• No results found

Beoordeling van de opvoedsites

In document Online Opvoedingsondersteuning (pagina 38-52)

De resultaten van dit deel hebben betrekking op de moeders die alle vragen betreffende de beoordeling hebben ingevuld en die niet voor het op de opvoedsites kwamen (N=883). Een overzicht van de gemiddelden en standaarddeviaties van alle vragen over de beoordeling is te vinden in bijlage IV. In tabel 7 staan de scores (vijfpuntsschaal) van de beoordeling op de punten leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud uitgesplitst per opvoedsite.

Uit de resultaten blijkt dat de moeders positief zijn over de opvoedsites. Het gemiddelde van de opvoedsites (totaal) op de drie vragen over leesbaarheid is 4.48, op de vier vragen over gebruiksvriendelijkheid 4.19 en op de 8 vragen over de inhoud 3.92. Aan de moeders is ook gevraagd om in een rapportcijfer uit te drukken hoe ze deze drie aspecten beoordelen.

Gemiddeld geven ze voor de leesbaarheid een 7.9 (SD=0.09), voor de gebruiksvriendelijkheid een 7.7 (SD=1.06) en voor de inhoud een 8.0 (SD=0.93).

Tabel 7. Gemiddelden en standaard deviaties van leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud per website Aspecten

Websites Leesbaarheid Gebr.vriendelijkheid Inhoud

Ouders Online M 4.55 4.23 3.84

(N=726) SD 0.50 0.70 0.49

Opvoedendoejezo M 4.14 4.02 3.85

(N=49) SD 0.65 0.77 0.62

J/M Ouders M 4.06 3.96 4.45

(N=108) SD 0.75 0.77 0.65

M= Gemiddelde SD= Standaard Deviatie

Met behulp van een ANOVA is getoetst of er in de beoordeling van schalen leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud significante verschillen zijn tussen de drie websites.

Vervolgens zijn aan de hand van de Bonferroni toets alle websites paarsgewijs met elkaar vergeleken, zodat voor kanskapitalisatie word gecorrigeerd.

De gemiddelde scores van de aspecten leesbaarheid (F(2,883)=49.07, p<.05), gebruiksvriendelijkheid (F(2,883)=8.13, p<.05) en inhoud (F(2,883)=65.19, p<.05) verschillen significant tussen de drie websites. De leesbaarheid van Ouders Online wordt significant beter beoordeeld dan die van Opvoedendoejezo (d=0.71) en die van J/M Ouders (d=0.77). Ook de gebruiksvriendelijkheid van Ouders Online wordt significant beter beoordeeld dan die van J/M Ouders (d=0.37). De inhoud van J/M Ouders wordt daarentegen positiever beoordeeld dan die van Ouders Online (d=1.06) en die van Opvoedendoejezo (d=0.94).

4.5.1 Relatie functies en beoordeling

Met behulp van de Pearson’s correlatie is gekeken naar de samenhang tussen de verschillende functies en de beoordeling van de moeders voor de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud van de websites. Tussen alle zes de functies (oftewel de redenen van moeders om de opvoedsites te bezoeken) en de aspecten leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud bestaan matige significante verbanden (bijlage V).

Uitgaande van het idee dat ‘als men een dienst/activiteit regelmaat bezoekt, men deze ook positiever zal beoordelen’ is met behulp van Spearman’s rangorde correlatie de relatie tussen de ‘frequentie van het website bezoek’ en de beoordeling van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud onderzocht. Deze blijkt redelijk zwak, maar wel significant (resp. r= .27, r= .24, r= .10 bij p<.01).

Wanneer de significante relatie tussen de functies en de beoordeling van de drie aspecten gecontroleerd wordt voor de ‘frequentie van het website bezoek’, blijkt er geen relatie meer te zijn. De beoordeling van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud is dus wel afhankelijk van de ‘frequentie van het website bezoek’, maar niet van de functies van opvoedingsondersteuning. Oftewel, er is sprake van een derde variabele die het verband tussen de functies en de beoordeling verklaart.

4.5.2 Relatie clusters en beoordeling

Ook de relatie tussen de vijf clusters en de beoordeling van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud is onderzocht en gecontroleerd voor de ‘frequentie van het website bezoek’. De conclusie is hetzelfde als in de paragraaf hierboven is beschreven.

Er is geen significant verband te zien tussen de clusters en de beoordeling van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud, wanneer er gecontroleerd wordt voor de

‘frequentie van het website bezoek’.

5 DISCUSSIE

De laatste jaren is er een enorme toename te zien in het aantal opvoedsites. Steeds meer ouders geven de voorkeur aan informatiewebsites en online fora, oftewel laagdrempelige informatiepunten (van Egten, 2008). Het grote aantal respondenten (n=1005) in dit onderzoek en de hoge bezoekersaantallen van de opvoedsites bevestigen deze groeiende aandacht voor online opvoedingsondersteuning.

Uit de onderzoeken van Woolgar (2002), Walker (2005) en Ybarra en Suman (2006) bleek dat ouders informatie van het internet gebruiken naast nog vele andere vormen van ondersteuning. Ook uit de resultaten van het huidige onderzoek blijkt dat 88% van de moeders bij vragen rondom de opvoeding en ontwikkeling van hun kind op zijn minst één ander(e) persoon of instelling raadpleegt. De meeste moeders gaan te rade bij familie, vrienden, kennissen of buren (42.2%). Naast de opvoedsites maakt 90% van de moeders ook gebruik van een ander medium. Er wordt vooral gebruik gemaakt van geschreven materiaal:

27.9% van alle moeders leest tijdschriften en 22.1% leest boeken over de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen. Ondanks de mogelijkheden van het internet houden ouders dus vast aan ‘oude gewoontes’. Het gebruik van het internet komt bij het gebruik van andere formele en informele bronnen. Het zou echter interessant zijn om dit over een aantal jaar opnieuw te onderzoeken. Mogelijk is hierin dan wel een verschuiving te zien, omdat online opvoedingsondersteuning dan verder ontwikkeld is en waarschijnlijk veel nieuwe toepassingen kent.

Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar het gebruik van opvoedsites en met name waaróm mensen dit soort websites bezoeken. In het huidige onderzoek zijn de redenen van moeders om opvoedsites te bezoeken, onderzocht aan de hand van de functies van opvoedingsondersteuning. Voor zover bekend is deze methode uniek. De enige studie waarvan ook bekend is dat ze aandacht besteed hebben aan de redenen, is de studie van de studenten van de Fontys Hogeschool. Het aantal respondenten in dit onderzoek was echter redelijk laag en de gebruikte onderzoeksmethode vrij beperkt. De respondenten kregen enkel een aantal keuzemogelijkheden en daaruit werden percentages berekend. De resultaten lieten zien dat 77% van de ouders graag informatie wil krijgen, 16% herkenning wil vinden, 4% een mening wil ontvangen en 3% op zoek is naar een luisterend oor (Dinther, 2003).

Door de gebruikte onderzoeksmethode en de geringe omvang van de respons zijn de resultaten van het onderzoek van Dinther (2003) moeilijk vergelijkbaar met de resultaten van het huidige onderzoek. Wel wordt duidelijk dat óók in het huidige onderzoek het ontvangen van ‘informatie’ en ‘instrumentele steun’, twee functies waartussen een sterke samenhang bestaat, door de moeders het meest belangrijk wordt gevonden. Over de functies zelfhulp, advies, amusement en emotionele steun, kunnen we minder krachtige uitspraken doen over de volgorde, oftewel welke functies belangrijke redenen zijn om de opvoedsites te bezoeken. Er zit namelijk redelijk veel variatie in de scores van de stellingen binnen de functies. Het grootste verschil zien we bij de functie emotionele steun: 72% van de moeders zoekt een steuntje in de rug en maar 18% zoekt troost op de opvoedsites. Ondanks dat de functie emotionele steun op de laatste plaats komt, wanneer we kijken naar het gemiddelde, blijkt deze functie dus wel degelijk een reden voor moeders om de opvoedsites te bezoeken. Het hangt echter af van de vraag die aan de bezoekers gesteld wordt.

Aanvankelijk werd verwacht dat er in de functies grote verschillen te zien zouden zijn tussen websites. Dit blijkt echter niet zo te zijn; voor alle websites zien we hetzelfde patroon.

De scores van de functies zelfhulp, advies, emotionele steun en amusement van Ouders Online liggen alleen wel allemaal (wat) hoger dan die van J/M Ouders en Opvoedendoejezo.

De moeders vinden deze functies dus belangrijker dan de moeders van de andere twee websites. Het is lastig om dit verschil te verklaren. Allereerst zijn de scores gecontroleerd voor de frequentie waarmee de moeders de websites bezoeken, omdat Ouders Online significant vaker wordt bezocht dan de andere twee websites. De frequentie blijkt echter niet van invloed op de functies. Vervolgens zijn er een aantal achtergrondkenmerken van de website in overweging genomen als mogelijke verklaring voor het hoger uitvallen van de scores van de functies op Ouders Online. De websites verschillen namelijk onderling van elkaar op een aantal belangrijke punten. Het bezoekersaantal van Ouders Online ligt een stuk hoger en deze website bestaat het langst vergeleken met Opvoedendoejezo en J/M Ouders.

Daarnaast functioneert Ouders Online onafhankelijk en de andere twee websites niet.

Opvoedendoejezo is namelijk verbonden aan de omroep KRO en J/M Ouders aan een het tijdschrift J/M. Toch is het niet denkbaar dat deze achtergrondkenmerken ervoor gezorgd hebben dat de scores van alle vier de functies hoger uitvallen. De enige mogelijke verklaring die we uit dit onderzoek kunnen halen is dat de respondenten de vragenlijst positiever hebben

ingevuld, omdat de redactie van Ouders Online aangekondigd heeft cadeautjes te verloten. Dit kan het enthousiasme van de respondenten vergroot hebben.

Het verschil met andere vormen van opvoedingsondersteuning is dat opvoedsites ouders verschillende diensten en activiteiten, oftewel verschillende functies, bieden. Je kunt er informatie krijgen, én advies van een pedagoog, én in contact treden met andere ouders. De moeders in het huidige onderzoek blijken inderdaad vaak meerdere redenen te hebben om de opvoedsites te bezoeken. Op basis van de redenen die moeders hebben om de websites te bezoeken zijn er vijf clusters gevormd uit de data. Net als in het onderzoek van Nicholas, Huntington en Williams (2001), dat onderzoek deed naar het zoekgedrag van mensen op gezondheidsites, is er in het huidige onderzoek ook één cluster (cluster 4) dat een ongedifferentieerd patroon laat zien en alle functies belangrijk vindt. Daarentegen zijn de respondenten uit de andere vier clusters selectiever. Ze laten één of meerdere functies in lichte mate boven de rest uitsteken. Deze bevinding komt overeen met het resultaat van de Boston Consulting Group (BCG 2001, Poensgen & Larsson 2001). Zij stelden dat bezoekers van gezondheidssites alleen geïnteresseerd zijn in de informatie die op hun situatie of conditie van toepassing is en niet ‘surfen’ op het web voor algemene informatie of producten. In overeenstemming met de uiteenlopende resultaten wat betreft het zoekgedrag van bezoekers van gezondheidsites zien we ook voor opvoedsites verschillen in het zoekgedrag van de moeders.

In het huidige onderzoek zijn het forum en de vraagbank in verband gebracht met de functies van opvoedingsondersteuning. Verwacht werd dat er, net als in het onderzoek van Nicholas, Huntington en Williams (2001), een verband bestaat tussen de redenen die de moeders hebben om opvoedsites te bezoeken en de diensten waarbij ze uiteindelijk terechtkomen. Het blijkt dat er inderdaad een relatie bestaat tussen het forum en de functies zelfhulp, amusement en emotionele steun. Deze relatie is te verklaren omdat het forum dé plek is waar ouders contact hebben met elkaar en elkaar ondersteunen (Mickelson, 1997).

Opmerkelijk is echter de relatie tussen het forum en de functie amusement. Mogelijk bezoeken moeders het forum ook voor hun plezier. Voor de vraagbank zien we een relatie met de functies advies en instrumentele steun. Deze relatie was ook te verwachten, aangezien er via de vraagbank door een deskundige adviezen en tips gegeven worden.

Ook de relatie tussen de clusters en het forum, dan wel vraagbank, is betekenisvol. Zo blijkt dat in de clusters waarbij zelfhulp uitsteekt boven de rest van de functies, de meeste

moeders het forum heel belangrijk vinden. De samenhang tussen de redenen van moeders om opvoedsites te bezoeken en de verschillende onderdelen levert een belangrijke aanwijzing voor het feit dat het zinvol is om verschillende clusters te onderscheiden. Daarnaast leveren deze bevindingen het bewijs dat we met de VROBO werkelijk meten wat we willen meten;

het is dus een valide meetinstrument.

Over de beoordeling van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud van opvoedsites werden van tevoren geen verwachtingen uitgesproken. De moeders zijn over het algemeen zeer tevreden over de websites en geven gemiddeld voor de leesbaarheid een 7.9, voor de gebruiksvriendelijkheid een 7.7 en voor de inhoud een 8.0. In de beoordeling van deze drie aspecten zijn echter wel verschillen aan te wijzen tussen de websites. Het grootste verschil is te zien in de beoordeling van de inhoud van de websites. J/M Ouders scoort veel beter op de inhoud dan Ouders Online en Opvoedendoejezo. Wellicht zijn de bezoekers van J/M Ouders minder kritisch op de relevantie en de betrouwbaarheid van de informatie, waardoor de scores hoger uitvallen. Een plausibelere verklaring is echter dat de inhoud daadwerkelijk goed aansluit bij de vraag van de moeders, wat de tevredenheid vergroot. De inhoud van de website is namelijk heel concreet. Op de website worden twee leeftijdscategorieën onderscheiden, van 4 t/m 12 jaar en van 13 t/m 18 jaar, en voor beide leeftijdsgroepen is er over de thema’s opvoeden, gezondheid, school en vrije tijd informatie te vinden.

Hoewel er verwacht werd dat de motivatie van ouders een belangrijke rol zou spelen in de beoordeling blijkt uit de resultaten dat er geen relatie bestaat tussen de functies en de beoordeling van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud van de websites. Oftewel de reden die moeders hebben om opvoedsites te bezoeken, beïnvloeden de beoordeling dus niet. De frequentie waarmee de moeders de opvoedsites bezoeken is daarentegen wel van invloed op de beoordeling van de drie aspecten. Dit suggereert dat het voor de beoordeling eerder van belang is hoe actief je een website bezoekt, dan met welke achterliggende reden.

Mogelijk is dit te wijten aan het feit dat je niet op een website terugkeert als je deze niet makkelijk hanteerbaar, goed leesbaar of inhoudelijk sterk vindt.

Naar aanleiding van dit onderzoek zijn er een aantal aanbevelingen te doen. Zoals al eerder werd vermeld, geven zeer veel moeders aan naast de opvoedsites ook gebruik te maken van andere bronnen, zoals familie, vrienden, artsen, leerkrachten en pedagogen. Voor de praktijk is het echter belangrijk meer duidelijkheid te krijgen over hoe opvoedsites het

gebruik van de andere bronnen beïnvloeden. Wellicht proberen ouders door het internet vaker zelf een probleem te diagnosticeren en/of op te lossen, zoals ook bleek uit het onderzoek van Ybarra en Suman (2005). Zij vonden in hun onderzoek dat twee op de vijf mensen gezondheidssites bezochten om een probleem te diagnosticeren en één op de drie om een gezondheidsprobleem behandelen. Ook is het mogelijk dat ouders bepaalde stappen in hun zoektocht naar hulp overslaan, omdat ze op het internet al bruikbare informatie vinden. Het advies van een tussenpersoon, zoals bijvoorbeeld een huisarts, is dan niet meer nodig.

Vervolgonderzoek moet uitwijzen hoe opvoedsites precies gebruikt worden en op welke manier het internet een aanvulling is op het gebruik van andere bronnen.

Een andere aanbeveling doe ik naar aanleiding van mijn stage bij de KRO en heeft betrekking op de informatievoorziening van de websites. Binnen de redactie van de KRO werken namelijk alleen journalistiek geschoolde mensen, terwijl ik van mening ben dat er bij dit soort websites ook enkele vakspecialisten op het gebied van de pedagogiek of ontwikkelingspsychologie aanwezig moeten zijn. Pedagogen en psychologen zijn op de hoogte van wat er speelt in het veld en vormen zo een snelle schakel tussen de wetenschap en praktijk. Tevens zijn zij inhoudelijk kritisch over opvoedingsvoorlichting. Dat is belangrijk, omdat veel ouders vertrouwen op de informatie die ze lezen. Ik vind dat er meer controle mag zijn op de informatievoorziening aan ouders. Door de overheid - die wel controle uitoefent en subsidies verstrekt aan initiatiefnemers die zich richten op signalering, preventie, zelfhulp, en dergelijke - dan wel door andere instanties. Mogelijk zou men kunnen werken met een keurmerk voor goede opvoedsites.

Beperkingen

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Zoals in §3.2 al kort is toegelicht, is er bij de werving van de respondenten sprake van zelfselectie, waardoor er geen controle kan worden uitgeoefend op het selectieproces. Hierdoor bestaat de kans dat de steekproef van dit onderzoek niet representatief is voor de populatie, oftewel de bezoekers van opvoedsites. Om dit probleem te voorkomen moet de steekproef vergeleken worden met een bestaand overzicht van de werkelijke bezoekers van de websites, maar de redacties hadden niet de beschikking over deze gegevens. In het huidige onderzoek is er daarom in ieder geval voor gezorgd dat het aantal respondenten voldoende groot was en dat de data zorgvuldig gecontroleerd werden.

Door het lage percentage mannen in de steekproef (2.7%) konden er helaas alleen uitspraken gedaan worden over de moeders/verzorgsters, hoewel dit niet het doel van de studie was. Het lage aantal mannen in de steekproef wekt de indruk dat ook onder de bezoekers van opvoedsites de mannen sterk ondervertegenwoordigd zijn. Mogelijk zijn het vooral de moeders die zich bezig houden met de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen waardoor zij met name geïnteresseerd zijn in dit soort websites.

Daarnaast bestaat de kans dat de resultaten beïnvloed zijn omdat de redactie van Ouders Online de respondenten wilde bedanken voor deelname aan het onderzoek. Zij hebben op de homepage van de website een oproep geplaatst met daarbij de aankondiging enkele cadeautjes te verloten onder de deelnemers. Het feit dat Ouders Online het onderzoek op deze manier wilde presenteren is mogelijk van invloed op de betrouwbaarheid van het onderzoek.

Tot slot moet genoemd worden dat de VROBO alleen inzicht geeft in individuele verschillen tussen bezoekers van opvoedsites en niet geschikt is om verschillen tussen het belang van redenen onderling aan te geven. De clusteranalyse laat echter zien dat de reden die gemiddeld genomen van het grootste belang wordt geacht, niet voor alle individuen de belangrijkste reden blijkt te zijn. Vanuit dit perspectief is het dus niet zinvol om voor de gehele groep bezoekers uitspraken te doen. De VROBO kan dan ook, op basis van de resultaten, gezien worden als een betrouwbaar en valide meetinstrument.

Conclusie

Online Opvoedingsondersteuning heeft de laatste jaren een belangrijke plaats ingenomen in het totale aanbod aan opvoedingsondersteuning. Het biedt een laagdrempelige vorm van ondersteuning waar de ouders van nu behoefte aan hebben.

Dit onderzoek bekeek het gebruik van opvoedsites en toonde aan dat veel moeders, naast opvoedsites, nog diverse andere bronnen raadplegen. Daarnaast lieten de resultaten zien dat de moeders het zoeken van informatie en instrumentele steun het meest belangrijk vinden, maar dat ook het ontvangen van zelfhulp, advies, amusement en emotionele steun voor veel moeders belangrijke redenen zijn. Op basis van de redenen zijn de respondenten verdeeld in vijf clusters. De clusters verschillen in de functies die van belang worden geacht. Op één cluster na, laten alle groepen één of meerdere functies in lichte mate boven de rest uitsteken.

Tussen het forum, dan wel vraagbank, en de redenen die moeders hebben om de websites te bezoeken bestaat een betekenisvolle relatie. Opmerkelijk genoeg is er geen relatie te zien

tussen de functies en de beoordeling van de leesbaarheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud van de websites. De frequentie waarmee de moeders de websites bezoeken is daarentegen wel van invloed op de beoordeling. Concluderen kunnen we stellen dat dit de eerste studie is die, aan de hand van een betrouwbaar en valide meetinstrument, inzicht geeft in de redenen van moeders om opvoedsites te bezoeken, het gebruik en de beoordeling van dit soort websites.

LITERATUURLIJST

Belmans, H. & van Belle, K. (2003). Opvoedingsondersteuning online. Inventaris van

websites en inhoudsanalyse van vragen van ouders. Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen.

Bergen, van A., De Geus, G & Van Ameijden, E. (2005). Behoefte aan opvoedings-ondersteuning bij Utrechtse ouders en verzorgers. Utrecht: GG&GD Utrecht.

Boudewijnse, H.B., van Lokven, E., Oskam, E., Boere-Boonekamp, M.M., de Kuiper, M.,

Boudewijnse, H.B., van Lokven, E., Oskam, E., Boere-Boonekamp, M.M., de Kuiper, M.,

In document Online Opvoedingsondersteuning (pagina 38-52)