College,

Ik heb onlangs gehoord dat de school moet bezuinigen, en dat jullie hierom van plan zijn een gebouw te verkopen. Ik vind dat een slecht idee. We hebben dan heel weinig lokalen. En als jullie van plan zijn het junior college te verkopen, waar moeten de brugklassers dan heen. Het is juist zo handig dat die niet gelijk bij heel oude mensen komen. En als u het senior gebouw van het vmbo wilt verkopen, waar moeten al de mensen van het vmbo dan heen. Als die naar de havo/vwo moeten krijg je een enorm niveauverschil, wat ook niet leuk is voor de mensen op

GERELATEERDE DOCUMENTEN