• No results found

Zoals eerder vermeld is deze procedure gebaseerd op een recente uitspraak uit Engeland120. In deze zaak had een arts ook een informeel verzoek gedaan bij de rechtbank voor toestemming tot het overgaan tot een gedwongen keizersnede. Deze rechter in Engeland nam dit

betreffende verzoek wel in behandeling en deed na hoor en wederhoor uitspraak tot

medewerking van de zwangere vrouw tot een keizersnede. Hierdoor is er een leven van een kind gered. Deze zaak is het levende bewijs van het voordeel dat voortvloeit uit de geschetste procedure.121 Daarnaast is de procedure zeer laagdrempelig en simpel toe te passen omdat er alleen een informeel verzoek van de arts bij de rechtbank nodig is, die de procedure in gang zet.122

Door deze beschreven procedure wordt ook de emancipatie van de rechten van het ongeboren kind bevorderd. Het belang van een ongeboren kind, bij een goede bevalling doormiddel van een sectio, wordt bevorderd tot een recht van het ongeboren kind wat jegens de moeder kan worden ingezet.123 Daarnaast realiseert deze beschreven procedure de mogelijkheid dat een beschreven situatie tijdens de bevalling niet meer louter beoordeeld wordt vanuit de moeder als individu waaronder ook het ongeboren kind valt. De procedure voorziet dat moeder en ongeboren kind als ‘los’ van elkaar worden gezien en beide individueel onderdeel zijn van de medische ingreep, ook wel de sectio. Het ongeboren kind heeft dus net zoveel aandeel in de beoordeling als de moeder. Er wordt dus niet alleen maar rekening gehouden met het recht van de moeder maar ook met het recht van het ongeboren kind.124 Het kind krijgt een eigen juridisch belang in de situatie. Door dit belang, en het medisch belang, wat het kind heeft bij

120 High Court, 28 January 2014, EWHC 132 (Fam). (Great Western Hospitals NHS Foundation Trust vs. AA & Ors); De

Groot, NJB 2015, p. 1656-1657.

121 De Groot, NJB 2015, p. 1656-1657. 122 De Groot, NJB 2015, afl. 41. 123 De Groot, NJB 2015, afl. 41. 124 De Groot, NJB 2015, afl. 41.

de sectio kunnen kinderlevens gered worden.125 Daarbij vermeldt de beraadgroep ook nog dat de medische ingreep, de sectio, op zich niet verandert door deze procedure. De ingreep blijft dezelfde zoals vrouwen deze vaak vrijwillig ondergaan.126

Een wilsbekwame vrouw is zelf in staat tot en mag daarom ook zelf bepalen of er een

medische ingreep bij haar mag worden verricht. De beraadgroep betwist alleen dat wanneer je als vrouw midden in een bevalling verkeert of je op dat moment wel in staat bent een

weloverwogen besluit te nemen, ook wel of de zwangere vrouw in deze situatie wilsbekwaam kan worden geacht. Het is volgens de beraadgroep onduidelijk of de zwangere na afloop nog achter haar beslissing zal staan, die zij heeft genomen op dat cruciale moment tijdens de bevalling. Dit wordt voorkomen door deze beschreven procedure.127 Ze zullen natuurlijk eerst de zwangere vrouw vragen om toestemming tot de medische ingreep. Weigert de vrouw deze ingreep dan zal pas het informele verzoek bij de rechter ingediend worden. De rechter bepaalt dan of de vrouw in staat was tot het nemen van deze beslissing en of deze beslissing na afweging van rechten en plichten van moeder en kind te rechtvaardigen is. Zo niet dan doet de rechter na eigen afweging zijn eigen uitspraak over de betreffende situatie, die bindend is.128

Meerdere juridische auteurs hebben zich uitgelaten over de bovenstaande procedure van de Groot e.a. Volgens De Ruijter is het een nadeel van de procedure dat hij niet toepasbaar is op wilsbekwame zwangere vrouwen. De Engelse uitspraak waar de procedure op is gebaseerd ging namelijk om een wilsonbekwame zwangere vrouw die een keizersnede moest ondergaan in haar belang en niet in belang van het kind.129 De wilsbekwaamheid blijft volgens De Ruijter buiten kijf in de procedure beschreven door de beraadgroep. De Beraadgroep gaat er namelijk vanuit dat eigenlijk geen één vrouw tijdens de bevalling geacht wordt een goede keuze te kunnen maken aangaande haar ongeboren kind.130 Daarnaast heeft De Ruijter ethisch bezwaar tegen de procedure. Zij acht de procedure niet nodig. Zij bepleit dat er toch wel vanuit mag worden gegaan dat vrouwen bepaalde keuzes aangaande de baring maken omdat zij daarmee in het belang en tot bescherming van hun kind weten te handelen.131 De Ruijter acht ook de procedure praktisch onmogelijk. In de procedure staat de bescherming van de

125 De Groot, NJB 2015, afl. 41. 126 De Groot, NJB 2015, afl. 41. 127 De Groot, NJB 2015, afl. 41. 128 De Groot, NJB 2015, afl. 41.

129 High Court, 28 January 2014, EWHC 132 (Fam). (Great Western Hospitals NHS Foundation Trust vs. AA & Ors); De

Ruijter, NJB 2015, afl. 25, p. 1658.

130 De Ruijter, NJB 2015, afl. 25, p. 1658. 131 De Ruijter, NJB 2015, afl. 25, p. 1658.

lichamelijke integriteit van het ongeboren kind boven die van de moeder. Dit is volgens De Ruijter niet te verdedigen, de lichamelijke integriteit van de moeder zou op zijn minst gelijk moeten zijn aan dat van het kind. Dit omdat zij in één lichaam verkeren en de lichamelijke integriteit van beide individuen volledig van elkaar afhankelijk is. Om het recht op

lichamelijke integriteit van het kind te beschermen door een sectio uit te voeren op de moeder, maak je een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de moeder.132 De toepasbaarheid van procedure is zeer moeilijk te realiseren vanwege de afhankelijkheid van de lichamelijke integriteit van beide partijen, een keuze hierin maken is praktisch onmogelijk.133

Tot slot acht De Ruijter het nadelig dat de gehele procedure gebaseerd is op de overgerekte zorgplicht van de moeder jegens het ongeboren kind, want uit bovenstaande blijkt dat lichamelijke integriteit op zichzelf geen sterk uitgangspunt is vanuit het ongeboren kind. De doorslaggevende factor is de zorgplicht op basis waarvan de moeder geacht wordt het kind te redden doormiddel van een sectio. 134 Dit is juridische zeer bezwaarlijk omdat de zorgplicht zwaarder weegt dan grondrechten van de moeder, namelijk lichamelijke integriteit en bescherming van de privésfeer.135

Volgens Duijst is het zeer nadelig voor de procedure dat het niet voldoet aan de criteria die door de EVRM en GW zijn gesteld.136

Ten eerste is er in Vo vs Frankrijk137 bepaald dat een zwangere vrouw bescherming geniet van haar lichamelijke integriteit volgens de EVRM. Het feit dat de procedure de bescherming van de lichamelijke integriteit van het ongeboren kind laat prevaleren boven die van moeder gaat dus niet samen met wat bepaald is door de EHRM.138 Daarnaast is het nadelig dat niet duidelijk is of een sectio noodzakelijk is om de gezondheidsbelangen van het ongeboren kind te garanderen. Dit is niet duidelijk te bepalen voor artsen, dus is het de vraag of deze

procedure überhaupt wel nodig is.139 De lichamelijke integriteit is ook in Nederland hoog beschermd, er mag alleen inbreuk worden gemaakt bij toestemming, zo blijkt uit Boek 7, titel 7, afdeling 5 BW waarin de patiënten rechten staan beschreven. Deze toestemming wordt volgens Duijst in de procedure buiten beschouwing gelaten.140 Het zou alleen kunnen dat in de verhouding moeder kind het zwaartepunt bij het kind ligt maar dit is niet zo volgens 132 De Ruijter, NJB 2015, afl. 25, p. 1658. 133 De Ruijter, NJB 2015, afl. 25, p. 1658. 134 De Ruijter, NJB 2015, afl. 25, p. 1658. 135 De Ruijter, NJB 2015, afl. 25, p. 1658. 136 Duijst, NJB 2015, afl.40.

137 EHRM 8 juli 2004, appl. nr. 53924/00 (Vo vs. Frankrijk).

138 EHRM 8 juli 2004, appl. nr. 53924/00 (Vo vs. Frankrijk); Duijst, NJB 2015, afl. 40. 139 Duijst, NJB 2015, afl. 40.

Duijst.141 Uit artikel 11 GW blijkt ook dat een inbreuk op dit artikel, lichamelijke integriteit, alleen gelegitimeerd is bij wet. De regeling van een bijzondere curator, artikel 1:2 BW, en artikel 1:247 BW, de zorgplicht van de moeder, geven niet genoeg legitimatie tot inbreuk op de lichamelijke integriteit en dus ook niet een gedwongen sectio, zo pleit Duijst.142

Tot slot vindt punt 7 in de procedure, betreffende dwang, volgens Duijst geen

rechtvaardiging. Een gedwongen sectio is op zichzelf al ernstig geweld. Dit zou alleen mogen bij wettelijke legitimatie. Extra geweld om een gedwongen sectio te verwezenlijken valt volgens Duijst wettelijk niet te rechtvaardigen. Alle vormen van geweld tijdens een medische ingreep betreffende geboorte vinden in geen enkele vorm rechtvaardiging in de wet.143 De procedure doorstaat dus niet de mensenrechtelijke toets, zo pleit Duijst.

Vervolgens haalt Duijst aan dat er in haar opinie te weinig situaties zijn in praktijk die wijzen op de noodzakelijkheid van de procedure.144 Daarnaast is in Duijst haar ogen de procedure het begin van het einde in bescherming van de mensenrechten. Je kan door deze procedure te gemakkelijk inbreuk maken op mensen- en grondrechten van anderen. Men zou zich kunnen afvragen of wij dat als samenleving moeten willen.

4.6 Tussenconclusie

De vraag is of de Actio Caesarea een oplossing kan zijn die inbreuk op het

zelfbeschikkingsrecht van de vrouw rechtvaardigt. De procedure in zijn huidige vorm is juridisch niet te rechtvaardigen, maar ethisch wel zeer wenselijk, zo blijkt uit de beoordeling in paragraaf 5. Met bepaalde belangrijke juridische elementen heeft de beraadgroep immers geen rekening gehouden. Het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijk integriteit van de zwangere vrouw is buiten kijf gelaten. Onder de voorwaarde van wilsonbekwaamheid van de zwangere vrouw zoals vastgelegd in de uitspraak van de High Court uit Engeland145, waar de procedure gedeeltelijk op is gebaseerd ( paragraaf 4.3) , zou het juridisch wel mogelijk zijn om een procedure te realiseren zonder dat er rekening gehouden moet worden met het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van de zwangere vrouw. Zo blijkt uit artikel 7:450 lid 2 en lid 3 BW dat een arts mag ingrijpen als de gezondheid van een patiënt ernstig in gevaar is, maar hij niet in staat is tot het geven van toestemming voor de medische behandeling vanwege fysieke of psychische redenen.

141 Duijst, NJB 2015, afl. 40. 142 Duijst, NJB 2015, afl. 40. 143 Duijst, NJB 2015, afl. 40. 144 Duijst, NJB 2015, afl. 40.

Daarnaast zou de lichamelijke integriteit omzeild kunnen worden als de probleemsituatie, zoals in de inleiding van dit onderzoek beschreven, toeziet op een keizersnede in belang van de zwangere vrouw in plaats van het belang van het ongeboren kind. Vanuit dat perspectief is de te gebruiken dwang om de keizersnede uit te kunnen voeren beter te rechtvaardigen

aangezien de dwang dan in het belang is van de zwangere vrouw en omdat de keizersnede uitgevoerd wordt op het lichaam van de zwangere vrouw en niet op het lichaam van het ongeboren kind. Wanneer de rechtbankprocedure op basis van deze voorwaarden zou worden aangepast, dan is de procedure juridisch te rechtvaardigen en dus te realiseren. Dit zou ook de ethische wenselijkheid doen uitkomen. De procedure Actio Caesarea zou dus een oplossing kunnen zijn, die inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw rechtvaardigt, maar niet in zijn huidige vorm. In het volgende hoofdstuk zullen alle bevindingen van dit onderzoek gebundeld worden in een conclusie en zal er een antwoord gegeven worden op de

5. Conclusie

Afsluitend zullen alle bevindingen voortvloeiend uit dit onderzoek gebundeld worden om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag. Namelijk de vraag of er juridische mogelijkheden zijn om een zwangere vrouw tegen haar wil een keizersnede te laten ondergaan, zulks in het belang van haar ongeboren kind.

Het onderzoek naar het antwoord op de vraag werd dan ook aangevangen met een

uiteenzetting van het uitgangspunt van het onderzoek, namelijk het zelfbeschikkingsrecht van de zwanger vrouw. In de opeenvolgende hoofdstukken werd er gekeken naar een mogelijke, juridisch te rechtvaardigen, inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere vrouw, die een keizersnede tegen de wil van de zwangere vrouw in belang van haar ongeboren kind mogelijk maakte.

Het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere vrouw is het uitgangspunt, waarop een medische ingreep, dus ook een keizersnede, geweigerd kan worden ook al is deze in belang van het ongeboren kind. Het zelfbeschikkingsrecht is een uitwerking van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op lichamelijke integriteit, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet(GW). Deze rechten zijn ook neergelegd in artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Uit de jurisprudentie blijkt ook dat het recht op zelfbeschikking en dus

keuzevrijheid van de zwangere vrouw hoog in het vaandel staat en dat altijd gehandeld dient te worden in het beste belang van de zwangere vrouw.

Ten eerste is er gekeken of de wet een gerechtvaardigde inbreuk kan maken op het

zelfbeschikkingsrecht van de zwangere vrouw in het belang van het kind, om er zo voor te zorgen dat de keizersnede, die de zwangere vrouw weigert, toch uitgevoerd kan worden. Kortom of het ongeboren kind wettelijke bescherming geniet. Het recht op leven blijkt geen bescherming te zijn voor het ongeboren kind want de EHRM en de Europese Commissie hebben nog geen duidelijke uitspraak gedaan of de ongeborene onder de bescherming van artikel 2 EVRM, het recht op leven, valt. Voor nu geniet de ongeboren vrucht dan ook geen bescherming op Europees niveau onder het EVRM en de IVRK. Het prenataal belang en de zorgplicht van de moeder blijken wel wettelijk bescherming te kunnen bieden voor het ongeboren kind. Het prenataal belang biedt bescherming, wanneer er sprake is van medische belang bij de foetus, in dit geval dus de keizersnede, en de ongeborene als reeds geboren

wordt aangemerkt onder artikel 1:2 BW. Dit maakt dat het ongeboren kind, net als de moeder, als rechtssubject wordt behandeld en het belang van het ongeboren kind even zwaar weegt als die van de moeder. De zorgplicht biedt bescherming omdat het de morele en juridische plicht is van de ouder om zijn kind zo goed mogelijk te verzorgen. Deze zorgplicht houdt in dat het medisch belang van de ongeborene gewaarborgd dient te worden. Dit kan betekenen dat de moeder onder dwang in het medisch belang van haar foetus een keizersnede zal moeten ondergaan, omdat dit onder haar zorgplicht valt jegens de ongeborene, die als reeds geboren is aangemerkt.

Het prenataal belang en de zorgplicht van de moeder zijn alleen niet gebaseerd op

grondwetten, waar het zelfbeschikkingsrecht van de moeder juist wel op is gebaseerd. Bij de wettelijke hiërarchie staat de grondwet boven alle andere formele en materiële wetten. Dit maakt dat het zelfbeschikkingsrecht van de moeder boven het prenataal belang en de zorgplicht van de moeder staat. Vele juridische auteurs hebben een uitgesproken mening aangaande het prevaleren van het belang van de zwangere vrouw of het ongeboren kind. Sommige auteurs achten een inperking van het zelfbeschikkingsrecht gerechtvaardigd, omdat dit wordt gezien als goede zorg en andere auteurs zijn het hier fundamenteel mee oneens en zijn van mening dat geen een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht is gerechtvaardigd. Er bestaat dus geen consensus binnen de gemeenschap van juridische auteurs omtrent dit onderwerp. In de wet is er dus geen mogelijkheid te vinden die inbreuk kan maken op het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere vrouw in belang van het ongeboren kind.

Ten tweede is er gekeken of de rechtbankprocedure Actio Caesarea een oplossing zou kunnen zijn die inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw rechtvaardigt. De procedure is in zijn huidige vorm juridisch niet te rechtvaardigen, maar ethisch wel zeer wenselijk, zo blijkt uit de beoordeling. Met bepaalde belangrijke juridische elementen heeft de beraadgroep immers geen rekening gehouden. Het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijk integriteit van de zwangere vrouw is buiten kijf gelaten. Om het recht op lichamelijke integriteit van het kind te beschermen door een sectio uit te voeren op de moeder, wordt immers wel een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de moeder. De toepasbaarheid van procedure is zeer moeilijk te realiseren vanwege de afhankelijkheid van de lichamelijke integriteit van beide partijen.

Onder de voorwaarde van wilsonbekwaamheid van de zwangere vrouw, onder artikel 7:450 BW, zoals vastgelegd in de uitspraak van de High Court in Engeland146, waarop de procedure van Actio Caesarea gedeeltelijk is gebaseerd, zou het juridisch wel mogelijk zijn om een procedure te realiseren zonder dat er rekening gehouden moet worden met het

zelfbeschikkingsrecht van de zwangere vrouw. Indien de zwangere vrouw wilsonbekwaam wordt verklaard is er geen toestemming nodig van de zwangere vrouw voor de keizersnede. Zo blijkt uit artikel 7:450 lid 2 en lid 3 BW dat een arts mag ingrijpen als de gezondheid van een patiënt ernstig in gevaar is, maar hij niet in staat is tot het geven van toestemming voor de medische behandeling vanwege fysieke of psychische redenen.

Daarnaast zou de lichamelijke integriteit van de zwangere vrouw omzeild kunnen worden als de probleemsituatie, zoals in de inleiding van dit onderzoek beschreven, toeziet op een keizersnede in belang van de zwangere vrouw in plaats van het belang van het ongeboren kind. Vanuit dat perspectief is de te gebruiken dwang om de keizersnede uit te kunnen voeren beter te rechtvaardigen, aangezien de keizersnede onder dwang dan uitgevoerd dient te worden in belang van de zwangere vrouw. Wanneer de rechtbankprocedure op basis van deze voorwaarden wordt aangepast, dan is de procedure juridisch te rechtvaardigen en dus te realiseren. De procedure Actio Caesarea is alleen in zijn huidige vorm, namelijk in belang van het ongeboren kind en op basis van een wilsbekwame zwangere vrouw, geen juridische te rechtvaardigen oplossing.

Zo blijkt uit de huidige wet en jurisprudentie, besproken in dit onderzoek, dat een absolute juridisch te rechtvaardigen mogelijkheid tot inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de zwangere vrouw in geval van een noodzakelijke keizersnede in belang van het ongeboren kind, niet bestaat. Het is niet mogelijk een zwangere vrouw een gedwongen keizersnede te laten ondergaan terwijl zij wilsbekwaam is en de keizersnede puur en alleen in belang is van haar ongeboren kind. Daarmee is de conclusie dat inbreuk op de lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht nog altijd niet mogelijk is zonder de wilsonbekwaamheid.

Naar aanleiding van dit onderzoek dient er negatief antwoord te worden geven op de

onderzoeksvraag of er juridische mogelijkheden zijn om een zwangere vrouw tegen haar wil een keizersnede te laten ondergaan, zulks in het belang van haar ongeboren kind.

6. Aanbeveling

Uit bovenstaand onderzoek valt de algemene conclusie te trekken dat het enerzijds goed is dat de wet en de jurisprudentie zo duidelijk zijn aangaande de rechten en belangen van de

zwangere vrouw en het ongeboren kind in het geval van een noodzakelijke keizersnede, anderzijds maakt dit het antwoord op de onderzoeksvraag onbevredigend. Uit het onderzoek blijkt dat uit de literatuur de ethische wenselijkheid voortvloeit inzake de mogelijkheid om juridische stappen te kunnen zetten tegen de wilsbekwame zwangere vrouw die een

keizersnede weigert die in belang is van het ongeboren kind. Om die reden worden er nog twee aanbevelingen gedaan die een gedwongen keizersnede in het belang van het ongeboren kind mogelijk zouden kunnen maken.

Allereerst de aanbeveling om een onderzoekscommissie aan te stellen, die onderzoek gaat doen naar de mogelijkheid om een zwangere vrouw op basis van het verbod op verlate zwangerschapsafbreking een gedwongen keizersnede te laten ondergaan. De leden van de

GERELATEERDE DOCUMENTEN